ECLI:NL:RBOBR:2014:204

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
01/840630-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 3 juli 2012 vond er een verkeersongeval plaats op de Margrietweg te Helvoirt, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een fietster van achteren aanreed. De fietster, genaamd [slachtoffer], liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenschudding, hersenbloeding en diverse breuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had verklaard dat hij mogelijk een epileptische aanval had gehad, maar de rechtbank achtte dit onaannemelijk, gezien zijn vermogen om na het ongeval door te rijden naar een garage. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende had gedaan om een epileptische aanval te voorkomen, aangezien hij zijn medicatie niet had ingenomen. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 80 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en contact had gezocht met het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/840630-12
Datum uitspraak: 21 januari 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1943],
wonende te [woonplaats],[straat 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 december 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 juli 2012 te Helvoirt, gemeente Haaren, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg,
Margrietweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:,
rijdende op die Margrietweg is verdachte tegen een voor hem rijdende fietster
gereden en/of gebotst en/of
is verdachte niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en/of waarover deze vrij
was,
waardoor een ander (te weten die fietster, genaamd[slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel (traumatisch hersenletsel, beschadigde hersenzenuw,
en diverse fracturen waar operatief ingrijpen voor nodig was), en/of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juli 2012 te Helvoirt, gemeente Haaren, althans in
arrondissement 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een voertuig (auto),
daarmee rijdende op de weg, de Margrietweg, heeft gehandeld als volgt:
rijdende op die Margrietweg is verdachte tegen een voor hem rijdende fietster
gereden en/of gebotst en/of is verdachte niet in staat geweest zijn voertuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien
en/of waarover deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in devervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding. [1]
Op 3 juli 2012 rond 14:45 uur heeft op de Margrietweg, gelegen buiten de bebouwde kom van Helvoirt [2] een aanrijding plaatsgevonden tussen een personenauto en de bestuurster van een fiets, mw. [slachtoffer]. [3] [getuige] fietste op dat moment aan de rechterzijde van de rijbaan en [slachtoffer] naast haar. Zij fietsten aan de rechterzijde van de rijbaan op een gedeelte van de weg waar alleen maar grasland naast lag.[slachtoffer] is van achteren aangereden en op de motorkap van de auto terecht gekomen en daarna aan de linkerzijde van de rijbaan op de grond terecht gekomen. [4] Zij heeft daarbij letsel opgelopen in de vorm van een hersenschudding, hersenbloeding, aangezichtsbreuk, wervelbreuk, sleutelbeenbreuk, bekkenbreuk, bovenbeenbreuk, onderbeenbreuk en een breuk van de rechterduim. [5] De personenauto is na de aanrijding doorgereden. Verdachte heeft zich op diezelfde dag omstreeks 21:22 uur gemeld bij de politie van Tilburg als bestuurder van het voertuig dat de plaats van deze aanrijding heeft verlaten. [6] Verdachte reed in een grijskleurige Hyundai met kenteken [kenteken] [7]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie is daarbij van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en zwaar lichamelijk letsel. Zij gaat er vanuit dat verdachte tijdens het besturen van zijn auto een epileptische aanval heeft gehad, maar hij heeft onvoldoende gedaan (geen medicatie ingenomen) om dit te voorkomen. Er is geen sprake geweest van een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen herinnering heeft aan het ongeval omdat hij vermoedelijk tijdens het rijden een epileptische aanval heeft gehad.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is om schuld aan te nemen en dat er geen sprake is van concreet gevaar zettend of hinder veroorzakend gedrag van verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien en voor zover de rechtbank het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen acht verdachte vanwege een black-out dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte een black-out niet kon voorzien, ook niet in de situatie dat hij incidenteel vergeet zijn medicijnen in te nemen. Verdachte hoefde daarom op geen enkele wijze aan te nemen dat het niet verantwoord zou zijn een auto te besturen.
Het oordeel van de rechtbank.
In het proces-verbaal verkeersongevallen analyse is beschreven dat recente schade zichtbaar was aan de voorbumper, de voorste kentekenplaat en de voorruit van de Hyundai [8] en voorts dat gezien de inpassing van de aangetroffen voertuigdelen en de inpassing van de fiets op de voorzijde van de personenauto dit voertuig betrokken is geweest bij dit verkeersongeval. [9]
De afstand gelegen tussen de plaats van de botsing en de plaats van de aangetroffen fiets bedraagt 13.5 meter en de afstand gelegen tussen de plaats van de botsing en de plaats waar het slachtoffer werd aangetroffen bedraagt 36.1 meter. [10]
De personenauto, merk Hyundai, heeft gereden over de Margrietweg, komende vanuit de richting Drunen en rijdende in de richting Helvoirt. De voorzijde van de personenauto kwam in aanraking met de achterzijde van de fiets, welke vermoedelijk links naast de andere fietser reed.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 januari 2014 verklaard: ik ben vermoedelijk de bestuurder geweest. Er zat niemand naast mij in de auto.
Overweging omtrent het bewijs
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte als bestuurder van een personenauto tegen de voor hem rijdende fietster [slachtoffer] is aangereden. De rechtbank overweegt verder dat, gezien de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden en de inhoud van het dossier, niet is gebleken van omstandigheden die het zicht op de voor de verdachte op de rijweg fietsende [slachtoffer] hebben belemmerd. Gelet hierop kan het feit dat verdachte[slachtoffer] kennelijk niet heeft opgemerkt naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet voortvloeien uit een kort moment van onoplettendheid. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Dit kan anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk geworden waaruit volgt dat van schuld in hiervoor bedoelde zin niet kan worden gesproken.
