ECLI:NL:RBOBR:2014:2189

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
AWB-13_4588
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb na niet tijdige beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de Algemeen Directeur van de RDW. Eiser had op 15 augustus 2012 informatie opgevraagd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot een vermeende overtreding. Verweerder heeft in een primair besluit van 26 september 2012 (gedeeltelijk) uitvoering gegeven aan dit verzoek, maar eiser was ontevreden over de wijze waarop dit was gebeurd. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat door de rechtbank op 12 juli 2013 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt en verweerder werd opgedragen om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen.

In het bestreden besluit van 13 augustus 2013 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser gegrond, maar gaf geen inhoudelijke beslissing op de bezwaargronden. Eiser stelde dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering bevatte en dat verweerder ten onrechte niet had besloten tot het verstrekken van bepaalde documenten. De rechtbank oordeelde dat verweerder in het bestreden besluit niet voldeed aan de eerdere opdracht om op de inhoudelijke bezwaargronden te beslissen. Hierdoor werd het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank droeg verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij ook de verzoeken van eiser om vergoeding van proceskosten en het verstrekken van documenten in overweging moeten worden genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 974,-, en moest het door eiser betaalde griffierecht van € 160,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/4588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: V. Quacken),
en
de Algemeen Directeur van de RDW, verweerder
(gemachtigde: mr. E.N. Donker).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiser verzochte informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (gedeeltelijk) openbaar gemaakt.
Bij besluit van 13 augustus 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2014. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft op 15 augustus 2012 bij verweerder alle documenten opgevraagd die ten grondslag liggen aan de vermeende overtreding met CJIB-nummer: [nummer]. Met dit verzoek heeft eiser inbegrepen kopieën van het brondocument, een op ambtseed opgemaakt en op een proces-verbaal gelijkend document, waaruit ondubbelzinnig blijkt hoe de vermeende overtreding is waargenomen, akte van beëdiging van de dienstdoende verbalisant.
Op 14 september 2012 heeft eiser verweerder zijn verzoek in herinnering gebracht. Verzoeker heeft zich erover beklaagd dat verweerder niet tijdig heeft beslist en heeft verweerder verzocht de gevraagde documenten alsnog zo spoedig mogelijk maar binnen veertien dagen te doen toekomen.
In het primaire besluit heeft verweerder eiser bericht dat de overtreding is waargenomen door middel van registercontrole waarvan geen proces-verbaal wordt opgemaakt. Daardoor kan verweerder geen foto’s, video’s, certificaten of verklaring van meetmiddelen verstrekken. Verweerder heeft eiser wel een kopie akte van beëdiging toegezonden.
Op 21 november 2012 heeft eiser verweerder erop gewezen dat nog geen beslissing is genomen op zijn verzoek. Eiser heeft verweerder verzocht de hoogte van de te verbeuren dwangsom vast te stellen.
Op 22 november 2012 heeft verweerder eiser bericht dat het Wob-verzoek van eiser reeds bij het primaire besluit is beantwoord.
Eiser heeft op 4 december 2012 in twee afzonderlijke bezwaarschriften bezwaar gemaakt. In het ene bezwaarschrift heeft eiser aangevoerd dat ten onrechte ervan uit wordt gegaan dat het primaire besluit in werking is getreden omdat het niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. In het andere bezwaarschrift heeft eiser inhoudelijke bezwaargronden aangevoerd gericht tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft verweerder het door eiser ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar buiten de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en niet is gebleken van verschoonbare redenen van termijnoverschrijding.
Het door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van 12 juli 2013 (SHE 13/1251) door deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, gegrond verklaard omdat het primaire besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. De rechtbank heeft het besluit van 31 januari 2013 vernietigd en verweerder opgedragen alsnog inhoudelijk op eisers bezwaar te beslissen.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard onder overweging dat er verschoonbare redenen voor het verzuim aanwezig zijn.
3.
Eiser heeft aangevoerd dat bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust waardoor het in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens blijkt niet op welke grond is afgezien van het horen. Voorts heeft eiser betoogd dat verweerder het primaire besluit ten onrechte niet heeft herroepen en ten onrechte niet heeft besloten tot het toekennen van de door eiser gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaarschrift.
4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit heeft volstaan met een gegrondverklaring van het bezwaar omdat er verschoonbare redenen voor het verzuim aanwezig zijn. Daarmee heeft verweerder geen uitvoering gegeven aan de in de uitspraak van 12 juli 2013 gegeven opdracht van de rechtbank om op de inhoudelijke bezwaargronden van eiser te beslissen.
5.
Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
6.
Verweerder dient nog onveranderd inhoudelijk te beslissen op de door eiser aangevoerde bezwaargronden, inhoudende dat ten onrechte niet is besloten tot verstrekking van het proces-verbaal van beëdiging van de betreffende ambtenaar, dat ten onrechte niet is besloten tot verstrekking van de akte van aanstelling en dat het besluit geen kenbare en/of deugdelijke motivering kent omdat onduidelijk is of er andere documenten zijn. Tevens dient verweerder zich nog uit te laten over eisers verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten.
Gelet op deze stand van zaken ziet de rechtbank geen ruimte om het geschil finaal te beslechten dan wel toepassing te geven aan de bestuurlijke lus.
7.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 974,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt
€ 487,- en wegingsfactor 1).
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 160,- aan hem te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van B.C.T. Rabou-Coort LLB, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.