In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van € 811,58 van de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. voor een advertentie die in opdracht van [gedaagde] B.V. is geplaatst. [eiseres] stelt dat [gedaagde] B.V. tijdens een telefoongesprek in 2011 akkoord is gegaan met de plaatsing van de advertentie en dat de overeenkomst stilzwijgend is verlengd op basis van de algemene voorwaarden. [gedaagde] B.V. betwist echter dat er een opdracht is gegeven voor de advertentie en voert aan dat zij in 2012 heeft aangegeven dat zij een goedkopere advertentie wilde, maar nooit een offerte heeft ontvangen.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat [eiseres] niet heeft kunnen aantonen dat er een geldige opdracht tot plaatsing van de advertentie is gegeven. De kantonrechter wijst erop dat de orderbevestiging van 2011 niet is overgelegd en dat de verwijzing naar de algemene voorwaarden niet voldoende is om aan te tonen dat er een duurovereenkomst is gesloten. De rechter oordeelt dat de inhoud van de overeenkomst niet kan worden vastgesteld op basis van een enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden, vooral gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] B.V., die tot op heden zijn begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken op 9 januari 2014 door mr. P.P.M. Rousseau.