ECLI:NL:RBOBR:2014:1699

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
01/992400-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met aanzienlijke gevangenisstraf en vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een leidinggevende rol heeft gespeeld in een omvangrijke mensensmokkeloperatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de straf aanzienlijk gematigd vanwege een forse overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De verdachte werd beschuldigd van het helpen van meerdere personen van Iraanse nationaliteit bij hun illegale doorreis door Nederland en andere Europese landen, en het verstrekken van valse reisdocumenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten contact hebben onderhouden over de organisatie van het vervoer van de gesmokkelde personen, hen onderdak hebben verschaft en hen hebben voorzien van valse documenten. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, wat resulteerde in een vrijspraak voor een deel van de aanklachten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de smokkeloperatie in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, maar dat er sinds de gepleegde feiten geen nieuwe strafbare feiten waren gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de impact daarvan op de rechtsorde en de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/992400-10 en 01/992400-13 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 10 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [1959],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2010, 23 december 2010, 11 maart 2010, 11 mei 2010, 25 maart 2014 en 27 maart 2014.
De tenlastelegging met parketnummer 01/992400-10 is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 23 december 2010 gewijzigd.
Op de terechtzitting van 25 maart 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/992400-10 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 oktober 2010.
Aan verdachte is met inbegrip van deze wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2010 tot en met 6 maart 2010
te Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of 's-Hertogenbosch en/of
Nijmegen en/of Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of
België en/of Groot-Brittannië,meermalen, althans eenmaal,(telkens) tezamen en
in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een
ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn
beroep of gewoonte een persoon en/of personen genaamd en/of zich noemende
[gesmokkeld persoon 1] en/of [gesmokkeld persoon 2] en/of [gesmokkeld persoon 3] van Iranese
nationaliteit, in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat
die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers
heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)(telkens)
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van deze te smokkelen
perso(o)n(en) en/of over het verlenen van onderdak en/of het ter beschikking
(laten) stellen van reisdocumenten aan deze te smokkelen perso(o)n(en) en/of
over het betalen en/of innen van gelden voor het vervoer van deze te
smokkelen pers(o)n(en) en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd of laten vervoeren naar Nederland en/of
-die perso(o)n(en) (in de nabijheid van)een (trein)station opgehaald en/of
-die perso(o)n(en) onderdak verschaft en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd en/of
-die perso(o)n(en) verteld hoeveel zij moest(en) betalen en/of
-die perso(o)n(en) voorzien van één of meer valse documenten en/of
-voor die perso(o)n(en) een (of meer) vliegticket(s) geregeld of laten regelen
en/of
-aan die perso(o)n(en) informatie met betrekking tot vliegtickets verschaft
en/of
-zich door die perso(o)n(en) en/of (een) familie(lid) van die perso(o)n(en)
en/of contactperso(o)n(en) van die perso(o)n(en) heeft/hebben laten betalen;
terwijl verdachte en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) daarvan een
beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Zaakdossier 1, in onderling verband met en samenhang bezien met de rest van
het dossier)
Artikel 197a lid 1, 2 en 4 Sr jo artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Sr.
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of Nijmegen en/of (elders) in
Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Groot-Brittannië, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, althans alleen, al dan
niet in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte een persoon en/of personen
genaamd en/of zich noemende [gesmokkeld persoon 4] en/of [gesmokkeld persoon 5]
en/of [gesmokkeld persoon 6] en/of [gesmokkeld persoon 7] van Iranese
nationaliteit, in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat
die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers
heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) (telkens)
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van deze te smokkelen
perso(o)n(en) en/of over het verlenen van onderdak en/of het ter beschikking
(laten) stellen van reisdocumenten aan deze te smokkelen perso(o)n(en) en/of
over het betalen en/of innen van gelden voor het vervoer van deze te
smokkelen pers(o)n(en) en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd of laten vervoeren naar Nederland en/of
-die perso(o)n(en) onderdak verschaft en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd en/of
-die perso(o)n(en) verteld hoeveel zij moest(en) betalen en/of
-die perso(o)n(en) voorzien van één of meer valse documenten en/of
-voor die perso(o)n(en) een (of meer) vliegtickets geregeld of laten regelen
en/of
-aan die perso(o)n(en) informatie met betrekking tot vliegtickets verschaft
en/of
-een of meermalen die perso(o)n(en) naar de luchthaven in Düsseldorf
(Duitsland) heeft gebracht of laten brengen en/of
- zich door die perso(o)n(en) en/of (een) familie(lid) van die perso(o)n(en)
en/of contactperso(o)n(en) van die perso(o)n(en) heeft/hebben laten betalen;
terwijl verdachte en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) daarvan een
beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Zaakdossier 2, in onderling verband met en samenhang bezien met de rest van
het dossier)
Artikel 197a lid 1, 2 en 4 Sr jo artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Sr.
