ECLI:NL:RBOBR:2014:2174

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
01/050353-96
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een persoon met een paranoïde waanstoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die gediagnosticeerd is met een paranoïde waanstoornis. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd na een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in 1997 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging was op 22 maart 2012, waarbij de voorwaarden van de terbeschikkingstelling werden gehandhaafd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die vroeg om een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, behandeld tijdens een openbare zitting op 11 april 2014. Hierbij zijn verschillende deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het recidiverisico van de betrokkene, dat door de reclassering als laag gemiddeld werd ingeschat, mits de huidige beschermende factoren zoals toezicht en medicatie gehandhaafd blijven. De deskundige, psychiater mw. M. Drost, heeft ook bevestigd dat het risico voor gewelddadig gedrag laag is, maar dat zonder medicatie en begeleiding het risico op langere termijn kan toenemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en heeft besloten om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, met handhaving van de eerder opgelegde voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod met de burgemeester en slachtoffers.

De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de adviezen van de reclassering en de psychiater, en heeft geen gronden gezien voor een langere verlenging dan één jaar. De betrokkene heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een voorwaardelijke rechterlijke machtiging, wat ook een factor was in de overwegingen van de rechtbank. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de uitspraak hebben gedaan, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/050353-96
Uitspraakdatum: 25 april 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1955],
verblijvende te [woonplaats], [adres].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 mei 1997 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze verpleging van overheidswege is bij beschikking van deze rechtbank op 31 maart 2010 voorwaardelijk beëindigd. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank van 22 maart 2012, met twee jaar verlengd, met handhaving van de eerder bij beslissing van 6 april 2011 opgelegde voorwaarden.
De vordering van de officier van justitie, gedateerd en ingekomen op 3 februari 2014, strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige dhr. H.J.G.P. Vloet, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het verlengingsadvies van de Reclassering Nederland, toezichtunit 2 Zuid te
’s-Hertogenbosch, van 13 januari 2014, ondertekend door F.R.J. Brouwers, unitmanager en dhr. H. Vloet, reclasseringswerker;
  • de beslissing van deze rechtbank van 22 maart 2012, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene;
  • het rapport van psychiater mw. M. Drost, gedateerd 11 januari 2014, inhoudende een advies als bedoeld in artikel 509o, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van de reclassering is onder meer het navolgende gesteld:
Recidiverisico.
Op basis van de huidige beschermende factoren (toezicht, begeleiding en depotmedicatie als
omgevingsprothese) wordt het risico als laag gemiddeld ingeschat. Wanneer een van deze factoren weg zou vallen, wordt het recidiverisico hoger. Ook wanneer betrokkene verwachtingen naar officiële instanties niet voldoende beantwoord ziet, kan het gevaarsrisico oplopen.
(…)
Betrokkene is gediagnosticeerd met o.a. een paranoïde waanstoornis. Het delict komt voort uit deze waanstoornis. Elementen uit het verleden (verwend in opvoeding, ontbreken van stabiel arbeidsverleden en niet op een adequate manier om kunnen gaan met spanningen) hebben ertoe bijgedragen dat de waanstoornis van betrokkene niet voldoende werd gecompenseerd, waardoor het risico op delictgedrag mogelijk werd versterkt. Nadat na het delict de paranoïde waanstoornis werd gediagnosticeerd, konden er beschermende
factoren worden gecreëerd (waaronder medicamenteuze ondersteuning) waardoor de scherpe kantjes van de stoornis meer op de achtergrond kwamen te staan en betrokkene in staat is met begeleiding en toezicht te functioneren. Aangezien de psychiatrische stoornis en het gedrag dat daaruit voortvloeit (beperkte ziekte-inzicht, rigide houding) onveranderbaar is, dient vooral aandacht te zijn voor de omgevingsfactoren in de vorm van externe begeleiding en medicamenteuze ondersteuning. Het recidiverisico is laag gemiddeld
omdat deze omgevingsfactoren al zijn gerealiseerd middels het wonen binnen een RIBW te Deurne en het krijgen van de depotmedicatie. Rapporteur is van mening dat bij het wegvallen van beschermende factoren het recidiverisico verhoogd is en betrokkene wellicht tot delictgedrag kan overgaan. Hierbij ligt ook ten grondslag dat betrokkene een beperkt ziekte-inzicht heeft en niet intern gemotiveerd is in het nemen van medicatie.
(…)
In het voorgaande adviesrapport aangaande de wenselijkheid van verlenging van de
terbeschikkingstelling is de reclassering er vanuit gegaan dat in het afgelopen jaar de
eventuele mogelijkheden voor een Rechterlijke Machtiging onderzocht konden worden die
meegenomen konden worden in het huidige advies.
Duidelijk is geworden dat een machtiging niet mogelijk is zonder instemming van
betrokkene.
Daarom adviseert de reclassering om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar
om alsnog de mogelijkheid in te zetten om een rechterlijke machtiging te realiseren.
