ECLI:NL:RBOBR:2014:2160

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
01/845219-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling tijdens voetbalwedstrijd

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die tijdens een voetbalwedstrijd een op de grond liggende tegenstander op het hoofd heeft gestampt. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 maart 2013 in Langenboom, gemeente Mill en Sint Hubert, met opzet de tegenstander, aangeduid als [slachtoffer], heeft gestampt met een voetbalschoen terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om de tegenstander van het leven te beroven. De rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de gemeenschap en het strafblad van de verdachte, maar ook met het feit dat de verdachte inmiddels door de KNVB voor het leven is geschorst en zijn excuses heeft aangeboden. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een zwaardere straf had gevorderd, afgewezen en een lichtere straf opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845219-13
Datum uitspraak: 24 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2013 te Langenboom, gemeente Mill en Sint Hubert,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet met kracht en/of door middel van een met noppen
voorziene voetbalschoen geschoeide voet tegen en/of op het hoofd van die
[slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of gestampt, terwijl die [slachtoffer] op de
grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2013 te Langenboom, gemeente Mill en Sint Hubert,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),met kracht en/of
door middel van een met noppen voorziene voetbalschoen geschoeide voet tegen
en/of op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of gestampt,
terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte impliciet primair (poging tot doodslag) is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe als volgt.
Nu uit het dossier niet blijkt en ook tijdens de behandeling op zitting niet duidelijk is geworden wat de kracht en de intensiteit van de -naar eigen zeggen- door verdachte gegeven stamp op het hoofd van [slachtoffer] is geweest en zulks evenmin is af te leiden uit de aard en de ernst van het letsel van die [slachtoffer], kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de opzet heeft gehad om met deze stamp voornoemde [slachtoffer] van het leven te beroven. Of verdachte dan in elk geval de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat voornoemde [slachtoffer] door de stamp op zijn hoofd zou komen te overlijden, valt op grond van het dossier en verhandelde ter zitting ook niet vast te stellen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 30 maart 2013 te Langenboom, gemeente Mill en Sint Hubert,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht en door middel van een met noppen voorziene voetbalschoen geschoeide voet op het hoofd van die
[slachtoffer] heeft gestampt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Bewezenverklaring van hetgeen primair is tenlastegelegd (poging doodslag);
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en reclasseringstoezicht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens een voetbalwedstrijd schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling ten aanzien van zijn tegenstander [slachtoffer]. Verdachte heeft, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, een trap gegeven op diens hoofd waardoor deze [slachtoffer] een verwonding heeft opgelopen ter hoogte van zijn jukbeen, waarbij noppen van een voetbalschoen zichtbaar zijn. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft veel emoties teweeg gebracht in de plaatselijke gemeenschap en heeft ook daarbuiten veel verontwaardiging opgeleverd. Daar komt nog bij dat verdachte een strafblad heeft waarop onder meer sprake is van een poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging.
Dat verdachte in emotie heeft gehandeld tijdens het voetbalspel, dat hij in die emotie eenmaal heeft gestampt en dat het slachtoffer snel hersteld bleek te zijn van de verwonding, doet niet aan het vorenstaande af. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het gegeven dat verdachte inmiddels door de KNVB voor het leven is geschorst en dat hij door zijn eigen voetbalclub is geroyeerd. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte openlijk zijn excuses heeft aangeboden, zowel aan het slachtoffer, de beide voetbalclubs als op de nieuwssite www.kliknieuws.nl.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en subsidiair een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het louter opleggen van een taakstraf of voorwaardelijk straf. Een taakstraf met daarnaast een voorwaardelijk gevangenisstraf doet recht aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal voornoemde gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en nu de rechtbank de poging doodslag niet bewezen acht.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 302.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
Taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 9 april 2013
reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.G.P.A. Burghoorn, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken op 24 april 2014.