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2010 tot en met 23 mei 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of Nijmegen en/of Nieuwegein
en/of Eindhoven en/of Velp en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of
België en/of Groot-Brittannië, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen
en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer
anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep of
gewoonte een persoon en/of personen genaamd en/of zich noemende [gesmokkeld persoon 8]
en/of [gesmokkeld persoon 9] van Iranese nationaliteit, in elk geval (een)
illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat
die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers
heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) (telkens)
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van deze te smokkelen
perso(o)n(en) en/of over het verlenen van onderdak en/of het ter beschikking
(laten) stellen van reisdocumenten aan deze te smokkelen perso(o)n(en) en/of
over het betalen en/of innen van gelden voor het vervoer van deze te smokkelen
perso(o)n(en) en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd of laten vervoeren naar Nederland en/of
-die perso(o)n(en) onderdak verschaft en/of
-die perso(o)n(en) vervoerd en/of
-die perso(o)n(en) en/of (een) familie(lid) van die perso(o)n(en) en/of
contactperso(o)n(en) van die perso(o)n(en) verteld hoeveel zij moest(en)
betalen en/of
-die perso(o)n(en) voorzien van één of meer valse documenten en/of
-voor die perso(o)n(en) een (of meer) vliegtickets geregeld of laten regelen
en/of
-aan die perso(o)n(en) informatie met betrekking tot vliegtickets verschaft
en/of
-een of meermalen die perso(o)n(en) naar de luchthaven in Eindhoven heeft
gebracht of laten brengen en/of
-zich door die perso(o)n(en) en/of (een) familie(lid) van die perso(o)n(en)
en/of contactperso(o)n(en) van die perso(o)n(en) heeft/hebben laten betalen;
terwijl verdachte en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) daarvan een
beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Zaakdossier 4, in onderling verband met en samenhang bezien met de rest van
het dossier)
Artikel 197a lid 1, 2 en 4 Sr jo artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Sr.
A.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of 's-Hertogenbosch en/of Nijmegen
en/of Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Belgie en/of
Groot-Brittannie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, (een)reisdocument(en), te weten een en/of twee en/of meer Spaanse
paspoort(en), valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben
verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk
- valse controlegetallen op het (de) paspoort(en) vermeld en/of
- het (de) paspoort(en) voorzien van een nagebootst watermerk;
en/of
B.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of 's-Hertogenbosch en/of Nijmegen
en/of Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of
Groot-Brittannie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, in het bezit was van (een) reisdocument(en), te weten een en/of twee
en/of meer Spaanse paspoort(en), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en)
of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (de) reisdocument(en) vals of
vervalst was/waren, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat
- het (de) paspoort(en) voorzien was/waren van nagebootste watermerken en/of
- het (de) paspoort(en) voorzien was/waren van onjuiste controlegetallen en/of
- het (de) paspoort(en) qua kleur en/of detaillering en/of toegepast
basismateriaal en/of gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet
overeenkomt met de originele door de autoriteiten van Spanje afgegeven
documenten van dit model;
en/of
C.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of 's-Hertogenbosch en/of
Nijmegen en/of Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of
Belgie en/of Groot-Brittannie, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op
zijn/hun naam gesteld reisdocument, te weten een en/of twee en/of meer Spaanse
paspoort(en), welk gebruik hierin bestond dat
[gesmokkeld persoon 4] en/of [gesmokkeld persoon 5] en/of [gesmokkeld persoon 6]
en/of [gesmokkeld persoon 7], in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
met gebruikmaking van dit/deze paspoort(en) en/of door de daarin genoemde
(valse) identeit(en), vanuit Nederland via Düsseldorf (Duitsland) naar
Engeland te laten reizen, in elk geval, [gesmokkeld persoon 4] en/of [gesmokkeld persoon 5]
en/of [gesmokkeld persoon 6] en/of [gesmokkeld persoon 7], in elk
geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),onder de in dat/die paspoort(en)
genoemde (valse) identiteiten te smokkelen.
(Zaakdossier 2, in onderling verband met en samenhang bezien met de rest van
het dossier)
Artikel 231 lid 1 jo artikel 231 lid 2 jo artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Sr.
5.
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2010 tot en met 29 juni 2010 te
Amsterdam en/of Hoogvliet en/of Rosmalen en/of 's-Hertogenbosch en/of Nijmegen
en/of Duiven en/of Velp en/of Zaandam en/of (elders) in Nederland en/of
Duitsland en/of België en/of Groot-Brittannie, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten
(een) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - (telkens) afkomstig was uit enig misdrijf;
Artikel 420bis lid 1 ahf/ ond b Sr.
De zaak met parketnummer 01/992400-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 april 2010 te gemeente ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten en uitkering krachtens de WWB, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij verdachte, niet (tijdig) aan het College van Burgemeester en Wethouders doorgegeven dat er stortingen en/of betalingen op zijn, verdachtes, bankrekening werden gedaan;
(artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitnotities nietigheid bepleit ten aanzien van feit 5 op de dagvaarding met parketnummer 01/992400/10.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat uit de tekst van de tenlastelegging gelezen in samenhang met het dossier blijkt op welke gedragingen en bedragen de tenlastelegging ziet zodat verdachte zich daartegen kan verdedigen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen ook voor het overige geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 van de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat de stortingen op de [rekening 1] van verdachte en de betalingen door middel van de “[bedrijf 1]” in de tenlastegelegde periode respectievelijk € 500,- en € 2200,- betreffen. Deze bedragen zijn niet dusdanig dat zij de conclusie rechtvaardigen dat het, gelet op de inkomenspositie van verdachte en de verklaringen van verdachte omtrent de herkomst van die bedragen, niet anders kan of dat deze bedragen van misdrijf afkomstig zijn. Ook overigens zijn er geen bewijsmiddelen waaruit met zekerheid volgt dat de gelden waarover verdachte beschikte van misdrijf afkomstig zijn.

Bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/992400-10 (feit 1).
