ECLI:NL:RBOBR:2014:1917

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
01/849210-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. J.H.L.M. Snijders
  • mr. H.H.E. Boomgaart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en valsheid in geschrift met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt en valsheid in geschrift. De verdachte had door het ter beschikking stellen van door hem gehuurde panden bijgedragen aan de hennepteelt gedurende een periode van drie jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 juni 2013 opzettelijk heeft bijgedragen aan de teelt van hennepplanten op verschillende locaties in Nederland, waaronder Hengelo, Oss, Strijen, Ammerstol en Amersfoort. Daarnaast heeft de verdachte gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten, zoals werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, om huurovereenkomsten af te sluiten voor de panden die gebruikt werden voor de hennepteelt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte verplicht contact moet houden met de reclassering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de hoeveelheid gepleegde strafbare feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode beziggehouden met het faciliteren van hennepteelt en heeft daarbij gebruik gemaakt van valse gegevens, wat heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de hennepteelt. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/849210-12
Datum uitspraak: 18 april 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 6 augustus 2013 (bijlage 1). Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 april 2014 is gewijzigd ex artikel 314a Sv. (bijlage 2) is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
een of meer personen in of omstreeks nader te noemen periode(n), in elk geval
in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 16 maart 2013, in
nader te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, (telkens)
opzettelijk heeft/hebben geteeld, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk
geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van
die wet, te weten
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 december 2011 te
Hengelo, locatie [adres 1] (528 hennepplanten) (zaak 5) en/of
- in/of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011
te Oss, locatie [adres 2] (362 hennepplanten) (zaak 1) en/of
- in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 3 mei 2012 te
Strijen, locatie [adres 3] (584 hennepplanten) (zaak 8) en/of
- in/of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 10 oktober 2012
te Ammerstol, locatie [adres 4] (435 hennepplanten) (zaak 3) en/of
-in of omstreeks de periode van 16 maart 2013 tot en met 24 juni 2013 te
Amersfoort, locatie [adres 5] (431 hennepplanten) (zaak 21)
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf / misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 16 maart 2013, te Hengelo
en/of Oss en/of Strijen en/of Ammerstol en/of Amersfoort, in elk geval in
Nederland in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
middels het afsluiten van (een) huurovereenkomst(en) (een) pand(en) ter
beschikking te krijgen en/of te hebben ten behoeve van het telen, althans het
aanwezig hebben, van hennepplanten;
(art 3 ahf/ond D Opiumwet / art 11 lid 2 Opiumwet)
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 6 november
2009 tot en met 16 maart 2013 te Groningen en/of Nijmegen en/of Puttershoek
en/of Schoonhoven en/of Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) of vervalst(e)
werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of
indentiteitskaart(en), - zijnde geschrift(en) die bestemd waren om tot bewijs
van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
hebbende hij, verdachte,
- op of omstreeks 6 november 2009 een (kopie) salarisspecificatie over de
maand september 2009 doen toekomen aan [bedrijf 1] ten behoeve
van het afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 1] te
Hengelo, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die (kopie)
salarisspecificatie in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte,
werkzaam was bij [bedrijf 2] en/of inkomsten had uit het
dienstverband met [bedrijf 2] (zaak 5)
en/of
- op of omstreeks 23 september 2011 een (kopie) identiteitskaart en/of een
(kopie) werkgeversverklaring en/of een (kopie) salarisspecificatie over de
periode juli 2011 doen toekomen aan [stichting 1]
ten behoeve van het afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand
[adres 2] te Oss, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in
strijd met de waarheid op voornoemde (kopie) identiteitskaart zijn,
verdachte's, foto was afgebeeld en de persoonsgegevens van [persoon 1] waren
vermeld en/of op die (kopie) werkgeversverklaring en/of (kopie)
salarisspecificatie was vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was [bedrijf 3]
en/of inkomsten had ontvangen uit het dienstverband met
