ECLI:NL:RBOBR:2014:2230
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor mensenhandel in vereniging met betrekking tot prostitutie in Helmond
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel in vereniging. De verdachte was ervan beschuldigd dat hij een liefdesrelatie had onderhouden met een slachtoffer, haar onderdak had verschaft, haar naar prostitutieplekken had vervoerd en haar onder druk had gezet. De tenlastelegging omvatte ook geweld en dwang om de opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden aan hem af te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte te gering was om hem als medepleger van mensenhandel aan te merken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de uitbuiting van het slachtoffer en dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.