Op 5 maart 2010 zijn in Hoogvliet de Iraanse paspoorten en visa van de [gesmokkeld persoon 1] en haar twee kinderen gecontroleerd door de vreemdelingenpolitie. Daarbij zijn toen geen onregelmatigheden gebleken. Op grond hiervan gaat de rechtbank er van uit dat betrokkenen op dat moment rechtmatig in Nederland verbleven. Aldus is ook aannemelijk dat zij met gebruikmaking van de geldige documenten – derhalve rechtmatig – toegang tot Nederland hebben gekregen. Hieruit volgt dat niet bewezen kan worden dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland of (kortweg) het Schengengebied dan wel behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de toegang of het verblijf wederrechtelijk was.
De rechtbank acht wel bewezen dat de doorreis van de gesmokkelde personen wederrechtelijk was omdat zij niet beschikten over geldige reisdocumenten voor het laatste deel van hun reis, te weten van Duitsland naar Groot-Brittanië. Zij maakten daarvoor immers gebruik van een vals Frans paspoort. Dat dit paspoort vals was blijkt uit een proces-van bevindingen op bladzijde 683 tot en met 685 van het eindproces-verbaal.
Het feit dat verdachte wetenschap had van het reisdoel van de gesmokkelde mensen en van het valse Franse paspoort, leidt de rechtbank af uit de volgende tapgesprekken en uit de volgende verklaring van de getuige [getuige 1]. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat verdachte wist dat de gesmokkelde mensen niet legaal op doorreis waren naar Groot Brittanië.
Op 26 februari 2010 werd verdachte (op [telefoonnummer]) telefonisch door een NN-man 1629 benaderd met de mededeling dat hij denkt "er eentje te hebben". Tijdens het voornoemde telefoongesprek maakte de NN-man gebruik van het Belgische telefoonnummer [telefoonnummer]. Verdachte vond het goed.
(tapgesprek, blz. 2604 van het eindpv.)
Op 26 februari 2010 (36 minuten later) werd verdachte wederom door de NN-man 1629 gebeld. In dat gesprek werd er gesproken over "blauw-groen". De NN-man 1629 zegt dat hij het aan die mensen moet vragen “Jij kent ze toch.” Verder werd gesproken over het feit dat het netjes was maar een beetje oud, maar niet kapot. Dat de buitenkant normaal / mooi was, maar een beetje oud.
(tapgesprek, blz. 2605 van het eindpv.)
Op 26 februari 2010 belde verdachte naar een NN-vrouw genaamd [getuige 1]. In dat gesprek werd er door verdachte verteld dat er "blauw-groen" stond. “De ogen blauw-groen.” zegt verdachte. Hierop antwoordde [getuige 1] dat het bij hem alleen echt groen was. Verder werd er in dat gesprek gediscussieerd over de kleuren blauw en groen. Verdachte vroeg uiteindelijk of [getuige 1] aan hem wilde vragen of blauw groen goed was. [getuige 1] zou hem gaan bellen.
(tapgesprek, blz. 2606 van het eindpv.)
Op 26 februari 2010 (een uur later) werd verdachte door de NN-vrouw [getuige 1] gebeld en die vertelde dat zij haar vriend had gesproken, maar dat hij het niet wist. Als het maar niet opvallend was want blauw had hij niet, hij had gewoon groen. Verdachte gaf in dat gesprek verder aan dat als er blauw groen stond, dat daarmee bedoeld werd dat het niet helemaal groen of blauw is. [getuige 1] vond het goed en gaf aan verdachte te kennen, dat hij moest doen wat hem het beste leek. Verdachte gaf aan dat het volgens hem geen probleem zou zijn, als iemand beetje blauwe of groene ogen had.
(tapgesprek, blz. 2607 van het eindpv.)
Op 26 februari 2010 (21.19 uur) en 27 februari 2010 werd verdachte gebeld door de NN-man1629 uit België voor het maken van een afspraak om elkaar te ontmoeten. Volgens verdachte zou het een half uurtje duren.
(tapgesprekken, blz. 2608 en 2609 van het eindpv.)
Op 27 februari 2010 is er wederom telefonisch contact tussen verdachte en de NN-man 1629. Om 15.28 uur zegt verdachte in Brussel te zijn. In dat gesprek gaf de NN-man 1629 aan dat het om vijf uur klaar zou zijn.
(tapgesprek, blz. 2610 van het eindpv.)
Op 27 februari 2010 belde verdachte naar de NN-vrouw [getuige 1] en gaf aan dat haar "auto" klaar was en dat zij die kon komen halen. De NN-vrouw [getuige 1] gaf aan dat zij vandaag niet kon komen, maar dat zij morgen om half twee zou komen.
(tapgesprek, blz. 2611 van het eindpv.)
Op 28 februari 2010 werd verdachte door de NN-vrouw [getuige 1] gebeld. In dat gesprek gaf [getuige 1] aan dat zij ziek op bed lag en vroeg aan verdachte of hij langs kon komen. Verdachte gaf aan dat hij dat over twee uur zou doen.
(tapgesprek, blz. 2612 van het eindpv.)
De getuige [getuige 1] verklaart op 19 juli 2010 bij de politie het volgende (p. 2468-2476 van het eindpv).
Ik ken [verdachte] als buurman en van een door u aan mij getoonde foto. In de tapgesprekken herken ik mezelf en [verdachte]. Daar waar in de gesprekken gesproken wordt over een “auto” wordt een paspoort bedoeld. [verdachte] kwam bij mij thuis met een foto van een vrouw en vroeg of ik iemand kende die op de foto leek. [verdachte] wilde dan het paspoort van die vrouw hebben. Iemand die hij kende had het paspoort nodig. Ik moest een paspoort zoeken van een vrouw die op die foto leek. Daar waar in het gesprek wordt gesproken over groen en blauw, dan wordt daar de kleur van de ogen mee bedoeld. Ik denk dat waar in het gesprek wordt gesproken over “Ja, de auto is klaar, die kan je ophalen.” bedoeld wordt dat het paspoort klaar is. Dat ging over het paspoort met de man met de groene/blauwe ogen.