[bedrijf 3] (zaak 1)
en/of
- op of omstreeks 9 november 2011 een (kopie) werkgeversverklaring en/of een
(kopie) salarisspecificatie over de maand augustus 2011 doen toekomen aan
[stichting 2] ten behoeve van het afsluiten van een huurovereenkomst voor
het pand [adres 3] te Strijen, en bestaande die valsheid of vervalsing
hierin dat op die (kopie) werkgeversverklaring en/of (kopie)
salarisspecificatie in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte,
werkzaam was [bedrijf 3] en/of inkomsten had ontvangen uit
het dienstverband met [bedrijf 3] (zaak 8)
en/of
- in of omstreeks de maand augustus 2012 drie (kopie) salarisspecificatie(s)
(periode 2012.3.0 en/of 2012.4.0 en/of 2012.5.0) doen toekomen aan[persoon 2]
ten behoeve van het afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand
[adres 4] te Ammerstol, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
op die (kopie) salarisspecificatie(s) in strijd met de waarheid was vermeld
dat hij, verdachte, werkzaam was bij [bedrijf 4] en/of inkomsten had
ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 4] (zaak 3)
en/of
- op of omstreeks 7 maart 2013 een (kopie) werkgeversverklaring en/of drie
(kopie) salarisspecificaties (over de maanden oktober 2012 tot en met december
2012) doen toekomen aan [bedrijf 5] ten behoeve van het
afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 5] te Amersfoort,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die werkgeversverklaring
en/of salarisspecificaties in strijd met de waarheid was vermeld dat hij,
verdachte, werkzaam was bij [bedrijf 6] en/of inkomsten
had ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 6] (zaak
21);
Voorts zullen onderstaande, door u bekende, strafbare feiten ter kennis van de
rechtbank worden gebracht.
De rechtbank kan bij het bepalen van de straf rekening houden met deze
strafbare feiten. Indien de rechtbank dit doet kunt u deze feiten als
strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
Onderstaande feiten betreffen het huren van panden op navolgende locaties ten
behoeve van de hennepteelt en het gebruik van valse werkgeversverklaringen
en/of salarisspecificaties bij het afsluiten van huurovereenkomsten, te weten:
- locatie [adres 6] te 's-Hertogenbosch (zaak 2);
- locatie [adres 7]te Goor (zaak 4);
- locatie [adres 8] te Almelo (zaak 6);
- locatie [adres 9] te Ede (zaak 7);
- loctie [adres 10] te Hoorn (zaak 9);
- locatie [adres 11] te Zwolle (zaak10);
- locatie [adres 12] te Tegelen (zaak 11);
- locatie [adres 13] te Arnhem (zaak 12);
- locatie [adres 14] te Schalkhaar (zaak 14);
- locatie [adres 15] te Emmeloord (zaak 15);
- locatie [adres 16] te Zeewolde (zaak 16);
- locatie [adres 17] te Tilburg (zaak17);
- locatie [adres 18] te Westervoort (zaak 18);
- locatie [adres 19] te Beverwijk (zaak 19);
- locatie [adres 20] te Hilversum (zaak 20);
- locatie [adres 21] te Grootebroek (zaak 22);
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is in de tweede regel en de tweeëntwintigste regel van feit 1 telkens als uiterste datum van de pleegperiode ’16 maart 2013’ vermeld, terwijl uit de verfeitelijking van zaak 21 ondubbelzinnig volgt dat
dit ‘24 juni 2013’ moet zijn. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde datum zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan, staat bij ad informandum zaak 7 als pleegplaats ‘Ede’ vermeld in plaats van ‘Epe’. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het
verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Na wijziging van de tenlastelegging heeft de officier van justitie er in feit 1 voor gekozen
om de strafverzwarende omstandigheid ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ zodanig in de tekst van de tenlastelegging te plaatsen dat deze betrekking heeft op de medeplichtigheid. De rechtbank verklaart de dagvaarding op dit onderdeel (partieel) nietig, omdat genoemde strafverzwarende omstandigheid enkel van toepassing kan zijn op het gronddelict, zijnde in dit geval hennepteelt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding voor het overige geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bronnen.
I. een eindproces-verbaal van de politie regio Oost-Brabant, nummer PL21T2 2011126061, ‘[adres 2]’, afgesloten d.d. 20 september 2013, aantal doorgenummerde bladzijden:
stampv-165 p., zaak 1-145 p., zaak 2-156 p., zaak 3-100 p., zaak 4-117 p., zaak 5-76 p., zaak 6-81 p., zaak 7-80 p., zaak 8-179 p., zaak 9-190 p., zaak 10-104 p., zaak 11-87 p.,
zaak 12-42 p., zaak 14-93 p., zaak 15-92 p., zaak-16-125 p., zaak-17-104 p., zaak 18-32 p.,
zaak-19-51 p., zaak 20-150 p., zaak 21-149p. en zaak22-21 p. Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden;
II.een proces-verbaal van politie regio Brabant Noord, PL21T2-2011126061-22, d.d. 9 januari 2014, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 3] en inhoudende een verhoor van verdachte op genoemde datum (17 pag).
