ECLI:NL:RBOBR:2014:2372

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
01/845024-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van persoonlijke bezittingen van hoogbejaarden in verzorgingstehuizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in verzorgingstehuizen. De verdachte heeft in drie verschillende verzorgingstehuizen voorwerpen gestolen van hoogbejaarde inwoners, waaronder handtassen met geld en bankpassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 oktober 2013 in Oss een handtas heeft gestolen met daarin geld, een bril, een portemonnee, een identiteitskaart en een zorgverzekeringspas, toebehorende aan een slachtoffer. Daarnaast heeft hij in de periode van 24 tot en met 26 oktober 2013 geld gestolen uit geldautomaten met behulp van een gestolen PIN-pas. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 26 juli 2012 in Schiedam handtassen heeft gestolen uit verzorgingstehuizen, en op 1 december 2012 heeft hij geprobeerd een handtas te stelen uit een bejaardentehuis in Roosendaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten, de hoge leeftijd van de slachtoffers en het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij is in zijn geheel toegewezen, en de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845024-14
Datum uitspraak: 07 mei 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Oss met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis een
handtas met daarin geld (20 euro), een bril, een portemonnee met daarin een
bankpas, een idkaart en een zorgverzekeringspas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
hij op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
24 oktober 2013 tot en met 26 oktober 2013 te Oss en/of te Etten-Leur tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere, althans een,
geldautoma(a)t(en), heeft weggenomen hoeveelheden of een hoeveelheid geld, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
namelijk een (gestolen) PIN-pas, waarop verdachte en/of zijn mededader(s) geen
recht konden doen gelden;
hij op of omstreeks 26 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis, een
(hand-)tas met daarin een aantal bankpassen/PIN-passen en/of een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 26 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis, een
(hand-)tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 01 december 2012 te Roosendaal ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen uit een handtas op een kamer in bejaardentehuis
Eglantier, geld en/of goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk die kamer is
binnengegaan en zijn hand in die tas heeft gestoken, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen het medeplegen zoals onder 2 is ten laste gelegd. In afwijking van het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat hetgeen aan verdachte onder 5 is ten laste gelegd evenmin bewezen kan worden verklaard, zodat hij ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
op 24 oktober 2013 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis een handtas met daarin geld (20 euro), een bril, een portemonnee met daarin een bankpas, een id-kaart en een zorgverzekeringspas, toebehorende aan[slachtoffer 1];
Ten aanzien van feit 2.
op tijdstippen in de periode van 24 oktober 2013 tot en met 25 oktober 2013 te Oss en/of te Etten-Leur met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere geldautomaten, heeft weggenomen hoeveelheden geld, toebehorende aan[slachtoffer 1],
waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk een (gestolen) PIN-pas, waarop verdachte geen recht kon doen gelden;
Ten aanzien van feit 3.
op 26 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis, een (hand-)tas met daarin een aantal bankpassen/PIN-passen en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2];
Ten aanzien van feit 4.
op 26 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een verzorgingstehuis, een (hand-)tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3];
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest, met bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies van 17 februari 2014. Voorts vordert zij toewijzing van de civiele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het beslag stelt zij zich primair op het standpunt dat daarover geen beslissing hoeft te worden genomen nu verdachte afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen goederen. Subsidiair vordert zij dat deze goederen worden verbeurdverklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal bij (hoog-)bejaarde slachtoffers, meermalen gepleegd.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Verdachte heeft door de inbraken een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Gelet op de (zeer) hoge leeftijd van de slachtoffers gaat het om een uiterst laffe en gewetenloze daad.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank voorts in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld tot gevangenisstraffen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en ter terechtzitting oprecht berouw heeft getoond. Voorts heeft verdachte zich bereid verklaard om in het kader van reclasseringstoezicht onder meer een cursus sociale vaardigheden te gaan volgen. Verder heeft de rechtbank waardering voor het feit dat verdachte zijn zwijgzame houding heeft laten varen en terechtzitting opoenheid van zaken heeft gegeven over de hem verweten feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde nu verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dat verdachte niet eerder tot een taakstraf is veroordeeld maakt dit niet anders.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie tot uitgangspunt heeft genomen

De vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, nu de vordering voldoende is onderbouwd en door verdachte niet wordt weersproken. Deze vordering wordt als volgt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • Over een bedrag van € 2.536,77 met ingang van 24 oktober 2013
  • Over een bedrag van € 124,90 met ingang van 25 oktober 2013
  • Over een bedrag van € 5,99 met ingang van 26 oktober 2013,
alles tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf zoals hiervoor met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aangegeven.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Beslag

Nu zowel verdachte ter terechtzitting als beslagene (zijn ex-vriendin) afstand hebben gedaan van de inbeslaggenomen goederen behoeft de rechtbank daarover geen beslissing meer te nemen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 63, 310, 311.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- dat veroordeelde zich na uitnodiging op zal melden bij de reclassering van Novadic-Kentron aan de Verlengde Poolseweg te Breda en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zal deelnemen aan de volgende gedragsinterventies:
* GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
* GI-RN Arbeidsvaardigheden (ArVa);
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van harddrugs, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan Middelencontrole, bijvoorbeeld middels een bloedonderzoek of urineonderzoek. Indien blijkt dat softdruggebruik problemen oplevert, kan de reclassering er middels een aanwijzing voor kiezen om ook softdrugs onder het drugsverbod te laten vallen;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Ten aanzien van feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoedingvan EUR 2.667,66 subsidiair 36 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.667,66 (zegge: tweeduizendzeshonderdzevenenzestig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 300,00 immateriële schadevergoeding (post psychische schade) en EUR 2.367,66 materiële schadevergoeding (post handtas, portemonnee, geldbedrag uit portemonnee, bril met dubbelfocus glazen, identiteitskaart, pasfoto's, onbevoegd gepinde geldbedragen).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag als volgt te vermeerderen met de wettelijke rente:
- Over een bedrag van € 2.536,77 met ingang van 24 oktober 2013
- Over een bedrag van € 124,90 met ingang van 25 oktober 2013
- Over een bedrag van € 5,99 met ingang van 26 oktober 2013,alles tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 2.667,66 (zegge: tweeduizendzeshonderdzevenenzestig euro en zesenzestig eurocent), te weten EUR 300,00 immateriële schadevergoeding en EUR 2.366,67 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente:
- Over een bedrag van € 2.536,77 met ingang van 24 oktober 2013
- Over een bedrag van € 124,90 met ingang van 25 oktober 2013
- Over een bedrag van € 5,99 met ingang van 26 oktober 2013,
alles tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. W.M. Weerkamp, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 7 mei 2014.
mr. I.L.A. Boer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.