ECLI:NL:RBOBR:2014:1918

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
01/050658-97
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met een zedendelict achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die in 1998 ter beschikking was gesteld vanwege zedendelicten. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd, maar de vraag was of deze opnieuw moest worden verlengd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor een jaar behandeld tijdens openbare zittingen op 27 november 2013, 27 januari 2014 en 7 april 2014. Tijdens deze zittingen zijn deskundigen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord. De deskundigen gaven aan dat er nog steeds een risico op recidive bestaat, ondanks de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de betrokkene, die lijdt aan het syndroom van Asperger en pedoseksualiteit. De rechtbank heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe, die stelden dat er geen recidivegevaar meer zou zijn, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eisten. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, waarbij het belang van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er bij een volgende verlengingszitting een actueel reclasseringsrapport moet worden opgemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/050658-97
Uitspraakdatum: 18 april 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1975],
verblijvende in [kliniek 1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 24 augustus 1998 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van
5 december 2012 met een jaar verlengd. Hoewel het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beslissing van de rechtbank heeft vernietigd, is bij beslissing van 20 juni 2013 ook door het hof de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 16 oktober 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzittingen van deze rechtbank van
27 november 2013, 27 januari 2014 en 7 april 2014.
Hierbij zijn op 7 april 2014 de officier van justitie, de deskundigen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van de inrichting waar betrokkene verblijft, opgemaakt en ondertekend door drs. H.J. van der Lugt, hoofd van de inrichting, en drs. H. de Boer, hoofd behandeling/ psychiater, en voor akkoord geparafeerd door drs. L. Krieckaert, hoofd behandelzaken, d.d. 27 september 2013;
  • het reclasseringsadvies voorwaardelijke beëindiging d.d. 6 november 2013;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van meermalen met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar ontuchtige handelingen plegen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam en meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
(…)
De kans wordt groot geacht dat betrokkene bij een hypothetisch direct ontslag uiteindelijk wordt blootgesteld aan destabiliserende factoren, met name het omgaan met onlustgevoelens, onvoldoende inzicht en intrinsieke motivatie om impulsen te controleren en door de kans sociaal gedepriveerd te raken, waardoor het richten op seksuele behoeften naar verwachting dichterbij komt, ook met libidoremmende medicatie.
De mate van intrinsieke motivatie voor het voorkomen van delicten is in deze fase van nog op te bouwen behandelcontact onvoldoende inzichtelijk en duidelijk. Een hypothetisch direct ontslag zal naar verwachting, mede door gebrekkige sociale, relationele en copingvaardigheden, alsook door gebrekkige empathie, kunnen uitmonden in delictgedrag.
(…)
Betrokkene heeft een aan autisme verwante stoornis, het syndroom van Asperger. Daardoor is zijn inlevingsvermogen beperkt, en is hij minder flexibel in het toepassen van gedragsalternatieven in sociale situaties.
Verder is er sprake van pedoseksualiteit. Mogelijk dat dit deels ook samenhangt met zijn autisme. Door deze aandoening lukt het mensen in het algemeen minder goed om bevredigende contacten met volwassenen te ontwikkelen.
Betrokkene is gemotiveerd voor behandeling en heeft libidoremmende medicatie geaccepteerd. Hij is open over effecten en bijwerkingen van het middel. In de vorige kliniek is een al ver gevorderde resocialisatiepoging stuk gelopen op een overtreding van voorwaarden.
Betrokkene is daar naar binnen gehaald na onduidelijkheid over een contact buiten de kliniek. Vervolgens heeft hij om aan geld te komen softdrugs verkocht.
Het afgelopen halfjaar is gebruikt om onderzoek te doen naar de persoonlijkheid van betrokkene. In eerdere discussies tussen de [kliniek 2] en de rechtbank ontstond onduidelijkheid over het gedrag van betrokkene. De vraag was of er naast Asperger ook sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met anti-sociale trekken. Uit onderzoek is gebleken dat dit laatste niet het geval is.