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
Feiten 1 en 2 kunnen integraal worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
(feiten 1-2: zaak 5, pand [adres 1] te Hengelo)
*een relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (bron I, zaak
5: blz. 2 t/m 6),
*een huurovereenkomst met verhuurder [bedrijf 7] (bron I, zaak 5:
blz. 46-51),
*een inschrijfformulier huurwoning van [bedrijf 1] (bron I, zaak 5:
blz. 52-53),
*een salarisspecificatie (augustus 2009) van [bedrijf 2] (bron I, zaak 5: blz. 55-
56),
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron I, stam-pv: blz. 53; bron II: blz. 1 onder-
aan en blz. 5 van het verhoor; verklaring ter zitting van 4 april 2014);
(feiten 1-2: zaak 1, pand [adres 2] te Oss)
*een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (bron I: zaak 1, blz. 5, 6, 7-
onder 4.1, 9 onder 5),
*een huurovereenkomst woonruimte met verhuurder [stichting 1]
(bron I, zaak 1: blz. 82-86),
*een inschrijfformulier huurwoning (bron I, zaak 1: blz. 87),
*een salarisspecificatie (juli 2011) van [bedrijf 3] (bron I, zaak 1: blz. 88),
*een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] (bron I, zaak 1: blz. 90),
*een kopie van een identiteitskaart t.n.v. [persoon 1] (bron 1, zaak 1: blz. 89),
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron I, stam-pv.: blz. 53; bron II: blz. 1 onder-
aan, blz. 2-3 bovenaan van het verhoor; verklaring ter zitting van 4 april 2014);
(feiten 1-2: zaak 8, pand [adres 3] te Strijen)
*een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] (bron I, zaak 8: blz. 2-6),
*een huurcontract zelfstandige woonruimte met verhuurder [stichting 2] (bron I,
zaak 8: blz. 110-111),
*een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] (bron I, zaak 8: blz. 117-118),
*een salarisspecificatie (augustus 2011) van [bedrijf 3] (bron I, zaak 8:
blz.119-121),
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron I, stam-pv: blz. 53 onderaan; bron II:
blz. 1 onderaan, blz. 8 onderaan en blz. 9 bovenaan van het verhoor; verklaring ter zitting
van 4 april 2014);
(feiten 1-2: zaak 3, pand [adres 4] te Ammerstol)
*een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] (bron I, zaak 3: blz. 63-66),
*een ruimlijst hennep (bron I, zaak 3: blz. 79),
*een huurovereenkomst woonruimte met verhuurder[persoon 2] (bron I, zaak 3:
blz. 9-14),
*drie salarisspecificaties (maart, april, mei 2012) van [bedrijf 4] (bron I, zaak 3:
blz. 15-17),
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron II: blz. 1 onderaan, blz. 3 onderaan en
blz. 4 tot het midden van het verhoor; verklaring ter zitting van 4 april 2014);
(feiten 1-2: zaak 21, pand [adres 5] te Amersfoort)
*een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] (bron I, zaak 21: blz. 5-9),
*een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] (bron I, zaak 21: blz. 34),
*een huurovereenkomst woonruimte met verhuurder [bedrijf 5]
(bron I, zaak 21: blz. 119-123),
*een werkgeversverklaring van [bedrijf 6] (bron I, zaak 21: blz. 143),
*drie salarisspecificaties (oktober, november, december 2012) van [bedrijf 6]
(bron I, zaak 21: blz. 145- 47),
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron I, stam-pv: blz. 55 midden; bron II, blz. 2
regels 7 en 8; blz. 21 midden van het verhoor; verklaring ter zitting van 4 april 2014).
