In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
Kernproblematiek:
“[terbeschikkinggestelde] is een in Nederland geboren man van Marokkaanse afkomst die
bekend is met schizofrenie van het paranoïde type. Tevens is er sprake van een wisselende
gemoedstoestand waarbij somberheid op de voorgrond staat. Ook buiten de psychotische
episoden zijn stemmingscomponenten zichtbaar. Deze lijken te passen bij de schizofrenie.
[terbeschikkinggestelde] is bekend met alcohol- en/of drugsgebruik vanaf de middelbare
schoolperiode. De omvang en impact zijn (nog) niet geheel bekend. Wel kan gesteld worden
dat gebruik van middelen het risico op (psychotische) ontregeling verhoogt, waardoor het
risico op gewelddadig gedrag toeneemt. (…)
De positieve symptomen van de schizofrenie, in de vorm van wanen, worden meestentijds
succesvol medicamenteus bestreden. De negatieve symptomen, in de vorm van vlakheid en
initiatiefverlies, blijven zichtbaar. [terbeschikkinggestelde] staat ambivalent ten opzichte van
de behandeling. Hij is medicatietrouw, neemt deel aan het therapieprogramma maar stelt
ook duidelijk in de toekomst zelfstandig te willen wonen zonder zorg en toezicht. Zijn
probleembesef en -inzicht is beperkt en hij is niet intrinsiek gemotiveerd tot inname van
antipsychotische medicatie. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag, bij ontslag uit de
kliniek, wordt op korte termijn als matig en op lange termijn als hoog ingeschat. [terbeschikkinggestelde]
zal bij gebrek aan toezicht en begeleiding vermoedelijk stoppen met zijn
medicatie en (psychotisch) ontregelen en opnieuw in de problemen komen.
Recidivegevaar:
Het risicomanagement zal bij [terbeschikkinggestelde] langdurig nodig zijn. Er is sprake van blijvende beperkingen en een daarmee samenhangend delictgevaar. [terbeschikkinggestelde] overschat zijn eigen mogelijkheden, heeft onvoldoende probleem- en ziektebesef en ziekte-inzicht en onderschat zijn problematiek. (…)
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag bij beeindiging van de TBS-maatregel moet op korte termijn als matig en op lange termijn als hoog ingeschat worden. (…)
[terbeschikkinggestelde] zal bij gebrek aan toezicht en begeleiding vermoedelijk stoppen met zijn medicatie en (psychotisch) ontregelen en opnieuw in de problemen komen.
Prognose in relatie tot de geclassificeerde stoornis (…)
De kliniek beschikt sinds 2 mei 2012 over een machtiging om [terbeschikkinggestelde] begeleid
verlof te verlenen. De start van het verlof riep de nodige spanning op. Eind november 2012
liet [terbeschikkinggestelde] ongewenst gedrag zien tijdens het verlof waarna het verlof
enkele weken niet geëffectueerd is. Hierna is het verlof in een lagere frequentie
voortgezet. In mei 2013 is [terbeschikkinggestelde] overgeplaatst naar [kliniek] te
[kliniek]. Deze overplaatsing is soepel verlopen en hoewel [terbeschikkinggestelde] enige tijd
nodig had om te wennen, lijkt hij nu zijn draai op de [kliniek] gevonden te hebben. Recent is
een uitbreiding van de verlofvrijheden aangevraagd bij het Ministerie. Hier is - op het
moment van schrijven- nog geen machtiging voor afgegeven. Indien deze machtiging binnen is, zullen de vrijheden van [terbeschikkinggestelde] stapsgewijs worden uitgebreid. De wijze waarop [terbeschikkinggestelde] omgaat met deze opbouw van vrijheden, is hierbij van belang.
Indien hij zich goed aan de voorwaarden houdt en zijn psychiatrische conditie stabiel blijft,
dan overwegen wij om najaar 2014 de Reclassering bij de resocialisatie van [terbeschikkinggestelde]
te betrekken. De Reclassering zal dan gevraagd worden de mogelijkheden van
voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. Indien [terbeschikkinggestelde] de komende
maanden echter een terugval mocht hebben of zich niet aan de verlofvoorwaarden houdt of
anderszins niet goed in contact is, dan zullen wij adviseren om de TBS-maatregel nogmaals
te verlengen.
Gezien het bovenstaande wordt geadviseerd om de TBS-maatregel met een jaar te
verlengen.”