ECLI:NL:RBOBR:2014:2133

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
01/846027-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging na verkeersincident

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident na een verkeersconflict. Op 17 december 2013 vond er een verkeersincident plaats in Helmond, waarbij de verdachte en het slachtoffer, een taxichauffeur, in een woordenwisseling verwikkeld raakten. Na het incident volgde de verdachte het slachtoffer naar zijn werkplek, waar hij samen met drie anderen het slachtoffer bedreigde met een mes en hem vervolgens zwaar mishandelde. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder een geperforeerde long, een klaplong en een gebroken rib. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.918 aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte een grote inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat het geweld een grote indruk op hem had gemaakt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het feit dat hij blijk gaf van berouw.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/846027-13
Datum uitspraak: 23 april 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 maart 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 april 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 december 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]),
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel (een geperforeerde long en/of klaplong en/of een of meer gebroken
ribben), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen
diens gezicht en/of lichaam te schoppen
en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/tegen diens
gezicht en/of lichaam te slaan
en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een elleboog) in/tegen diens
gezicht en/of lichaam te stoten/slaan
en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) een zogenaamd knietje in/tegen
diens gezicht en/of lichaam te geven;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer]),
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen
diens gezicht en/of lichaam te schoppen
en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/tegen diens
gezicht en/of lichaam te slaan
en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een elleboog) in/tegen diens
gezicht en/of lichaam te stoten/slaan
en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) een zogenaamd knietje in/tegen
diens gezicht en/of lichaam te geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op of omstreeks 17 december 2013 te Helmond [slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp
voorwerp, getoond aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval in de directe nabijheid
van voornoemde [slachtoffer] gehouden en/of (daarbij) deze [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd : "ik laat jou opruimen. Is zo gebeurd. Let maar op", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte, de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2], de medische informatie, de meldingen die bij de politie zijn binnengekomen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Volgens de officier van justitie heeft verdachte aangever [slachtoffer] met een mes bedreigd en heeft hij daarna met voorbedachten rade samen met zijn mededaders aangever [slachtoffer] zwaar mishandeld.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de voorbedachten rade te komen. Dat verdachte aangever “bang wilde maken” of dat hij “verhaal wilde gaan halen” wil nog niet zeggen dat hij aangever zwaar wilde mishandelen. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel nu het letsel van aangever niet blijvend is. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat er geen bewijs is voor medeplegen. Verdachte heeft geen geweld toegepast tegen het slachtoffer en heeft juist geprobeerd het geweld te laten stoppen. Volgens de raadsman moet de verklaring van verdachte als uitgangspunt worden genomen nu zijn verklaring op essentiële punten strookt met de inhoud van het dossier.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank stelt het volgende vast.
[slachtoffer] [2] heeft aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling gepleegd op 17 december 2013 te Helmond. Hij is werkzaam als taxichauffeur bij het bedrijf [bedrijf]. Rond 18.45 uur vond een verkeersincident plaats met een [vervoersmiddel]. De [vervoersmiddel] is aangever vervolgens gevolgd naar het taxibedrijf gelegen aan [adres 2] te Helmond. Daar is tussen aangever en de bestuurder van de [vervoersmiddel] een woordenwisseling ontstaan waarbij de bestuurder van de [vervoersmiddel] heeft geroepen: “jij moet uitkijken!”, “Ik laat je opruimen!, “Is zo gebeurd ! Let maar op!”. Aangever hoorde dat zijn collega [getuige 3] riep dat de bestuurder van de [vervoersmiddel] een mes in zijn hand had. Aangever keek naar de handen van de bestuurder en zag dat hij een schilmesje in zijn handen had met een wit handvat. Aangever voelde zich bedreigd en was bang dat de bestuurder het mes zou gaan gebruiken. Hierop is aangever het taxibedrijf binnen gegaan.
Ongeveer vijftien minuten later werd er op de deur van het taxibedrijf geklopt. Aangever deed de deur open en hij zag de bestuurder van de [vervoersmiddel] staan met drie andere jongens. Vrijwel direct stormden die drie jongens op aangever af en begonnen op hem in te slaan en te schoppen. Het schoppen en slaan deed erg veel pijn. Er is met veel kracht op aangever ingeslagen waarbij vuisten, ellebogen, knieën en voeten werden gebruikt. Het leek volgens aangever alsof ze hem als boksbal aan het gebruiken waren. Hij probeerde uit de situatie weg te komen en probeerde de kantine in te vluchten. De daders kwamen hem achterna en bleven hem schoppen en slaan. Toen hij in de kantine was zijn de daders nog even doorgegaan. De daders zijn plotseling weggegaan. Aangever had veel pijn over zijn hele lijf en is na de mishandeling door [getuige 3] naar het ziekenhuis gebracht. Daar dachten ze in eerste instantie dat zijn ribben goed gekneusd waren. Twee dagen later werd de pijn te groot en had hij het gevoel dat hij stikte. Hij is terug gegaan naar de eerste hulp van het ziekenhuis en toen bleek dat aangever een klaplong had en een gebroken rib [3] . Ook was sprake van een geperforeerde long [4] . Aangever is gedraineerd, heeft medicatie gekregen en is opgenomen in het ziekenhuis. De geschatte duur van de genezing was 4 tot 6 weken [5] .