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
personen in de periode van 01 januari 2010 tot en met 24 juni 2013 in Nederland, telkens
opzettelijk hebben geteeld hoeveelheden hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten:
-in periode van 1 januari 2010 tot en met 21 december 2011 te Hengelo, locatie
[adres 1] (528 hennepplanten) en
-in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 te Oss, locatie [adres 2]
20 (362
hennepplanten) en
-in de periode van 9 november 2011 tot en met 3 mei 2012 te Strijen, locatie [adres 3]
(584 hennepplanten) en
-in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 10 oktober 2012 te Ammerstol, locatie [adres 4]
(435 hennepplanten) en
-in de periode van 16 maart 2013 tot en met 24 juni 2013 te Amersfoort, locatie
[adres 5] (431 hennepplanten)
tot en bij het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 01 januari 2010 tot en met 24 juni 2013 te Hengelo en Oss en Strijen en Ammerstol en Amersfoort telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door
middels het afsluiten van een huurovereenkomst een pand ter beschikking te krijgen en
te hebben ten behoeve van het telen van hennepplanten.
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2009 tot en met 16 maart 2013
telkens in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of een identiteitskaart, - zijnde geschrift(en) die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, hebbende hij, verdachte,
-omstreeks 6 november 2009 een (kopie) salarisspecificatie over de maand september 2009
doen toekomen aan [bedrijf 1] ten behoeve van het afsluiten van een
huurovereenkomst voor het pand [adres 1] te Hengelo, en bestaande die valsheid
of vervalsing hierin dat op die (kopie) salarisspecificatie in strijd met de waarheid was
vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was bij [bedrijf 2] en/of inkomsten had
uit het dienstverband met [bedrijf 2]
en
-omstreeks 23 september 2011 een (kopie) identiteitskaart en een (kopie)
werkgeversverklaring en een (kopie) salarisspecificatie over de periode juli 2011 doen
toekomen aan [stichting 1] ten behoeve van het
afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 2] te Oss, en bestaande die
valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid op voornoemde (kopie)
identiteitskaart zijn, verdachtes, foto was afgebeeld en de persoonsgegevens van [persoon 1]
waren vermeld en op die (kopie) werkgeversverklaring en (kopie) salarisspecificatie was
vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was [bedrijf 3] en/of inkomsten
had ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 3]
en
-omstreeks 9 november 2011 een (kopie) werkgeversverklaring en een (kopie)
salarisspecificatie over de maand augustus 2011 doen toekomen aan [stichting 2]
ten behoeve van het afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 3] te Strijen, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die (kopie) werkgeversverklaring en (kopie) salarisspecificatie in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was [bedrijf 3] en/of inkomsten had ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 3]
en
-omstreeks de maand augustus 2012 drie (kopie) salarisspecificatie(s) (periode 2012.3.0
en 2012.4.0 en 2012.5.0) doen toekomen aan[persoon 2] ten behoeve van het
afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 4] te Ammerstol, en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die (kopie) salarisspecificatie(s) in strijd
met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was bij [bedrijf 4] en/of
inkomsten had ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 4]
en
-omstreeks 7 maart 2013 een (kopie) werkgeversverklaring en drie (kopie) salarisspecificaties (over de maanden oktober 2012 tot en met december 2012) doen toekomen aan [bedrijf 5] ten behoeve van het afsluiten van een huurovereenkomst voor het pand [adres 5] te Amersfoort, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die werkgeversverklaring en salarisspecificaties in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte, werkzaam was bij [bedrijf 6] en/of inkomsten had ontvangen uit het dienstverband met [bedrijf 6].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.(bijlage 3)
Gelet op ernst en hoeveelheid van de gepleegde strafbare feiten (inclusief de ad infor-mandum gevoegde feiten), de tijdspanne (drie jaar) waarin dit alles heeft plaatsgevonden,
de richtlijnen van het LOVS voor Opiumwetdelicten en verdachtes eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, acht de officier van justitie de navolgende straf op zijn plaats:
een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasserings-contact.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht een terugkeer van verdachte naar de gevangenis onwenselijk, omdat
hij in 2013 vader is geworden van twee kinderen en hij vanuit detentie zijn (gezins)leven niet op de rails kan zetten of zijn schuldenlast kan aanpakken. Bovendien liggen er nog identieke strafzaken in het verschiet. Gelet op dit alles bepleit de raadsman de navolgende straf:
*een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 259 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden
reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij Novadic & Kentron;
*een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Hiervan uitgaande zou bij uitspraak het (geschorst) bevel tot voorlopige hechtenis dienen
te worden opgeheven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van drie jaar bezig gehouden met het frequent ter beschikking stellen van door hem gehuurde panden ten behoeve van de hennepteelt. Met inachtneming van de (16) ad informandum gevoegde identieke zaken gaat het om 21 panden lukraak verspreid door Nederland. Bij het afsluiten van de huurcontracten heeft verdachte telkens gebruik gemaakt van (ver)vals(t)e gegevens, zoals salarisspecificaties en werkgeversverklaringen. Daarnaast heeft hij (drie keer) voor dat doel gebruik gemaakt van een valse naam.
