ECLI:NL:RBOBR:2014:237

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
2399460
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van advertentiekosten en de vraag naar stilzwijgende verlenging van de overeenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van € 811,58 van de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. voor een advertentie die in opdracht van [gedaagde] B.V. is geplaatst. [eiseres] stelt dat [gedaagde] B.V. tijdens een telefoongesprek in 2011 akkoord is gegaan met de plaatsing van de advertentie en dat de overeenkomst stilzwijgend is verlengd op basis van de algemene voorwaarden. [gedaagde] B.V. betwist echter dat er een opdracht is gegeven voor de advertentie en voert aan dat zij in 2012 heeft aangegeven dat zij een goedkopere advertentie wilde, maar nooit een offerte heeft ontvangen.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat [eiseres] niet heeft kunnen aantonen dat er een geldige opdracht tot plaatsing van de advertentie is gegeven. De kantonrechter wijst erop dat de orderbevestiging van 2011 niet is overgelegd en dat de verwijzing naar de algemene voorwaarden niet voldoende is om aan te tonen dat er een duurovereenkomst is gesloten. De rechter oordeelt dat de inhoud van de overeenkomst niet kan worden vastgesteld op basis van een enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden, vooral gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] B.V., die tot op heden zijn begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken op 9 januari 2014 door mr. P.P.M. Rousseau.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 2399460 \ CV EXPL 13-12853

Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 2399460 \ CV EXPL 13-12853
Vonnis van 9 januari 2014
in de zaak van:
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: LAVG Eindhoven.
tegen:
de besloten vennootschap [bedrijf] B.V.,
gevestigd te Eersel,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd “[eiseres]” en “[gedaagde] BV”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding;
b. de aantekening van het mondeling antwoord;
c. de zitting, bij welke gelegenheid de brief met bijlagen van 15 november 2013 van [gemachtigde] namens [eiseres] en een orderbevestiging van 18 juni 2012 met op de achterzijde de algemene voorwaarden van [eiseres] in het geding is gebracht alsmede een brief van 20 juni 2012 die volgens [gedaagde] BV is verzonden aan [eiseres] in reactie op voormelde orderbevestiging.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert betaling van € 811,58 in verband met een in opdracht en voor rekening van [gedaagde] BV geplaatste advertentie. Voorts vordert zij wettelijke rente en € 150,-- incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] BV in de proceskosten.
[eiseres] voert daartoe aan dat [gedaagde] BV tijdens een telefoongesprek in 2011 akkoord is gegaan met plaatsing van een advertentie in 2011. Zij geeft voorts aan dat zij in haar orderbevestiging vermeldt dat de geaccordeerde advertentie(s) zonder tegenbericht van de zijde van de klant ook geplaatst worden in de volgende edities van [eiseres] en dat art. 13.1 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden vermeldt dat de overeenkomst steeds stilzwijgend wordt verlengd voor een periode van 1 jaar. In 2012 is [gedaagde] BV niet benaderd maar is aan haar gefactureerd overeenkomstig de doorplaatsingsbepaling in de Algemene Voorwaarden.
2.2.
[gedaagde] BV voert verweer. Zij heeft ter zitting onder meer het volgende aangevoerd. [gedaagde] BV werd jaarlijks gebeld met het verzoek of zij plaatsing van de advertentie wilde. Tot en met 2011 ging [gedaagde] BV daar jaarlijks mee akkoord. In 2012 werd zij wederom gebeld. Toen heeft mw. [gedaagde] namens [gedaagde] BV aangegeven dat zij een goedkopere advertentie wilde. Zijdens [eiseres] zou een offerte worden gedaan. Een dergelijke goedkopere offerte is nimmer ontvangen.
[gedaagde] BV voert voorts aan dat nooit over doorplaatsing van een advertentie is gesproken. Het overgelegde geluidsfragment betreft een gesprek in 2011 en niet het door [gedaagde] BV bedoelde gesprek in 2012.

3.De beoordeling

3.1
In de kern komt het verweer van [gedaagde] BV er op neer dat zij geen opdracht heeft gegeven tot plaatsing van de advertentie.
3.2
[eiseres] voert onder verwijzing naar art. 13.1 van de Algemene Voorwaarden aan dat partijen tot wederopzegging zijn overeengekomen dat jaarlijks de advertentie zou worden geplaatst.
3.3
Tot de processtukken behoort een CD met daarop de weergave van het gesprek waarbij de overeenkomst in 2011 is gesloten. In het gesprek komen de volgende passages voor (allen uit de mond van een medewerker van [eiseres]):
(…) Het is vandaag 1 juli 2011 (…) De vermeldingen blijven hetzelfde als afgelopen jaar (…) Wij verzorgen voor u het programma net als vorig jaar (…) De investering zal zijn net zoals vorig jaar (…) voor een heel jaar. Op deze order zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing (met vermelding van de vindplaats op internet, ktr)
3.4
Een orderbevestiging van de opdracht in 2011 bevindt zich niet bij de stukken. Ter zitting is door [eiseres] enkel de orderbevestiging 2012 overgelegd. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om de betreffende orderbevestiging 2011 in het geding te brengen.
Nu de orderbevestiging van 2011 niet is overgelegd, is daarmee niet komen vast te staan dat op die orderbevestiging uitdrukkelijk is vermeld dat de advertentie ook in toekomstige gidsen wordt geplaatst (nog daargelaten de vraag of [gedaagde] BV daarmee heeft ingestemd; uit het overgelegde audio-fragment blijkt dat immers niet).
Resteert de vraag of [eiseres] kan volstaan met verwijzing naar de toepasselijke algemene voorwaarden. Tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is geen verweer gevoerd. Art. 13.1 (gedrukt in grijze, weinig contrasterende en zeer kleine letters) vermeldt:
Tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, hebben alle Overeenkomsten een initiële looptijd van 1 jaar. Daarna wordt de overeenkomst steeds stilzwijgend verlengd voor een termijn van 1 jaar, tenzij de Overeenkomst door één der partijen schriftelijk wordt opgezegd, uiterlijk 3 kalendermaanden voor aanvang van de vervolgtermijn.
3.5
Naar het oordeel van de kantonrechter ligt, mede gelet op de hiervoor onder 3.3 weergegeven inhoud, de nadruk van het gesprek waarbij de overeenkomst is aangegaan op plaatsing van een advertentie in de gids van 2011. Er wordt geen melding gemaakt van een voortdurende opdracht of anderszins van een duurovereenkomst. Ook hoefde [gedaagde] BV, gelet op de aard van de opdracht en de omstandigheid dat zij voorheen altijd jaarlijks werd benaderd door [eiseres], er niet op bedacht te zijn dat zij met de akkoordverklaring voor de advertentie in 2011 een duurovereenkomst aanging. Onder die omstandigheden moet de inhoud van de bepaling van art. 13.1 worden opgevat als een zodanig wezenlijk onderdeel van de door [eiseres] gestelde overeenkomst dat zij niet kan worden overeengekomen via een enkele verwijzing naar algemene voorwaarden. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het beroep van [eiseres] op deze bepaling onder de geschetste omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.6
Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een opdracht tot plaatsing van de betreffende advertentie. De overige verweren van [gedaagde] hoeven niet besproken te worden.
3.7
De vorderingen, die allen zijn gegrond op een opdracht tot (door)plaatsing, worden derhalve afgewezen. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] BV, tot op heden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] BV tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. Rousseau, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2014.