Op 3 maart 2010 voert verdachte een gesprek met de zwager van betrokkene [betrokkene 1]. Verdachte zegt dat “hij nog geld tegoed heeft en als hij dit niet betaalt dan moet de zwager van [betrokkene 1] daar naar toe gaan om het te gaan regelen.” (tapgesprek blz. 2639).
In diverse gespreken geeft verdachte vervolgens aan dat hij het geld snel wil hebben (blz. 2640-2642) en ook dat als zij niet betalen hij het geld met een aantal sterke Koerden op laat halen (tapgesprek blz. 2642)
Verdachte voert ook een telefoongesprek met de echtgenote van [betrokkene 1]. Deze verontschuldigt zich bij verdachte dat hij vandaag maar 500 heeft kunnen regelen maar de rest gaat hij morgen regelen.(blz. 2641) regel ik de zaken hier, ik weet hoe ik mijn werk moeten doen.
Op 4 maart 2010, 14.11 uur belt verdachte belt met medeverdachte [medeverdachte 3] en vraagt of hij de vrouw (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 1]) wil vergezellen naar de [bank 1] om het opgestuurde geld van haar man op te halen. (tapgesprek blz. 2650)
Uit onderzoek is gebleken dat op donderdag 4 maart 2010 door [betrokkene 1] een bedrag van EUR 2500 is ontvangen. Dit geldbedrag is volgens het [bank 1] afkomstig uit Engeland en is gezonden door ene [naam 1]. Verder heeft het onderzoeksteam camerabeelden van die transactie van 4 maart. Op deze camerabeelden is onder andere te zien dat [gesmokkeld persoon 1] samen met [medeverdachte 3] aanwezig is in het [bank 1]. (foto’s p. 2059 en 2060)
Op 4 maart 2010 vraagt verdachte aan [medeverdachte 3] ‘hoeveel?’. [medeverdachte 3] zegt 2500. Verdachte zegt dat hij hem moeten bellen en dat hij nog 700 moet opsturen. (tapgesprek blz 2653)
Even later voert verdachte een gesprek met [betrokkene 1] waarbij verdachte zegt dat het te 700 weinig is
.“Zonder die 700 euro kan ik niets voor jullie doen.”.. “Ik wil mijn geld”. “700 = 1 miljoen Tuman.” De vrouw zegt dat hij geen geld meer heeft en zij die tickets kan sturen. Verdachte zegt dat morgen de laatste kans is, hij moet betalen. (tapgesprek
blz. 2654)
Op 5 maart 2010 voert verdachte meerdere telefonische gesprekken met een NN-man welke gebruikt maakt van het mobiele telefoonnummer,[telefoonnummer]. Na onderzoek bleek dit verdachte [medeverdachte 2] te zijn. Er wordt gesproken over de vertrektijden van vliegtuigen naar Engeland en over de verschillende vliegmaatschappijen. Ook wordt gesproken over de leeftijden van de illegale vreemdelingen. Tevens wordt er in bedekte termen gesproken. [medeverdachte 2] zegt tegen verdachte: “praat niet zo open, man!”:
Verdachte zegt: “ze is 30 jaar oud en heeft een jongetje van 6 jaar en een meisje van 10 a 12 jaar. [medeverdachte 2] vraagt: je bedoelt Jacques Chirac, toch.” Verdachte zegt: “ja natuurlijk”.
(tapgesprekken, blz. 2658 en 2659 van het eindpv.)
Verbalisanten relateren op bladzijde 165 van het eindproces-verbaal dat in dit tapgesprek wordt gesproken over de vertrektijden van vliegtuigen naar Engeland en over de verschillende vliegtuigmaatschappijen. Ook wordt gesproken over de leeftijden van de vreemdelingen en wordt er in bedekte termen gesproken over Franse paspoorten, welke gebruikt gaan worden voor de vreemdelingen.
Op 11 maart 2010 heeft verdachte een gesprek met de broer ([medeverdachte 4]) van [betrokkene 1]. Die broer vraagt wat verdachte voor zijn zus heeft gedaan. Verdachte wil eigenlijk niet door de telefoon met hem praten. Verdachte geeft aan dat het waarschijnlijk volgende week zondag wordt, de broer vindt dit laat. Dan zegt verdachte “nee, dat is niet laat, ik moet hun ‘dingen’ maken, u weet niet hoe dat gaat, er moet dingen gemaakt worden, de vorige keer was snel omdat er sommige dingen van hun zelf bij was/waren, nu is van hun zelf niet bij, nu is ‘een losse’, daarom duurt langer, eerst moet ik eentje vinden, dat moet correct gedaan worden, niet net als vorige keer.” De broer zegt: “Nog iets anders, die paspoorten die ze gekregen heeft, de visa was vals niet de paspoort.” Verdachte zegt: “die heeft geen probleem en onderbreekt vervolgens de broer: wil niet meer uitleggen door de telefoon.”
(tapgesprek 11 maart 2010, blz. 2686 van het eindpv.)
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/992400-10 (feit 2).
