ECLI:NL:RBOBR:2014:1700
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van mensensmokkel en verwerving van geldbedragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensensmokkel en het verwerven van geldbedragen afkomstig uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 december 2010, en de zittingen vonden plaats op 23 december 2010, 25 maart 2014 en 27 maart 2014. De officier van justitie had in zijn requisitoir vrijspraak bepleit voor de verdachte met betrekking tot feit 1 en feit 2 primair, en voor feit 2 subsidiair een taakstraf geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door de raadsvrouwe, heeft eveneens vrijspraak voor alle feiten bepleit. De rechtbank heeft de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging overwogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij betrokken was bij de smokkel van personen of dat de geldbedragen die hij had verworven afkomstig waren uit enig misdrijf. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.