In voornoemd advies van mw. M. Drost, psychiater, is onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende gesteld:
Uit de combinatie van de HCR-20 en de SAPROF trekt ondergetekende de conclusie dat
binnen de huidige situatie het risico voor gewelddadig gedrag laag is. Zonder medicatie en
begeleiding kan het risico op langere termijn toenemen als de pathologische interpretatie
van krenkingen getriggerd wordt. Betrokkene is geen man die in het algemeen een hoog
risico op gewelddadig gedrag heeft. Agressie is slechts te verwachten tegen mensen die een
rol spelen in zijn waan benadeeld te worden bij het verkrijgen van geld en mogelijk ook
andere essentiële zaken als huisvesting. Wanneer de emotionele lading van de
waanbelevingen toeneemt, zonder dat dit wordt opgemerkt en gecorrigeerd, zou zonder
medicatie en externe regulering het specifieke risico snel tot matig/hoog kunnen
toenemen.
Ondertekende deelt de risicoprognose van de reclassering.
Het zou wenselijk zijn om enige vorm van vrijwillige begeleiding te regelen als betrokkene
zelfstandig gaat wonen. Het lijkt rapporteur onwenselijk en riskant om de huidige dosering
antipsychotica binnen het huidige ambulante kader te verminderen. Gezien de interactie
tussen betrokkene en zijn omgeving, met name het niet meewerken aan een volgende stap
naar zelfstandigheid en hoe daar het beste op in te spelen, zou het nuttig voor de
toezichthouder kunnen zijn om advies in te winnen bij een systeemtherapeut van de GGZ.
De behandeling of begeleiding en het risicomanagement, zoals weergegeven in recente
rapportage van de reclassering is adequaat, want vooral gericht op het versterken van de
beschermende factoren.
Geadviseerd wordt de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één
jaar. Adviseert tevens de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te
continueren. De huidige voorwaarden zijn adequaat.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik verzoek beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Voor de depotmedicatie zou dan de huisarts moeten worden ingeschakeld en ik zal daaraan natuurlijk meewerken. Ik wil niet meewerken aan een voorwaardelijke rechterlijke machtiging.
De deskundige dhr. H.J.G.P Vloet, optredend namens de reclassering, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies van de reclassering. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
De voorwaarde van het contactverbod met onder andere de burgemeester, zoals genoemd onder punt 8 in de beslissing van de rechtbank van 22 maart 2012, is niet meer nodig en kan komen te vervallen
De overige gestelde voorwaarden in deze beslissing moeten worden gehandhaafd.
Er is veel tijd geïnvesteerd in een voorwaardelijke rechterlijke machtiging maar de[terbeschikkinggestelde] wil daaraan niet meewerken en hij is daar onwrikbaar in.
De motivatie bij de[terbeschikkinggestelde] voor de inname van medicatie is gering, omdat hij het nut van de medicatie niet inziet.
Hij zegt er geen last van te hebben en de medicatie wel te willen innemen. Maar wij vertrouwen daar niet op. Beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling houdt in dat hij zijn medicatie zelf moet gaan betalen en ik acht de kans groot dat hij dan geen medicatie meer zal innemen.
De officier van justitie persisteert bij de vordering.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Indien de vordering niet wordt afgewezen verzoek ik de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen om meer rust voor cliënt te creëren. Bij het naderen van de verlengingszitting treden bij mijn cliënt spanningen op. Mijn cliënt ervaart weinig lijdensdruk van de maatregel en het geeft hem structuur en rust. Zijn situatie zal dan ook niet wezenlijk veranderen. Het niet gebruiken van medicatie ligt op de loer bij het vervallen van de maatregel.
De officier van justitie verklaart, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik heb een verlenging met twee jaar overwogen maar gelet op het rapport van de psychiater acht ik dat niet wenselijk. Wellicht kan door de jaarlijkse verlengingszitting de motivatie van betrokkene om mee te werken aan een voorwaardelijke rechterlijke machtiging worden verbeterd.
De rechtbank verenigt zich met het advies van de psychiater, alsook met het advies van de reclassering, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige
Gelet op het vorenstaande, gezien de artikelen 38d, 38e, 38i en 38l van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling verlengen met één jaar, met handhaving van de eerder bij beslissing van 6 april 2011 opgelegde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde van het contactverbod met de slachtoffers of hun familieleden en met de huidige burgemeester van [geboorteplaats] en diens opvolger(s).
De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd, gelet op de inhoud van de adviezen van de reclassering en de deskundige, mede gelet op het verhandelde ter zitting, geen gronden voor een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
heft op de voorwaarde van het contactverbod met slachtoffers of hun familieleden en met de huidige burgemeester van [geboorteplaats] en diens opvolger(s);
handhaaft de overige voorwaarden zoals door deze rechtbank opgelegd bij beslissing van 6 april 2011in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. P.A. Buijs, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-De Kort en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2014.
Mr. F. Schneider is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Mr. J.F.A. Verhagen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.