Verdachte heeft door zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van het illegale circuit van de teelt van en handel in hennep. Het is algemeen bekend dat hennep schade kan toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van dat middel. Daarnaast is bekend dat de (illegale) handel van hennep kan leiden tot allerlei maatschappelijke problemen zoals criminaliteit en overlast. Het telen van hennep gaat ook steeds meer gepaard met zware vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich om dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven; zo verdiende verdachte naar eigen zeggen doorgaans 1.000 euro per gehuurd pand en 1.000 euro per oogst van de in die panden geteelde hennep. Verdachte is bij dit alles planmatig te werk gegaan. Hij heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan na voorbereiding en overeenkomstig een door hem welbewust opgesteld plan. De rechtbank acht het in dit verband ook aannemelijk dat verdachte de strafbare feiten in een min of meer georganiseerd groter verband heeft gepleegd.
Het is bovendien niet voor het eerst dat verdachte voor dergelijke feiten wordt berecht. Immers, uit zijn justitiële documentatie volgt dat hij in de periode van 2006 t/m 2010 vijf keer eerder is veroordeeld vanwege Opiumwetdelicten, waaronder medeplichtigheid aan hennepteelt zoals thans aan de orde. Deze eerdere veroordelingen, waarbij werkstraffen, voorwaardelijke gevangenisstraffen en een korte vrijheidsstraf zijn opgelegd, hebben kennelijk weinig indruk op verdachte gemaakt en hebben hem er in elk geval niet voor gezorgd dat hij stopte met zijn criminele activiteiten.
Bij de straftoemeting zal de rechtbank voorts in het nadeel van verdachte er rekening mee houden dat verdachte in zijn verklaringen bij de politie heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan 16 andere, vergelijkbare, strafbare feiten, die “ad informandum” zijn vermeld op de dagvaarding. Voor die feiten is (of zal) de verdachte niet afzonderlijk worden ver-volgd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij de door hem gepleegde strafbare feiten van aanvang af volmondig heeft toegegeven en zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aan-sluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake van Opiumwetdelicten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het bewezenverklaarde feit 2 draagt niet wezenlijk bij aan de duur van op te leggen straf, omdat deze strafbare gedragingen ten grondslag hebben gelegen aan en als zodanig reeds zijn verwerkt in de onder feit 1 bewezenverklaarde medeplichtigheid van verdachte aan de hennepteelt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank zal hiervan één jaar voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling, worden gekoppeld.
De raadsman heeft onder meer verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst en hoeveelheid van de strafbare feiten en de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten een taakstraf volstrekt geen adequate wijze van bestraffing vormt. Ook de lengte van het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte van de vrijheidsstraf staat in de weg aan het opleggen van een taakstraf.
Verzoek opheffing (geschorst bevel) voorlopige hechtenis.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging geen wezenlijke omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank tot voortzetting van de schorsing (vanaf het tijdstip van de uitspraak) zou dienen te beslissen. De rechtbank acht in dit verband, mede gelet op de op te leggen straf, de belangen van verdachte ondergeschikt aan de belangen van de strafvordering en de maatschappij. Het verzoek van de raadsman wordt dan ook afgewezen. Dit betekent dat verdachte vanaf de datum van de uitspraak weer in voorlopige hechtenis zal verblijven.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 48, 49, 57, 63 en 225;
Opiumwet art. 3 en 11.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 2:
opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

t.a.v. feit 1 en feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
1 jaar voorwaardelijkmet een proeftijd van 2
jaren. Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
-zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling van zijn
gokverslaving bij Novadic-Kentron of een soortgelijke ambulante forensische zorginstel-
ling,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 18 april 2014.