In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die ter beschikking is gesteld wegens doodslag. De rechtbank heeft de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aangehouden voor maximaal drie maanden, zodat de reclassering kan rapporteren over de mogelijkheden en voorwaarden voor beëindiging van de verpleging. De terbeschikkinggestelde is sinds 1994 onderworpen aan de terbeschikkingstelling, die voor het laatst in maart 2013 met één jaar is verlengd. De officier van justitie heeft op 3 februari 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, welke vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 april 2014. Tijdens deze zitting zijn de terbeschikkinggestelde, de officier van justitie, deskundigen en de raadsvrouwe gehoord. De deskundigen hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een chronisch psychotische stoornis en dat er een hoog risico op recidive bestaat indien de medicatie niet wordt ingenomen. De rechtbank heeft de noodzaak van langdurige begeleiding en toezicht benadrukt, evenals de geleidelijke resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, maar houdt de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging aan in afwachting van een rapport van de reclassering. De rechtbank heeft ook de oproeping van de terbeschikkinggestelde en deskundigen bevolen voor een nadere zitting.