Het behandelcontact met betrokkene is momenteel goed, en het voornemen is om de resocialisatiepoging van de vorige kliniek hier voort te zetten. De verwachting is dat met name het feit dat betrokkene hormonale libidoremming neemt, en het gegeven dat hij over het algemeen open en meewerkend is in het behandelcontact, voldoende beschermend zijn om resocialisatie tot een succes te maken.
(…)
Gezien het beloop van de afgelopen periode adviseren we u de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Wij zijn voornemens om de verloven van betrokkene op korte termijn weer te hervatten en de in de vorige kliniek gestrande resocialisatie voort te zetten. (…)
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik vind de verlenging niet nodig. Er is namelijk geen sprake van recidivegevaar. Ik heb inmiddels driekwart jaar een geweldige relatie met [naam 1]. Ik hoor dat zich in het dossier ook de brief bevindt die [naam 1] heeft geschreven. Ik heb voordien nooit een relatie met een volwassen partner gehad. Ik heb geen pedoseksuele gevoelens meer. Sinds het moment van het schrijven van het verlengingsadvies is er veel gebeurd. Ik heb het gevoel dat ik er klaar voor ben om in de maatschappij terug te keren.
De deskundige H.J. de Boer, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Op de vraag om de huidige stand van zaken toe te lichten, gelet op de datum van het verlengingsadvies, het volgende. Betrokkene bevindt zich thans in de fase van dubbel begeleid verlof. Dit loopt goed. Ik denk dat de problemen pas te verwachten zijn in de transmurale fase, in die fase is het de vorige keer fout gegaan in de [kliniek 2]. Het is onzeker of de relatie die betrokkene nu heeft met zijn partner werkt als een ontregelende of als een beschermende factor.
Het recidiverisico wordt nog groot geacht, dat blijkt uit het laatste stuk van het verlengingsadvies als weergegeven op 15 van 16.
De omstandigheid dat betrokkene nu een relatie heeft, is niet van invloed op het risicogevaar en het risicomanagement.
Betrokkene zegt dat hij met zijn seksuele behoeften terecht kan bij zijn partner, maar zoals gezegd kan niet voorspeld worden of dit beschermt tegen recidive. De literatuur is er niet duidelijk over of het hebben van een relatie nieuwe pedoseksuele delicten voorkomt. Het is wel de eerste volwassen relatie die betrokkene heeft en het kan heel goed zo zijn dat betrokkene een volwassen relatie beter en prettiger ervaart dan illegale seks. Bekend is dat relaties ook heel veel stress kunnen opleveren en alles kunnen ontregelen. Omdat het in het onderhavige geval een bijzondere stap is dat betrokkene een volwassen relatie is aangegaan, zou het mogelijk wel beschermend kunnen werken.
Als verder alles goed verloopt dan zou eind 2014 de fase van transmuraal verlof in kunnen gaan. Het is belangrijk voor de komende periode dat als betrokkene los komt van de hulpverleners in de forensische psychiatrie, dat hij dan niets opzout, maar dat hij uit zichzelf zaken meldt. Ik verwacht niet dat de dwangverpleging na ommekomst van het laatste verlengingsjaar eraf kan en om die reden overweeg ik het advies te wijzigen en te adviseren te verlengen met twee jaar.
Ik persisteer bij het advies tot verlenging; zoals gezegd, wellicht kan de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar worden verlengd, anders moeten we over vier maanden alweer kijken waar we staan.
De deskundige M.J.C. Bonthuis, optredend namens Reclassering Nederland, heeft het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Afgelopen periode hebben wij geen betrokkenheid meer gehad. De indicatiestelling wordt door IFZ pas afgegeven als het traject van onbegeleide verloven goed loopt. Betrokkene heeft geen verblijfplek buiten de kliniek, die situatie is onveranderd. Het is niet zo dat door de reclassering is gefocust op de onmogelijkheden.