Bij doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte] zijn instapkaarten aangetroffen op naam van de in de tenlastelegging genoemde personen. Daaruit blijkt dat zij vanuit Bakoe (Azerbeidzjan) naar Frankrijk (zijnde een Schengenland) zijn gereisd. Het is op grond hiervan aannemelijk dat zij door de Franse douane zijn gecontroleerd en aldus rechtmatig toegang tot het Schengengebied (waaronder Nederland) hebben verkregen. Nu het dossier geen aanwijzingen bevat voor het tegendeel, kan de rechtbank niet bewijzen dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland of (kortweg) het Schengengebied dan wel behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de toegang of het verblijf wederrechtelijk was.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte wetenschap had van de wederrechtelijkheid van de doorreis van die mensen naar Engeland omdat verdachte valse paspoorten voor hen heeft geregeld en er voor heeft zorggedragen dat zij hebben ingecheckt voor die reis naar Engeland. Dat betrokkenen wilden doorreizen naar Engeland leidt de rechtbank af uit het feit dat zij zijn aangehouden op de incheckbalie van de luchthaven in Düsseldorf op weg naar Londen.
Voormelde wetenschap van verdachte leidt de rechtbank af uit de volgende tapgesprekken.
Op 21 april belt verdachte met NNman1629
Verdachte zegt: “Nee, dat moet voor allebei zelfde, kan niet.
NNman1629 zegt: “nee luister man, 1 heeft er twee Barcelona (…. …) kom maar, komt goed.
Op 25 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte zegt: “Het gaat niet zo goed met mij. Het is niet gelukt om te gaan, moesten we weer terug en alles is verloren gegaan. Nu zit ik op de luchthaven.”
(tapgesprek 25 april 2010, blz. 2844 van het eindpv.)
Op 25 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte zegt: “Ik ben nog niet vertrokken en wil kijken of het alsnog gaat lukken. Ze zijn zelfs de garage binnen gegaan. De afstand daarbinnen was maar twee nummers, 37 en 39. Maar als ze binnen zouden zijn, zou de route zich scheiden. Ik werd op de snelweg gebeld om terug te gaan. Ze zitten er nog steeds. Ik zal kijken wat ik kan doen.”
(tapgesprek 25 april 2010, blz. 2845 van het eindpv.)
Op 26 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte zegt “Ik breng ze een paar dagen naar het huis van [naam 2] tot ik een oplossing voor hen vindt. Ik ben de hele dag hier bij de vervloekte plek, als ik maar niet opgepakt wordt.”
(tapgesprek 26 april 2010, blz. 2850 van het eindpv.)
Op 27 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte zegt: “Ik ben bij de ticketwinkel en koop ticket. Het duurt 2-3 dagen schat, ze moeten hier blijven. [naam 2] neemt de telefoon niet op, daarom zijn we gedwongen hen te houden.”
(tapgesprek 27 april 2010, blz. 2852 van het eindpv.)
Op 28 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte maakt duidelijk hoe hij een vluchtverhaal zou vertellen, als een dergelijk verhoor van hem afgenomen zou worden. Aanvankelijk wilde verdachte een vluchtverhaal op basis van politieke motieven voor [gesmokkeld persoon 4] in elkaar zetten, maar na overleg met [gesmokkeld persoon 4] heeft hij besloten het toch op religieuze motieven, bekering en toetreding tot christendom te baseren.
(tapgesprek 28 april 2010, blz. 2859 van het eindpv.)
Op 29 april 2010 belt verdachte met zijn vrouw [medeverdachte 1].
Verdachte zegt: “Ik ben nu bij reisbureau en ik heb vergeten hun namen mee te nemen. Hij zegt dat het om 3 en 4 papieren gaat en dat het voor hun Spaanse naam is.
[medeverdachte 1] zegt: “[naam 3]”.
Verdachte zegt “Heel goed, heel goed.”
Verdachte zegt: “En de andere?”
[medeverdachte 1] zegt: [naam 4]. De andere [naam 6] en de volgende [naam 7] en [naam 8].”
Verdachte zegt: “Het is opgelost.”
(tapgesprek 29 april 2010, blz. 2868-2869 van het eindpv.)
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/992400-10 (feit 3).
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de in de tenlastelegging genoemde personen onrechtmatig toegang tot Nederland hebben verkregen dan wel illegaal hier verbleven. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland of (kortweg) het Schengengebied dan wel behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de toegang of het verblijf wederrechtelijk was.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte wetenschap had dat de beoogde doorreis naar Engeland plaatsvond met gebruikmaking van valse paspoorten en derhalve wederrechtelijk was. Die wetenschap leidt de rechtbank af uit de volgende tapgesprekken.
Op 28 april 2010 belt verdachte met NN-man 9589.
NN-man zegt dat hij met [persoon 1] heeft gesproken en hij zegt dat [persoon 1] 1 miljoen korting wou.
Verdachte zegt dat hij tegen [persoon 1] heeft gezegd dat hij maximum 500 korting kan geven en dat het is opgelost als Money van de auto betaald is. Verdachte zegt verder dat hij wou dat het geld ’s-middags overgemaakt zou zijn op de rekening van [medeverdachte 4] zodat hij genoeg tijd voor ze zou hebben.
(tapgesprek 28 april 2010, blz. 2864 van het eindpv.)
Op 29 april 2010 belt verdachte met NN-man 1629.
Verdachte vraagt aan NN-man of hij iets heeft voor een jongen van 20 jaar oud? 18, 19 jaar oud mag ook.
NN-man vraagt of het merk Peugeot moet zijn.
Verdachte antwoord: “Ja en nog een voor een vrouw.”
NN-man vraagt naar de leeftijd van die vrouw, waarop verdachte zegt 40, 35 of 42. De man is een zoon van die vrouw zegt verdachte.