Getuige [getuige 1] [6] heeft verklaard dat hij op 17 december 2013 werkzaam was bij het taxibedrijf en dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] in gesprek was met de chauffeur van een [vervoersmiddel]. Hij hoorde dat ze een woordenwisseling hadden en dat dit eindigde in een dreigement. Hij zag ook dat de man van de [vervoersmiddel] een aardappelschilmesje in zijn handen had aan het einde van de woordenwisseling met [slachtoffer]. De man is vervolgens vertrokken. Ongeveer een kwartier later werd er aangebeld. Hij zag dat het de man was die [slachtoffer] had bedreigd en dat er nog drie mannen bij stonden. De vier mannen betraden de hal en hij zag dat twee mannen [slachtoffer] bij zijn armen en oksel pakten om hem mee naar buiten te krijgen. Toen dat niet lukte kwamen ze naar de kantine. [getuige 1] zag dat ze uithaalden naar [slachtoffer] [7] .
Getuige [getuige 2] [8] bevestigt het verhaal van aangever en getuige [getuige 1]. Volgens [getuige 2] stormden de mannen binnen en begonnen ze [slachtoffer] direct te slaan. In de hal werden enkele rake klappen uitgedeeld en in de kantine gingen ze door met slaan en schoppen. Daarbij werd [slachtoffer] hard geraakt. In het halletje is [slachtoffer] op zijn hoofd geslagen maar hij werd voornamelijk in zijn rug en in zijn linkerzijde geslagen en geschopt, met handen en voeten. Hij kon zien dat er met vuisten geslagen werd en dat er sprake was van het geven van knietjes [9] .
Ter zitting heeft verdachte [10] verklaard dat hij de bestuurder was van de [vervoersmiddel] en dat hij inderdaad achter aangever [slachtoffer] aan is gereden. Ook erkent hij dat er een woordenwisseling is ontstaan en dat hij daarna is vertrokken. Vervolgens heeft hij contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] en hebben ze afgesproken om naar het taxibedrijf terug te gaan. Volgens verdachte om “verhaal te gaan halen”. Er zaten nog twee personen bij [medeverdachte] in de auto en die zijn ook mee gegaan. [slachtoffer] opende de deur en de twee jongens pakten [slachtoffer] onder diens armen en stormden samen met [medeverdachte] naar binnen. Vervolgens is verdachte ook naar binnen gegaan. [slachtoffer] werd een andere ruimte in geduwd en verdachte ging daar ook naartoe. Hij zag dat [slachtoffer] werd geslagen, dat er werd geduwd en getrokken.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aangever [slachtoffer] en van medeplegen van zware mishandeling.
medeplegen
Anders dan de verdediging heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de zware mishandeling wel degelijk sprake is van medeplegen. Weliswaar is niet komen vast te staan dat verdachte aangever [slachtoffer] zelf heeft mishandeld, maar er is wel sprake geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Verdachten hebben gezamenlijk uitvoeringshandelingen verricht door samen naar het taxibedrijf te gaan om “verhaal te halen”. Vervolgens is verdachte ook mee naar binnen gegaan, nadat hij zag dat aangever door twee van zijn mededaders onder de armen werd gepakt en zijn mededaders met aangever naar binnen stormden. Daarna is verdachte zijn mededaders gevolgd naar de kantine toen het conflict zich daarheen verplaatste. Ook heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het geweld, terwijl hij hiertoe wel de mogelijkheid had. Uiteindelijk zijn verdachte en zijn mededaders gezamenlijk vertrokken. De verklaring van verdachte dat hij heeft geprobeerd de jongens van [slachtoffer] af te halen en dat hij heeft gezegd dat ze moesten ophouden, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu deze verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
zwaar lichamelijk letsel
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Uit de medische informatie en de verklaringen van aangever blijkt namelijk dat aangever een klaplong, een geperforeerde long en een gebroken rib heeft opgelopen. Dit betreft ernstig letsel waarbij drainage, pijnstilling en een opname in het ziekenhuis was vereist. Het enkele feit dat geen sprake is van blijvend letsel doet daaraan niet af.
