In voornoemd advies van de reclassering d.d. 24 december 2013 is onder meer het navolgende gesteld:
(..) Rapporteur bezocht op 18 oktober 2013[terbeschikkinggestelde]. Duidelijk was waar te nemen dat betrokkene – in vergelijking met ons contact in 2011 – behoorlijk in fysieke kracht had ingeboet. Zijn wens om in de buurt van zijn echtgenote en kinderen zijn laatste levensfase door te brengen was onverminderd aanwezig.
(..)
Onderzoek leerde dat de mogelijkheid een tbs-gestelde te plaatsen in een reguliere setting gering, zo niet onmogelijk is. Het CIZ kantoor deelde mee dat er geen indicatie voor plaatsing in een verpleeg/verzorgingstehuis wordt afgegeven voor personen met een justitiële titel. Een verpleeghuis/verzorgingshuis voor justitiabelen is niet aanwezig.
De mogelijkheid van ‘onderaannemerschap’ (plaatsing in een door justitie ingekochte instelling, zoals [kliniek 1] waarop deze de opgenomen persoon doorplaatst naar een reguliere plek) werd kort onderzocht, maar vooralsnog werd dit afgewezen.
Indien[terbeschikkinggestelde] bij voorwaardelijke beëindiging buiten een tbs-kliniek geplaatst moet worden, is een indicatie van het IFZ nodig. Het IFZ te ’s-Hertogenbosch werd gevraagd een indicatie af te geven voor plaatsing in een instelling waar betrokkene (met
een tbs-titel) de laatste periode van zijn leven verzorgd kan worden.
(..)
Uit de indicatiebrief van het IFZ, november 2013:
“Betrokkene verblijft reeds 16 jaar in een TBS instelling, waarvan de laatste 8 jaar op een longstayafdeling. Gezien de lichamelijk achteruitgang als gevolg van de eerder genoemde ziekte, is het risico op recidive afgenomen evenals de ernst van de forse persoonlijkheids-problematiek. Daar betrokkene momenteel nog niet in een terminale fase verkeert, voldoet hij nog niet aan de door de zorgaanbieder gestelde voorwaarden. Een overplaatsing naar
een verpleegafdeling binnen de regio van herkomst is op dit moment daardoor nog niet mogelijk. De rechtbank heeft de intentie uitgesproken om de TBS met dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen zodra er door de huisarts aangekondigd is dat betrokkene zich in de terminale fase bevindt en nog minder dan 3 maanden te leven heeft. Op grond van bovenstaande wordt betrokkene geïndiceerd voor een forensische klinische verpleegafdeling in een klinische instelling met een gemiddelde zorgintensiteit en een gemiddeld
beveiligingsniveau.”
(..)
De heer Kleppe van GGZ Eindhoven schreef op 28 november aan het IFZ:
“Zoals wij op maandag 25 november jl. telefonisch besproken hebben zullen wij bovengenoemde cliënt nu niet overnemen. Gezien het feit dat er nog geen sprake is van terminale zorg is een overplaatsing nu geen realistische optie. Zodra er wel sprake is van terminale zorg zullen wij het verzoek tot overname opnieuw beoordelen. Hierbij wil ik wel opmerken dat onze twijfel of overname wel in belang van cliënt is toeneemt. Immers juist in de laatste fase van zijn leven wordt hij overgeplaatst naar een nieuwe afdeling met een geheel nieuw team dat zijn specifieke wensen nog moet leren kennen. Daarbij heeft het team geen kennis van zijn nog steeds aanwezige psychiatrische problemen. Het is dus de vraag in hoeverre zijn kwaliteit van leven dan uiteindelijk toeneemt. Is het niet beter om de terminale zorg in Zeeland te organiseren? Mocht het desondanks tot overplaatsing komen dan is het voor ons van belang om ruim tijd te nemen om het team voor te bereiden op de specifieke bejegening van cliënt.”
(..)
Rapporteur nam begin december 2013 telefonisch contact op met de heer Kleppe. Hij vertelde dat zodra de terminaalverklaring afgegeven is, contact met GGzE opgenomen kan worden en dat daarna op korte termijn[terbeschikkinggestelde] bezocht wordt om te bezien op welke afdeling hij kan worden opgenomen. Er zijn in principe twee afdelingen beschikbaar, de keus is afhankelijk van de psychische en fysieke conditie van[terbeschikkinggestelde].