Verdachte vraag aan NN-man om vanaf nu alles te kopen wat dezelfde kleur ogen heeft als zij.
NN-man vraagt of Zweden goed is of niet, waarop verdachte zegt “Nee, nee.”
Verdachte zegt: “Beter Milaan of Peugeot, je weet wel.”
Verdachte zegt: “Dus goede auto’s vinden, maar deze heb ik tot zondag hard nodig.”
(tapgesprek 29 april 2010, blz. 2879 van het eindpv.)
Op 30 april 2010 belt verdachte met NN-man 1629.
NN-man zegt: “Is dat goed of niet die 33?”
Verdachte zegt: “Ja ik zeg tegen jou pak maar toch.”
(tapgesprek 30 april 2010, blz. 2879 van het eindpv.)
Op 4 mei 2010 belt [persoon 1] met verdachte.
Verdachte zegt dat ze tegen hem gezegd hebben dat het geld overgemaakt is maar ze liegen, ga maar vragen, ik geef je het telefoonnummer van meneer [medeverdachte 4]. Je mag hem zelf vragen. Zeg maar dat u meneer [persoon 1] bent en meneer [persoon 2] zou het geld aan mij overmaken. Hij zegt verder dat zijn telefoon altijd open is, dat hij met mensen werkt en als hij zijn telefoon uitzet mensen dan wat kunnen gaan denken. Verdachte zegt dat dat soort mensen die in Iran dat soort werk doen, heel laag soort mensen zijn. Hij kent een paar van dat soort mensen. Verdachte zegt dat hij eerst meneer [medeverdachte 4] moet bellen en het geld van andere moet terugvragen. [persoon 1] zegt dat hij morgen die mensen gaat bellen en als ze moeilijk zouden doen dan neemt hij het geld terug en gaat dat aan meneer [medeverdachte 4] overmaken.
(tapgesprek 4 mei 2010, blz. 2900 van het eindpv.)
Op 4 mei 2010 belt [persoon 1] met verdachte.
[persoon 1] zegt: “Het geld is overgemaakt op de rekening van meneer [medeverdachte 4] en de rest moet u zelf regelen. Meneer [medeverdachte 4] zei dat [naam 9] is aangekomen. Kun je morgen met hun ergens dichterbij afspreken, want het was erg moeilijk voor ze.”
Verdachte zegt dat hij het hoopt, dat hij gaat en het regelt.
(tapgesprek 4 mei 2010, blz. 2901 van het eindpv.)
Op 25 mei 2010 belt [persoon 1] met verdachte.
[persoon 1] wil weten of het mogelijk is dat iemand met zijn vrouw mee kan reizen.
Verdachte zegt: “Het is niet nodig, ik ga zelf met hun naar de luchthaven en ga ze begeleiden en blijf tot hun vertrektijd. Ik blijf bij ze. Ik heb gehoord dat ze vandaag zouden komen.”
[persoon 1] zegt dat er geen vlucht meer was en dat het met de bus 19 à 20 uur rijden is.
Verdachte zegt dat er veel vluchten zijn.
[persoon 1] zegt dat hij meer belt voor de prijs of hij korting kan krijgen.
Verdachte zegt als hij het telefoonnummer van [persoon 1] krijgt, hij hem dan ’s-middags kan bellen. Hij zegt over geld spreek ik alleen die meneer/vent.
(tapgesprek 25 mei 2010, blz. 2847 van het eindpv.)
De rechtbank betrekt daarbij nog dat uit het dossier blijkt dat de gesmokkelde mensen op 24 mei 2010 illegaal in Londen zijn aangekomen met gebruikmaking van valse of vervalste Franse paspoorten.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10:
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van deze feiten een beroep of gewoonte heeft gemaakt op grond van de professionele wijze waarop de smokkeltrajecten door verdachte werden georganiseerd, gecontroleerd en uitgevoerd. Verdachte had contacten in België ten behoeve van het vervalsen van paspoort en contacten met mensen die de te smokkelen mensen opvingen en vervoerden. Verder zorgde verdachte voor de betaling van de diverse mensen binnen deze trajecten, voor de incasso en voor “garantie”.
Naast de hiervoor bij de afzonderlijke feiten aangehaalde tapgesprekken acht de rechtbank hiervoor ook illustratief de volgende tapgesprekken.
Op 3 maart 2010 tussen verdachte en [persoon 3].
[persoon 3] verontschuldigt zich dat hij vandaag maar 500 (wordt geen munteenheid genoemd) heeft kunnen regelen, de rest gaat hij morgen regelen.
Verdachte zegt dat hij het snel moet weten omdat hij “de formulieren” moet invullen. [persoon 3] moet nog geld lenen. Verdachte zegt “je moet niet door de telefoon praten, dat is mijn echte telefoon, als je de zaken daar regelt, dan regel ik de zaken hier, ik weet hoe ik mijn werk moet doen.” en “Als je de zaken daar regelt dan kun je op zaterdag feest gaan vieren.”
(tapgesprek 3 maart 2010, blz. 2641 van het eindpv.)
Op 10 april 2010 tussen verdachte en [persoon 4].
[persoon 4] zegt “Ja, ik heb, eeh, 3 à 4, eeh, van die auto’s, en die wilde ik opsturen.”
Verdachte zegt: “Aha, ik begrijp het, ik begrijp. Maar met garantie. Ik zei dat die garage met garantie is. Voor de rest het is niet over het land maar via de lucht.” [persoon 4] zegt “Ik zweer dat ze 3 en 300 afgesproken.” Verdachte zegt: “Want ze maken andere soort kontracten, ze maken daar kontracten met ze vanaf daar tot de andere kant, oke.” [persoon 4] zegt “Ze zeiden tot daar 3 en 300.” Verdachte zegt “Ik kan niet onder 3 en 250.”