We zijn gestart met het zoeken van huisvesting in zijn netwerk. Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is wat ons betreft nog geen optie als betrokkene nog in de FPC zit. De recidivekans is moeilijk in te schatten.
Ik deel niet de ervaring, zoals de raadsvrouwe mededeelt, dat nooit meer een machtiging wordt verleend vanuit een proef-verlofstatus. Ik ben ermee bekend dat er verschillende proefverloven lopen. In het onderhavige geval ontbreekt evenwel de indicatiestelling en dan houdt het voor de reclassering op dit moment op bij gebreke aan een voldoende vangnet.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene stelt dat hij niet recidivegevaarlijk meer is. Hij is open over zijn delict en pedoseksuele gevoelens. Inmiddels hebben er twee dubbel begeleide verloven plaatsgevonden en is het resocialisatietraject ingezet. Ik begrijp het gevoel van betrokkene maar er is nog steeds sprake van een recidiverisico bij direct ontslag.
Betrokkene fantaseert nog steeds over het delict en hij moet nog copingvaardigheden aanleren. Ik kan geen uitspraken doen over een eventuele beschermende werking van de relatie die betrokkene thans heeft. Ik persisteer bij de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Het zou een fout signaal zijn als ik nu zou zeggen dat de terbeschikkingstelling met een termijn van 2 jaar verlengd moet worden. Ik vind het belangrijk om de druk er op te houden en te blijven monitoren hoe het resocialiseren verder verloopt.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft het woord gevoerd overeenkomstig de aangehechte pleitnota en doet daarbij -kort gezegd- de navolgende verzoeken:
  • primair afwijzing van de vordering;
  • subsidiair voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder voorwaarden die de rechtbank stelt;
  • meer subsidiair schorsing van het onderzoek ter zitting teneinde een actueel maatregelrapport door de reclassering te laten opmaken waarbij de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege opnieuw worden onderzocht, met specifieke aandacht voor een concrete indicatiestelling voor Kwintes.
De officier van justitie voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Er valt zeker veel te zeggen over het ontbreken van voortvarendheid maar dit betekent niet dat het vervolg met hele grote stappen moet gaan. Mijns inziens is het onverstandig en onwenselijk als de rechtbank zelf voorwaarden moet formuleren en dat betrokkene zelf op zoek gaat naar woonruimte. Ik zie geen schending van het proportionaliteitsbeginsel louter door de omstandigheid dat betrokkene inmiddels 15 jaar ter beschikking is gesteld. De aard van de stoornis en het recidivegevaar zijn hierbij ook meegenomen. Het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging dient mijns inziens te worden afgewezen aangezien dit nog te vroeg is. Ook het verzoek om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de reclassering een maatregelrapport op te laten stellen dient naar mijn mening te worden afgewezen aangezien er over een aantal maanden wederom gekeken wordt naar de vraag of een verlenging van de terbeschikkingstelling aan de orde is. Ik acht het wel verstandig dat voor die verlengingszitting een actueel reclasseringsrapport wordt aangevraagd.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Cliënt heeft al een leven buiten gehad in transmurale verloven. Cliënt kon destijds niet anders handelen dan hij gedaan heeft. De terbeschikkingstelling heeft hem handvatten gegeven waardoor hij nu wel anders kan handelen. Het standpunt van de kliniek omtrent het recidivegevaar komt ook voort uit de gebrouilleerde relatie die cliënt met de vorige kliniek heeft gehad en is gebaseerd op onjuiste aannames ten aanzien van incidenten. Cliënt heeft vandaag hardop gezegd dat hij de pedoseksuele fantasieën en affiniteit niet meer heeft.
Als de onbegeleid verlofstatus er de volgende keer nog niet is dan is de kans groot dat de reclassering weer met eenzelfde rapport komt, hetgeen teleurstellend is, kijkend naar de laatste beslissing van het hof. Ik persisteer bij mijn verzoeken, waaronder het uiterst subsidiaire verzoek waarin een hele concrete vraagstelling aan de rechtbank wordt voorgelegd.

