ECLI:NL:RBOBR:2014:1855

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
C/01/274361/JE RK 14/156MZ14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdzorgplaatsing van een minderjarige na 18 jaar

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 13 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de plaatsing van een minderjarige in een 24-uurs gesloten accommodatie op basis van artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg. Het verzoek is ingediend door Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, die de noodzaak voor verlenging van de gesloten plaatsing van de minderjarige, die bijna 18 jaar oud is, heeft onderbouwd met een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis en de huidige problematiek van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die een voortzetting van de gesloten jeugdzorg rechtvaardigen, ondanks dat de minderjarige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat de minderjarige, gezien haar problematiek, een specifieke opvoedingsomgeving nodig heeft die niet in het gezin kan worden geboden.

Tijdens de zitting zijn de ouders van de minderjarige gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de stichting. De moeder heeft aangegeven dat zij de veiligheid van haar dochter vooropstelt, terwijl de vader schriftelijk heeft gereageerd en het verzoek steunt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de stichting onvoldoende adequaat heeft gehandeld in het zoeken naar een vervolgplek voor de minderjarige en heeft daarom de machtiging tot plaatsing voor de duur van één maand verleend, met de opdracht aan de stichting om de ontwikkelingen rondom de vervolgplaatsing nauwlettend te volgen en de rechtbank hierover te informeren. De kinderrechter heeft het verzoek voor het overige aangehouden, in afwachting van verdere ontwikkelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/274361 / JE RK 14/156MZ14
Uitspraak : 13 maart 2014
Inzake :
machtiging tot plaatsing in een accommodatie van een zorgaanbieder
24-uurs gesloten
Beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant, gegeven met betrekking tot de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum 1],
kind van:
[vader] en [geboortedatum 2]
rechtens wonende in het arrondissement Oost-Brabant,
hierna ook wel te noemen: (de) vader en (de) moeder.
Het gezag over de minderjarige berust bij de ouders.

De procedure

Op 30 januari 2014 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van:
BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
Postbus 1163
5200 BE 's-Hertogenbosch
hierna te noemen de stichting, strekkende tot het verlenen van een machtiging ex artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg tot plaatsing van bovengenoemde minderjarige in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs gesloten voor de duur van zes maanden.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- vader;
- moeder;
- de minderjarige.
Op 6 maart 2014 heeft de kinderrechter het verzoekschrift ter zitting met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn gehoord: een vertegenwoordiger van de stichting, moeder en de minderjarige bijgestaan door mr. M.J.A. Beukers-Bouten.
Vader heeft schriftelijk gereageerd en is niet ter zitting verschenen.

