Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte],
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak feit 1 (overval te Aarle-Rixtel).
nietherkend (dossier p. 967).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van woningoverval en poging tot diefstal in vereniging. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 15 februari 2013, en de rechtbank heeft op 11 april 2014 uitspraak gedaan na meerdere zittingen, waaronder op 8 maart, 16 augustus, 6 november 2013, 17 januari en 28 maart 2014. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 66 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van getuigen, waaronder de aangeefster, niet voldoende specifiek waren om de verdachte als mededader aan te merken. De getuige [getuige 1] had verklaard dat hij verdachte had herkend op basis van een compositietekening, maar de rechtbank vond deze verklaringen niet overtuigend genoeg. Bovendien bleek uit onderzoek dat de beelden van de overval niet meer beschikbaar waren op het moment dat de getuige deze zou hebben gezien, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaring ondermijnde.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de overval of de poging tot diefstal. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van beide feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank heeft de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte verwezen, die op nihil zijn begroot. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. drs. W.A.F. Damen als voorzitter, en is op 11 april 2014 openbaar gemaakt.