Overweging van de rechtbank.

Ter onderbouwing van het primaire verzoek heeft de raadsvrouwe onder meer aangevoerd dat volgens de terbeschikkinggestelde het recidivegevaar onvoldoende relevant aanwezig is. Nog daargelaten dat afwijzing van de vordering tot verlenging op grond van artikel 509t, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet mogelijk is, is de rechtbank anders dan de terbeschikkinggestelde van oordeel dat op basis van de inhoud van het verlengingsadvies en de daarop gegeven toelichting ter zitting door deskundige De Boer, waarbij de actuele ontwikkeling van een affectieve partnerrelatie in ogenschouw is genomen, nog onverkort sprake is van een reëel recidivegevaar. Dat de terbeschikkinggestelde geen justitiële voorgeschiedenis heeft, hij zijn behandeling geslaagd acht, hij probleembesef en ziekte-inzicht heeft en hij libidoremmende medicatie tot zich neemt, zijn positieve factoren die van invloed kunnen zijn op het recidiverisicio, doch maken niet dat is komen vast te staan dat het recidivegevaar thans is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau en het voortduren van de maatregel niet langer is vereist.
De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van schending van het proportionaliteitsbeginsel.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 november 1998 en dus thans ruim 15 jaar loopt. Zoals laatstelijk ook door het gerechtshof is overwogen, moet dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van de delicten waarvoor de maatregel is opgelegd, mede in aanmerking genomen worden bij de verlengingsbeslissing. Bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt, dient het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder te wegen.
De rechtbank is van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, nu ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar in aanmerking moeten worden genomen. In dat verband overweegt de rechtbank nog dat hoewel iedere onnodige vertraging van het resocialisatietraject onwenselijk is gelet op de tijd die reeds is verstreken, zeker indien die vertraging niet aan de terbeschikkinggestelde kan worden verweten, ook deze vertraging niet met zich brengt dat thans moet worden geconcludeerd dat sprake is van disproportionaliteit.
De raadsvrouwe heeft subsidiair bepleit om de dwangverpleging van betrokkene voorwaardelijk te beëindigen onder voorwaarden door de rechtbank te stellen.
De rechtbank ziet in het verhandelde ter zitting, noch in hetgeen zijdens en door de terbeschikkinggestelde naar voren is gebracht, termen aanwezig om tegen de adviezen van de kliniek en de reclassering in thans te beslissen tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Daarbij weegt de rechtbank mee de fase van resocialiseren, dubbel begeleid verlof, waarin de terbeschikkinggestelde zich thans bevindt.
De rechtbank acht, gelet op het verhandelde ter terechtzitting alsmede gelet op de voorliggende adviezen van de inrichting en de reclassering, de toelichtingen door de deskundigen daarop, evenmin termen aanwezig om de mogelijkheden tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging thans opnieuw te onderzoeken. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, gelet op de fase van behandeling waarin de terbeschikkinggestelde zich thans bevindt, te prematuur is. De terbeschikkinggestelde bevindt zich nog in het stadium van dubbel begeleid verlof en heeft nog geen aanvang gemaakt met onbegeleid verlof, zodat thans aan het verzoek van de verdediging wordt voorbijgegaan. Ditzelfde geldt voor het verzoek om concreet te laten onderzoeken door de reclassering of een IFZ-indicatie voor [groep] bij de [kliniek 1] kan worden verkregen, bij gebreke van iedere onderbouwing voor dit verzoek.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met een jaar. Tevens deelt de rechtbank de visie van het openbaar ministerie met betrekking tot een volgende verlengingszitting en verwacht dat in dat geval een maatregelrapport wordt opgemaakt en gereed zal zijn, waarbij opnieuw de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege door de reclassering zijn onderzocht.

DE BESLISSING

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
wijst af het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met
éénjaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2014.
Mr. Verheggen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.