De beoordeling

Bij beschikking van 23 augustus 2013 heeft de kinderrechter machtiging verleend tot plaatsing van bovengenoemde minderjarige in een verblijf zorgaccommodatie 24-uurs gesloten ex artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg met ingang van 16 augustus 2013 tot 18 maart 2014, zijnde datum meerderjarigheid.
De stichting voert thans – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aan.
[naam minderjarige] is een jongvolwassen meisje van bijna 18 jaar met forse problemen op alle leefgebieden. Er is sprake van een cognitieve beperking en persoonlijkheidsproblematiek, mede als gevolg van traumatische gebeurtenissen. Emotioneel gezien is [naam minderjarige] beduidend jonger dan haar kalenderleeftijd. Sinds de gesloten plaatsing in [naam instelling] is er sprake van stabilisering dan wel enige verbetering in functioneren, maar de situatie is niet vrij van escalaties/incidenten met personen en/of goederen. Ondanks haar beperkte ontwikkelingstempo en –mogelijkheden, is er nog groeiruimte voor [naam minderjarige] bij [naam instelling].
De stichting ziet, voor de eigen veiligheid van [naam minderjarige] en die van anderen, verlenging van plaatsing in de huidige Jeugdzorg Plusinstelling ([naam instelling]), als enige passende en noodzakelijke oplossing, tot een geschikt verblijf elders met behandeling is gevonden. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de stichting een instemmingsverklaring overgelegd. Hieruit blijkt onder meer dat er sprake is een intensieve hulpverleningsgeschiedenis bij [naam minderjarige]. Ze is niet in staat consequenties van bepaalde keuzes en gedrag te overzien, hetgeen resulteert in risicovol en grensoverschrijdend gedrag.
Ter zitting hebben de aanwezigen hun standpunten (nader) uiteengezet.
De stichting heeft gepersisteerd bij haar verzoek. Vanaf de datum dat [naam minderjarige] bij [naam instelling] verblijft tot medio december jongstleden, heeft de stichting zich volledig gericht op het stabiliseren van de situatie. Na deze periode van stabilisering is duidelijk geworden dat [naam minderjarige] niet naar huis kan en is gezocht naar een passende vervolgaccommodatie. Hiertoe zijn vier accommodaties benaderd, waarvan er twee reeds een afwijzing hebben gegeven.
Door en namens [naam minderjarige] is primair verzocht het verzoek af te wijzen. Daartoe wordt onder meer gesteld dat de aanvankelijke instemming van [naam minderjarige] is ingegeven vanuit loyaliteit jegens haar ouders. Daarnaast moet een gesloten plaatsing voor jeugdigen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar, aan bepaalde voorwaarden voldoen, waaronder de bijzondere omstandigheid dat het als overgang kan dienen naar een ander passend verblijf. Echter er is op dit moment geen concreet zicht op een ander passend verblijf. Er wordt derhalve niet voldaan aan de gestelde voorwaarden. Subsidiair wordt verzocht de machtiging in duur te beperken tot één maand en voor het overige aan te houden. Daartoe wordt gesteld dat de stichting onvoldoende adequaat heeft gehandeld bij het zoeken naar een passende vervolgaccommodatie voor [naam minderjarige]. Hoewel [naam minderjarige] inziet dat de mogelijkheid om naar huis te gaan niet reëel is, is het in het belang van [naam minderjarige] dat er ten spoedigste duidelijkheid komt over de plek waar ze naar toe zal gaan.
Moeder geeft aan dat ze [naam minderjarige] het liefste thuis zou willen laten wonen, maar dat dit niet realistisch is. Haar hulpvraag is vele malen groter dan in gezinsverband geboden kan worden. Moeder stelt de veiligheid van [naam minderjarige] boven alles en daarom is voortzetting van haar verblijf bij [naam instelling] op dit moment in het belang van [naam minderjarige]. Ten aanzien van de vervolgaccommodatie geeft moeder aan dat ze op korte termijn, samen met [naam minderjarige], bij de instelling [naam instelling] een gesprek hebben.
Vader laat, middels een schriftelijke verklaring, weten dat hij het eens is met het verzoek.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De kinderrechter stelt voorop dat uit de jurisprudentie volgt dat gesloten jeugdzorg 18+ onder bepaalde omstandigheden mogelijk is. Het dient hierbij te gaan om bijzondere omstandigheden (zoals de omstandigheid dat de jeugdige al wordt behandeld en er concreet uitzicht is op afronding van de behandeling binnen korte en afzienbare termijn na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar) en als overgang naar een ander verblijf.
De kinderrechter overweegt dat de in de jurisprudentie genoemde bijzondere omstandigheden geen limitatief karakter kennen.
In het onderhavige geval is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die voortzetting van gesloten jeugdzorg na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar rechtvaardigen. De kinderrechter is, gelet op de inhoud van het verzoekschrift, de daarbij overgelegde bijlagen en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat, in het belang van de ontwikkeling van [naam minderjarige], voor haar eigen veiligheid en die van anderen en met instemming van de ouders, voortzetting van het verblijf bij [naam instelling], bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, noodzakelijk is. Door de forse problematiek bij [naam minderjarige], waaronder stemmingsproblemen, ADHD, een licht verstandelijke beperking, fors probleemgedrag, beïnvloedbaarheid, verbale en fysieke agressie, vraagt zij een specifieke opvoedings-omgeving die haar niet in het gezin van haar moeder noch in dat van haar vader kan worden geboden.
Niet in geschil is dat er op dit moment geen passende vervolgplek voorhanden is en dat beëindiging van de gesloten plaatsing ernstige schade aan (de ontwikkeling van) [naam minderjarige] zal toebrengen. Verlenging van de plaatsing in de huidige Jeugdzorg Plusinstelling ([naam instelling]), is op dit moment de enige passende en mogelijke oplossing, in afwachting van het moment waarop voor [naam minderjarige] een geschikt verblijf elders met de mogelijkheid van behandeling is gevonden. De omstandigheid dat [naam minderjarige] haar instemming met een verlenging van haar verblijf vanuit gevoelens van loyaliteit jegens haar ouders heeft verleend, maken dit oordeel niet anders.
Gelet op het bovenstaande concludeert de kinderrechter dat het primaire verweer moet worden afgewezen.
Voor wat betreft het subsidiaire verweer heeft het volgende te gelden.
De kinderrechter overweegt dat, zeker gelet op de zeer uitzonderlijke verlenging van de machtiging gesloten plaatsing gedurende meerderjarigheid, er in het belang van [naam minderjarige] op zeer korte termijn duidelijkheid moet komen over haar toekomstperspectief.
De kinderrechter stelt vast dat de stichting er niet in is geslaagd die duidelijkheid ter zitting noch in de processtukken te geven. De kinderrechter is van oordeel dat, gelet op de periode nadat duidelijk is geworden dat thuisplaatsing niet haalbaar is (medio december) en de datum dat [naam minderjarige] 18 jaar wordt, de stichting onvoldoende adequaat heeft gehandeld bij het zoeken van een passende en geschikte vervolgplek voor [naam minderjarige]. Zulks mag evenwel van de stichting worden verlangd. De stichting dient derhalve thans, nu ten aanzien van de verlening van de machtiging gesloten plaatsing in geval van meerderjarigheid terughoudendheid moet worden betracht, de vervolgplaatsing van [naam minderjarige] zeer voortvarend ter hand te nemen. Het subsidiaire verweer wordt om die reden dan ook toegewezen.
De kinderrechter verleent derhalve machtiging tot plaatsing voor de duur van één maand en houdt het verzoek voor het overige, tot na te noemen datum, aan. De kinderrechter verzoekt de stichting (als na te noemen in het dictum) nader te informeren over de ontwikkelingen en stand van zaken op dat moment.
Gelet op het vorenstaande beslist de kinderrechter als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs gesloten ex artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg met ingang van 18 maart 2014 voor de duur van 1 maand, te weten tot 18 april 2014;
houdt het verzoek voor het overige aan tot de zitting van
10 april 2014op een nog nader te bepalen tijdstip;
verzoekt de stichting om de rechtbank uiterlijk
3 april 2014te informeren over de ontwikkeling en de stand van zaken op dat moment alsmede te berichten of de stichting haar verzoek (voor het overige) handhaaft.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. P.P.M. van Reijsen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.
SO
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a) door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.