(tapgesprek 10 april 2010, blz. 2733-2735 van het eindpv.)
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/992400-10 (feit 4 A, B en C).
Uit het dossier en meer bepaald uit de tapgesprekken en de observaties blijkt dat verdachte op 21 april 2010 telefonisch contact heeft met de NN-man 1629 waarin wordt gesproken over “Barcelona, de nieuwe.” (tapgesprek 21 april 2010, blz. 2792 van het eindpv.) Blijkens een nader tapgesprek op 21 april 2010 tussen hen beiden wordt gesproken over “Nee luister man, 1 heeft er 2 Barcelona.” (tapgesprek 21 april 2010, blz. 2794 van het eindpv.) Blijkens een volgend tapgesprek op 21 april 2010 tussen hen beiden blijkt dat ze een afspraak maken voor de volgende dag (tapgesprek 21 april 2010, blz. 2795 van het eindpv.). Uit een observatie op 23 april 2010 blijkt dat verdachte en zijn vrouw die dag naar het adres Oranjestraat 138 in Antwerpen zijn gereden. Verdachte is dit pand binnengegaan met een map van het formaat A4 in zijn hand. Hierna werd door een onbekende man een papier van het formaat A4 door de brievenbus gegooid. Kort daarna kwam verdachte naar buiten met in zijn hand een blauw/geel gekleurde doos. Verdachte en zijn vrouw zijn vervolgens met de auto gereden naar het adres [adres 2] in Hoogvliet, zijnde het woonadres van de medeverdachte [medeverdachte 3]. Hier zijn beiden binnen gegaan. Na een tijd kwamen ze samen met een onbekende man, vrouw en twee kinderen en bagage naar buiten. Vervolgens zijn ze allen in de auto gestapt en naar het adres [adres 1] in Rosmalen gereden en hebben dit adres ook betreden (zie OBS-019 van het eindpv.). Uit een observatie op 24 april 2010 blijkt dat verdachte met voormelde onbekende man, vrouw en kinderen naar de parkeerplaats van McDonalds aan de [adres 3] in Nijmegen zijn gereden. Vastgesteld werd dat hier een ontmoeting plaats vond met de medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] bestuurde een Volkswagen Passat en vastgesteld werd dat verdachte en de onbekende man koffers in de Passat legden. De onbekende man, vrouw en kinderen stapten in de Volkswagen Passat met [medeverdachte 2] als bestuurder. Zij passeerden de grensovergang Boxmeer aan de rijksweg A77 (zie OBS-020 van het eindpv.). Uiteindelijk is op 2 mei 2010 geconstateerd dat de auto van verdachte zich op de parkeerplaats van de luchthaven van Düsseldorf bevond. Omstreeks 15.00 uur die dag werd door de Duitse autoriteiten een observatie uitgevoerd. Hierbij werd geconstateerd dat voornoemd gezin in de rij stond om in te checken voor vlucht BE746 naar Birmingham, Engeland. Tijdens deze observatie is vastgesteld dat het gezin is begeleid door de verdachte en zijn vrouw. Later is het gezin op de luchthaven van Düsseldorf aangehouden. Hierbij bleek dat zij in het bezit waren van Spaanse reisdocumenten op naam van [naam 3] en [naam 4] (zie RHV-003A van het eindpv.). Uit een proces-verbaal van bevindingen op blz. 686-689 van het eindproces-verbaal blijkt dat deze paspoorten vals waren.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/992400-13.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, nu uit het dossier volgt dat er gedurende de tenlastegelegde periode een aantal stortingen is verricht op de bankrekening van verdachte, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat die stortingen van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op uitkering dan wel voor de hoogte of de duur van die uitkering, terwijl hij die stortingen niet heeft doorgegeven aan de uitkeringsinstantie.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de zaak met parketnummer 01/992400-10:
1.
in de periode van 28 februari 2010 tot en met 6 maart 2010 in Nederland en Duitsland en België, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2], personen genaamd [gesmokkeld persoon 1] en [gesmokkeld persoon 2] en [gesmokkeld persoon 3] van Iranese nationaliteit,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij verdachte wist dat die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte
-contact onderhouden met en instructies gegeven aan en afspraken gemaakt met de medeverdachte over de organisatie en het verloop van het vervoer van deze te smokkelen
personen en het ter beschikking (laten) stellen van reisdocumenten aan deze te smokkelen personen en over het betalen voor het vervoer van deze te smokkelen personen en
-die personen (in de nabijheid van) een treinstation opgehaald en
-die personen onderdak verschaft en
-die personen vervoerd en
-die personen verteld hoeveel zij moesten betalen en
-die personen voorzien van één of meer valse documenten en
-voor die personen een (of meer) vliegticket(s) geregeld of laten regelen en
-zich door die personen en/of (een) familie(lid) van die personen en/of contactperso(o)n(en) van die personen heeft/hebben laten betalen, terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2.