opzet
Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer] veelvuldig en met kracht geschopt en geslagen met voeten, handen (waaronder vuisten), knieën en ellebogen. Aangever en de getuigen hebben verklaard dat er met veel kracht werd geslagen, dat er rake klappen werden uitgedeeld en dat het leek alsof aangever als boksbal werd gebruikt. Gezien de intensiteit en de aard van het geweld kan redelijkerwijs worden aangenomen dat verdachte heeft beseft, dat zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] het te verwachten gevolg zou zijn van het handelen van zijn mededaders en dat hij dit letsel kennelijk bewust op de koop toe heeft genomen.
voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade dient vast komen te staan dat de verdachte tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte een conflict heeft gehad met aangever en dat hij een kwartier later terug is gegaan naar het taxibedrijf met nog drie andere jongens. Blijkens de verklaringen gingen ze “verhaal halen” dan wel aangever “bang maken”. Naar het oordeel van de rechtbank kan weliswaar worden vastgesteld dat sprake was van tijd en gelegenheid voor kalm overleg en bedaard nadenken, maar niet dat verdachte voornemens was aangever te gaan mishandelen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de ten laste gelegde voorbedachten rade.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
primair
op 17 december 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met
anderen aan een persoon (te weten [slachtoffer]),
opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (een geperforeerde long en klaplong en een gebroken
rib), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, meermalen, tegen
diens lichaam te schoppen en (met gebalde vuist) tegen diens
gezicht en lichaam te slaan en met een elleboog tegen diens
lichaam te stoten en een zogenaamd knietje tegen
diens lichaam te geven
op 17 december 2013 te Helmond [slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, getoond aan voornoemde [slachtoffer], en deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "ik laat jou opruimen. Is zo gebeurd. Let maar op"
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de wisselende proceshouding van verdachte gedurende het gehele onderzoek en het feit dat hij pas ter zitting (gedeeltelijk) openheid van zaken heeft willen geven.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie, mede gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd, onevenredig hoog. Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank verzocht rekening te houden met het rapport dat over verdachte is opgesteld door [rapporteur].
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging waarbij hij ook een mes heeft getoond en aan medeplegen van zware mishandeling. Met name dit laatste feit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Verdachte voelde zich na een verkeersincident gediscrimineerd en is met drie andere jongens terug gegaan om verhaal te halen. Daarbij is aangever zwaar mishandeld met ernstig letsel als gevolg.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen en het geweld hebben een grote indruk op hem gemaakt. Hij kan niet meer op zijn zij liggen omdat dat te pijnlijk is en hij kan niet meer duiken. Daarnaast geeft hij aan regelmatig last te hebben van enge dromen en speelt het hele gebeuren nog steeds in zijn hoofd.
Het mag dan zo zijn dat verdachte zelf geen fysiek geweld tegen aangever heeft toegepast, hij was wel degene die de anderen mee heeft genomen naar het taxibedrijf om verhaal te halen en hij heeft zich ook niet van het geweld gedistantieerd. Verdachte had dus wel degelijk een rol in het geheel.
In het voordeel van verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft. Tevens blijkt uit de rapportage die over verdachte is opgemaakt dat hij maatschappelijk probleemloos functioneert. Omdat verdachte tijdens het gesprek met de rapporteur geen openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de ten laste gelegde feiten, kan de rapporteur niet tot een inschatting komen van het recidiverisico en kan hij ook geen strafadvies geven.
De rechtbank weegt voorts in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal zij een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering in het geheel en hoofdelijk toewijsbaar is, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat onduidelijk is of de verzekering van [slachtoffer] de ziekenhuisopname heeft vergoed en of de gevorderde daggeldvergoeding daar niet onder valt. Hij heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. Ter zitting heeft [slachtoffer] desgevraagd aangegeven dat de verzekering tot op heden nog niet heeft uitgekeerd. Bovendien betreft de gevorderde daggeldvergoeding een forfaitair bedrag dat de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voorkomt.
De immateriële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (9 februari 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De immateriële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (9 februari 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 57, 285, 302.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en):
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet
aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 3maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van €1.918,00 subsidiair 29 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], van een bedrag van €1.918,00 (zegge:
duizend negenhonderdenachttien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van €1.600,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van €318,00 materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (9 februari 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van €1.918,00
(zegge: duizend negenhonderdenachttien euro), te weten €1.600,00 immateriële
schadevergoeding en €318,00 materiële schadevergoeding.
De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de vordering (9 februari 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. W.J.M. Fleskens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 23 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met nummer PL2203-2013175438 van politie Brabant Zuid-Oost, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 66.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 21 van voornoemd eind-proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 23 van voornoemd eind-proces-verbaal en de medische informatie van [slachtoffer], pagina 27 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] bij de rechter-commissaris.
5.De medische informatie van [slachtoffer], pagina 27 van voornoemd eind-proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pagina 33 van voornoemd eind-proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pagina 41 van voornoemd eind-proces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 9 april 2014.