ECLI:NL:RBOBR:2014:2188

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
01/820624-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. M.M. Klinkenbijl
  • mr. J.H.L.M. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bestuurder landbouwvoertuig na aanrijding met personenauto

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een landbouwvoertuig betrokken was bij een aanrijding met een personenauto op 13 augustus 2012 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een verkeersongeval waarbij de bestuurder van de personenauto zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Na het onderzoek ter terechtzitting op 11 april 2014, waarin zowel de vordering van de officier van justitie als de verdediging aan bod kwamen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de verdachte daarom vrijgesproken van de primaire beschuldiging.

Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte subsidiair schuldig was aan het ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn emotionele toestand na het ongeval en de hulp die hij aan het slachtoffer heeft geboden. De rechtbank heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820624-13
Datum uitspraak: 25 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2012 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (land- of
bosbouwtrekker), daarmede rijdende over de weg, de Koesteeg, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, vanaf een aan die weg gelegen (landbouw)perceel, althans vanaf een onverharde weg, terwijl het zicht op het voor hem van links komende verkeer in ernstige mate werd belemmerd door de bermbeplanting aldaar, de Koesteeg, welke weg
verhard was, op te rijden, althans te gaan oprijden, op het moment dat een
over die weg rijdende, voor hem van links komende bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) het punt waar hij, verdachte, die weg opreed,
althans ging oprijden, reeds had bereikt, althans op korte afstand was
genaderd waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is
ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en
laatstgenoemde personenauto, waardoor een ander, de bestuurder van die personenauto, te weten [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een kleine ventrale pneu, Multipele
ribfracturen en comminutieve scapula fractuur links, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2012 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel,
als bestuurder van een voertuig (land- of bosbouwtrekker), daarmee rijdende op
de weg, de Koesteeg, vanaf een aan die weg gelegen (landbouw)perceel, althans vanaf een onverharde weg, terwijl het zicht op het voor hem van links komende verkeer in ernstige
mate werd belemmerd door de bermbeplanting aldaar, de Koesteeg, welke weg
verhard was, is opgereden, althans is gaan oprijden, op het moment dat een
over die weg rijdende, voor hem van links komende bestuurder van een voertuig
(personenauto) het punt waar hij, verdachte, die weg opreed, althans ging
oprijden, reeds had bereikt, althans op korte afstand was genaderd, waardoor,
althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door
hem, verdachte bestuurde voertuig en laatstgenoemde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
subsidiair:
op 13 augustus 2012 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel, als bestuurder van een voertuig (land- of bosbouwtrekker), daarmee rijdende vanaf een aan de Koesteeg, gelegen (landbouw)perceel, terwijl het zicht op het voor hem van links komende verkeer werd belemmerd door de bermbeplanting aldaar, de Koesteeg, welke weg verhard was, is gaan oprijden, op het moment dat een over die weg rijdende, voor hem van links komende bestuurder van een personenauto het punt waar hij, verdachte, die weg opreed, op korte afstand was genaderd, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde voertuig en laatstgenoemde personenauto, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert:
Ten aanzien van het primaire:
vrijspraak.
Ten aanzien van het subsidiaire:
Schuldig zonder toepassing van straf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft, voor het geval tot bewezenverklaring en strafbaarheid van het feit en de verdachte wordt gekomen, zich voor wat betreft de op te leggen straf aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanrijding op De Koesteeg. Doordat verdachte de hem van links komende personenauto niet tijdig heeft zien aankomen is er een aanrijding tussen die personenauto en het door hem bestuurde voertuig, een tractor met daaraan gekoppeld een giertank, ontstaan waardoor de bestuurster van de personenauto letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft direct hulp en steun geboden aan het slachtoffer en 112 gebeld. Het slachtoffer is vervolgens met een ambulance afgevoerd. Verdachte heeft na het ongeval meerdere keren contact opgenomen met het slachtoffer. Hij was daarbij merkbaar aangeslagen en emotioneel over de gevolgen die het ongeval voor het slachtoffer heeft gehad (zij heeft een week in het ziekenhuis moeten verblijven en vijf maanden haar werkzaamheden niet kunnen uitoefenen). In de zich in het dossier bevindende brief van het slachtoffer van 23 maart 2013 laat het slachtoffer weten dat zij van oordeel is dat verdachte niet verder meer gestraft hoeft te worden omdat hij niet opzettelijk heeft gehandeld en al genoeg gestraft is.
Ter zitting heeft de rechtbank kunnen waarnemen dat verdachte, ondanks het feit dat het voorval toch al in augustus 2012 heeft plaatsgevonden, nog altijd emotioneel is wanneer hij praat over het ongeluk en de gevolgen die daaruit zijn voortgevloeid voor het slachtoffer. Vast staat voorts dat de schade van het slachtoffer inmiddels in het geheel is afgewikkeld. Hoewel verdachte als dader strafbaar is voor het aan hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, ziet de rechtbank gelet op het vorenstaande geen grond om aan verdachte een straf op te leggen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

T.a.v. primair:

Vrijspraak

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde
heeft begaan.

Ten aanzien van het subsidiaire:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf
T.a.v. subsidiair:
Schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. J.H.L.M. Snijders, leden ,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2014.