in de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 in Nederland en Duitsland en België tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], personen
genaamd [gesmokkeld persoon 4] en [gesmokkeld persoon 5] en [gesmokkeld persoon 6] en [gesmokkeld persoon 7] van Iranese nationaliteit,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij verdachte wist dat die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachten
-contact onderhouden met en instructies gegeven aan en afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie en het verloop van het vervoer van deze te smokkelen
personen en over het verlenen van onderdak en het ter beschikking (laten) stellen van reisdocumenten aan deze te smokkelen personen en over het betalen van gelden voor het vervoer van deze te smokkelen personen en
-die personen onderdak verschaft en
-die personen vervoerd en
-die personen verteld hoeveel zij moesten betalen en
-die personen voorzien van één of meer valse documenten en
-voor die personen een (of meer) vliegtickets geregeld of laten regelen en
-aan die personen informatie met betrekking tot vliegtickets verschaft en
-meermalen die personen naar de luchthaven in Düsseldorf (Duitsland) heeft gebracht of laten brengen en
-zich door die personen en/of (een) familie(lid) van die personen en/of contactperso(o)n(en) van die personen heeft/hebben laten betalen, terwijl verdachte daarvan een
beroep of gewoonte heeft gemaakt;
3.
in de periode van 23 april 2010 tot en met 23 mei 2010 in Nederland en België en Groot-Brittannië personen genaamd [gesmokkeld persoon 8] en [gesmokkeld persoon 9] van Iranese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist dat die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft verdachte
-die personen voorzien van één of meer valse documenten en
-zich door die personen en/of (een) familie(lid) van die personen en/of contactperso(o)n(en) van die personen laten betalen, terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
A.
in de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 in Nederland en België tezamen en in vereniging met een ander reisdocumenten, te weten twee Spaanse paspoorten, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader valselijk
- valse controlegetallen op de paspoorten vermeld en
- de paspoorten voorzien van een nagebootst watermerk;
en
B.
in de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 in Nederland en België in het bezit was van reisdocumenten, te weten twee Spaanse paspoorten, waarvan hij wist dat de reisdocumenten vals waren, bestaande de valsheid hieruit dat
- de paspoorten voorzien waren van nagebootste watermerken en
- de paspoorten voorzien waren van onjuiste controlegetallen en
- de paspoorten qua kleur en/of detaillering en toegepast basismateriaal en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkomen met de originele door de autoriteiten van Spanje afgegeven documenten van dit model;
en
C.
in de periode van 10 april 2010 tot en met 2 mei 2010 in Nederland en Duitsland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van niet op zijn/hun naam gestelde reisdocumenten, te weten twee Spaanse paspoorten, welk gebruik bestond in het [gesmokkeld persoon 4] en [gesmokkeld persoon 5] en [gesmokkeld persoon 6] en [gesmokkeld persoon 7] met gebruikmaking van deze paspoorten en door de daarin genoemde valse identiteiten, vanuit Nederland via Düsseldorf (Duitsland) naar Engeland te laten reizen.
in de zaak met parketnummer 01/992400-13:
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 april 2010 te gemeente ’s-Hertogenbosch in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking, te weten en uitkering krachtens de WWB, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, immers heeft hij verdachte, niet aan het College van Burgemeester en Wethouders doorgegeven dat er stortingen op zijn, verdachtes, bankrekening werden gedaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor feit 4 A en voor feit 5 op de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10. Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 (B en C) op de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10 en ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer
01/992400-13 een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer of teruggave van de daarop betrekking hebbende goederen zoals die voorkomen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte vervulde bij het plegen van de strafbare feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 01/992400-10 een leidinggevende rol. Mensensmokkel valt in de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust veroorzaken. De smokkel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid aangaande bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en (in dit geval) illegale doorreis door Nederland en naar andere landen van de Europese Unie, maar draagt daarmee ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het draagvlak om echte asielzoekers, dat wil zeggen politieke vluchtelingen, ruimhartig op te vangen daardoor in ernstige mate wordt ondermijnd. Door het plegen van feit 4 van deze dagvaarding heeft verdachte het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, beschaamd.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Voorts betrekt de rechtbank daarbij dat de voorlopige hechtenis van verdachte gedurende een zeer lange periode en ook nu nog is geschorst onder deels stringente en voor verdachte belastende en vrijheidsbeperkende voorwaarden. Niet is gebleken dat hij zich niet aan die voorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank acht een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zonder meer gerechtvaardigd. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 17 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft in deze straf verdisconteerd de zeer forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Mocht zulks niet het geval zijn geweest dan had de rechtbank een fors hoger onvoorwaardelijk deel opgelegd.
De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf nu de op te leggen straf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking brengt

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten op de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10 zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten op de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10 zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan de betreffende ambassade, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33a, 33b, 36b, 36c, 47, 57, 197a, 227b, 231.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 op de dagvaarding met parketnummer 01/992400-10 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/992400-10 feit 1:
Mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan.
t.a.v. 01/992400-10 feit 2:
Mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
t.a.v. 01/992400-10 feit 3:
Mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt.
t.a.v. 01/992400-10 feit 4:
A. Medeplegen van een reisdocument valselijk opmaken, meermalen gepleegd.
B. In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals is, meermalen gepleegd.
C. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, meermalen gepleegd.
t.a.v. 01/992400-13:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een
verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregel:
t.a.v. 01/992400-10 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 01/992400-13:
- een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden,met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan
17 maandenvoorwaardelijk, met een proeftijd van
2
jaren.
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten een personenauto, merk Opel Astra, kenteken [kenteken 1] en twee UV-lampen.
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten 3 pasfoto's van een manspersoon en aantekeningen met betrekking tot een paspoort.
- teruggave van het inbeslaggenomen goed, te weten een militair rijbewijs van een onbekend persoon, aan de betreffende ambassade.
- opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 11 mei 2011 reeds voor onbepaalde geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. M.A. Waals, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2014.