Aangaande het verweer dat verdachte als gevolg van een epilepsieaanval/black-out geen verwijt gemaakt kan worden, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard [11] : Uiteindelijk kwam ik bij Giersbergen uit en zag hier een bord staan met de tekst Cromvoirt/Helvoirt. Ik ben toen die kant opgereden. Ik heb
toen een doorgaande weg gevolgd. Ik kan me verder niet herinneren of ik in
Cromvoirt en/of Helvoirt geweest ben. Op een gegeven moment kom ik in Udenhout en zag ik dat er een ster in mijn voorruit zat. Ik zag dat deze ster aan de bijrijderszijde zat. Ik had nog zodanig zicht dat ik gewoon mijn weg kon vervolgen. Ik had het idee dat er een steen tegenaan was gekomen. Ik kan mij dus niet herinneren of ik nu in Cromvoirt of Helvoirt ben geweest. In Udenhout kwam ik weer bij mijn positieven. Vanaf Giersbergen tot aan Udenhout weet ik dus niets meer. Tijdens het bijkomen van deze vermoedelijke aanval, waarop ik dacht dat ik een steen tegen de auto had gehad ben ik naar de garage gereden. Dit betreft de [autogarage], gelegen op de[straat 2]in[plaats]. Ik ben op mijn intuïtie naar [autogarage] gereden en had er eigenlijk geen benul van dat ik even moest stoppen. Uiteindelijk kom ik bij [autogarage] aan en hier bleek dat ik meer schade aan mijn personenauto had. Ik zag toen dat er een scheur in de rechterbumper zat.
Ter terechtzitting van 7 januari 2014 heeft verdachte verklaard: Tussen Giersbergen en Udenhout, die tijd is weg. Tijdens het bijkomen van de aanval ben ik naar de garage gereden. Toen had ik niet het benul dat ik een aanval had gehad. Ik denk dat ik dat op de automatische piloot heb gedaan. Ik vond zelf dat ik wist wat ik deed en reed naar de garage. Ik wist op dat moment niet dat ik mijn medicatie niet had ingenomen.
Toen kwam het bericht van Omroep Brabant. Toen begon het bij mij door te dringen dat ik het was. Dit was na 18:00, 19:00 uur. Toen had ik medicatie weer ingenomen.
Voorts heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij 25 jaar geleden een soortgelijke aanval heeft gehad. “Ik kwam thuis van mijn werk, pakte een borreltje en toen zakte ik weg. Ik weet niet of ik toen nog kon lopen. Ik ben toen lang afwezig geweest.” In de tussenliggende periode hebben dergelijk wegrakingen zich volgens verdachte niet meer voorgedaan.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte gedurende enige tijd een epileptische aanval (met wegraking) of black-out heeft gehad. Immers, verdachte is na de aanrijding in staat geweest door te gaan met besturen van zijn auto en door te rijden naar een garage in Tilburg, en derhalve tot het verrichten van complexe handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt zich dat niet met het hebben van een epileptische aanval (met wegraking) of black-out. Voorts acht de rechtbank niet geloofwaardig dat verdachte zich, op het moment dat hij naar zijn zeggen weer bij kwam, niet afvroeg wat er was gebeurd en enkel meende een steen op zijn ruit te hebben gekregen, ook toen bij het bezoek aan de garage bleek dat er ook schade was aan de voorkant van de auto. Dit acht de rechtbank dermate ongerijmd dat zij er van uit gaat dat verdachte zich er van bewust is geweest dat hij een aanrijding - mede gelet op de aard van daarvan zoals is omschreven in het proces-verbaal verkeersongevallen analyse - heeft veroorzaakt en desondanks verder is gereden.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet van omstandigheden gebleken waaruit volgt dat van schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 niet kan worden gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dienaangaande.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 03 juli 2012 te Helvoirt, gemeente Haaren, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, Margrietweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsge-vonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
rijdende op die Margrietweg is verdachte tegen een voor hem rijdende fietster gereden en is verdachte niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waar-over hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor een ander te weten die fietster, genaamd[slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel (hersenschudding, hersenbloeding, aangezichtsbreuk, wervelbreuk, sleutelbeenbreuk, bekkenbreuk, bovenbeenbreuk, onderbeenbeenbreuk en breuk basis rechter duim), werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn- zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen ook volgt - geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van primair:
Een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman kan zich, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde c.q. dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, niet vinden in de eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een hersenschudding, hersenbloeding en diverse breuken. Blijkens de ter terechtzitting van 7 januari 2014 voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer], ondervindt zij nog steeds lichamelijke klachten en ernstige beperkingen in haar dagelijks functioneren als gevolg van het ongeval.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet. Verder betrekt de rechtbank bij de strafmaat het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld en contact met het slachtoffer en haar echtgenoot heeft gezocht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d,
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. primair:
Taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 21 januari 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, genummerd PL21X4 2012069596-1.
2.Proces-verbaal, p. 19.
3.Proces-verbaal, p. 2. [naam] is de meisjesnaam van het slachtoffer, voluit genaamd [slachtoffer], blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring van 31 december 2013.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 19-20.
5.Medische verklaring, opgemaakt op 4 juni 2012, proces-verbaal, p. 12.
6.Proces-verbaal, p. 2.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 14.
8.Proces-verbaal, p. 43.
9.Proces-verbaal, p. 60.
10.Proces-verbaal, p. 60.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 15.