In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een man, die in 2002 ter beschikking was gesteld na een poging tot brandstichting. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 5 april 2012. De officier van justitie heeft op 14 februari 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, welke vordering op 1 april 2014 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de risico's van de terbeschikkinggestelde, die gediagnosticeerd is met schizofrenie en middelenproblematiek. De deskundigen hebben aangegeven dat de behandelresultaten goed zijn en dat de terbeschikkinggestelde in toenemende mate ziekte-inzicht heeft. De risicotaxatie wees uit dat het recidiverisico bij transmuraal verlof als laag tot matig wordt ingeschat. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen en de behandelende kliniek gevolgd en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar vereist.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de terbeschikkingstelling te verlengen, waarbij zij ook rekening heeft gehouden met de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde en het belang van een zorgvuldig en geleidelijk resocialisatietraject. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.