ECLI:NL:RBOBR:2014:1626

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
01/825129-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging op verschillende stations in Nederland met gebruik van valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen van portemonnees met inhoud op verschillende stations in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op verschillende data en locaties, waaronder 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Leiden en Rotterdam, portemonnees en bankpassen heeft weggenomen van treinreizigers. De diefstallen vonden plaats kort na het pinnen van geld door de slachtoffers, waarbij de verdachten gebruik maakten van een valse sleutel, in de vorm van een gestolen bankpas, om toegang te krijgen tot de bankrekeningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de rechtbank in hun geheel toewijsbaar achtte. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die is veroorzaakt aan de slachtoffers, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/825129-11
Datum uitspraak: 07 april 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [1971],
zonder vast woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 mei 2011, 8 september 2011 en 24 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 april 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2010 te 's-Hertogenbosch (in/nabij het
Centraal Station), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee en/of bankpasjes en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 01 december 2010 te 's-Hertogenbosch en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen pinpas;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Eindhoven (in/nabij het Centraal
Station), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee en/of een bankpas en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Eindhoven en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen bankpas;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 26 november 2010 te Leiden (in/nabij het Centraal
Station), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee en/of (een) bankpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 26 november 2010 te Leiden en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen bankpas;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 03 mei 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (kort
tevoren) gestolen bankpas/pinpas;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

De algemene bewijsmiddelen met betrekking tot feiten 1 tot en met 7.

Een einddossier van de Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Spoorwegpolitie, Spoorwegpolitie Eindhoven, registratienummer PL2680 2011011373-37, afgesloten op 19 april 2011 (Dossier is doorgenummerd tot en met pagina 368). Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in deze zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede (eventueel) andere bescheiden.

De specifieke bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 en 2.

Proces verbaal aangifte [slachtoffer 1] 1 december 2010, p. 166-170
Tussen woensdag 1 december 2010 te 16.50 uur en woensdag 1 december 2010 te 17.00 uur werd op station ’s-Hertogenbosch zakkenrollerij/tassenrollerij gepleegd.
Ik weet dat er mensen zijn die meekijken, tijdens het pinnen let ik dan ook altijd goed op. Tijdens het pinnen van mijn treinkaartje is mij dan ook niets vreemds opgevallen.
Ik heb toen mijn portemonnee in mijn schoudertas gestopt. In het grote vak van mijn schoudertas.
Toen ik met de linker roltrap naar beneden ging, gebeurde daar iets raars. Ik stond op de roltrap. Er stond een man voor mij. Ik zag dat deze iets liet vallen. Het gebeurde bijna onderaan de roltrap. Ik zag dat de man bleef staan en mij recht aan keek. Ik kon niet langs hem heen. Ik voelde weer andere mensen in mijn rug. Alles stopte op, doordat die man onderaan de roltrap bleef staan. Ik heb hem ook aangekeken. Vervolgens ging de man verder en kon ik van de roltrap af.
Toen ik de trein in stapte, zag ik een man tegelijk met mij instappen. Ik zag dat hij mij aan keek. Ik keek in de richting van de man, maar die was al weg. Ik keek vervolgens direct naar mijn schoudertas. Ik zag dat de ritssluiting van het grote vak open was. Ik keek in het vak en zag dat mijn portemonnee was weggenomen.
In mijn portemonnee zaten 2 bankpasjes (rekeningnummer [rekeningnummer] en [rekeningnummer]), mijn identiteitskaart en verschillende andere pasjes. Er zat bijna geen geld in, omstreeks 12 euro. Hij liet mij direct mijn bankpas blokkeren. Ik hoorde toen dat er al 2 keer 250 euro van de rekening was gehaald.
Nadat ik de diefstal had ontdekt, dacht ik weer aan de man van de roltrap en de man in de trein. Ik kwam toen tot de conclusie dat het dezelfde man was.
Ik kan u de man als volgt omschrijven: ongeveer 1.70 meter, donker haar niet stekelig niet lang maar doorsnee kapsel, licht bruine ogen, bruine leren jas maar dit weet ik niet zeker, leeftijd ongeveer 30-40 jaar, normaal postuur, geen bril, ik weet niet zijn gelaatskleur, in ieder geval niet heel donker.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Ik, verbalisant, heb met de bank gebeld. Deze vertelde mij dat er om 17.04 uur en om 17.05 uur gepind is met het bankpasje van de aangeefster/benadeelde. Beide keren is er zonder toestemming van de aangeefster/benadeelde 250 euro van haar rekening afgehaald.
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 23 december 2010, p. 171-184
Dit betreft een verslag van de bekeken camerabeelden van station ’s-Hertogenbosch met betrekking tot de diefstal op 1 december 2010. De drie verdachten volgen aangeefster vanaf de pinautomaat, naar de Bruna, de Hema en het perron. Op de roltrap probeert aangeefster de verdachten meerdere malen te passeren, maar ze komt er niet makkelijk langs.
Verdachte 1: man, kort grijzend haar, gekleed in een zwarte Parkajas blauwe spijkerbroek en zwarte sportschoenen met witte strepen. Opvallend is zijn gebogen rug en zijn slungelige manier van lopen. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Leiden Centraal naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 26 november 2010. Hij had op deze dag exact dezelfde kleding aan. Hierna te noemen NN Q1.
Verdachte 2: man, licht getinte huidskleur, grijze wollen muts met klep, een glimmend zwart donzen jack met gestikte banen en twee witte strepen op de linker bovenmouw van het jack. Blauwe spijkerbroek en witte sportschoenen. Hij draagt een zwarte tas op zijn linker heup. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Leiden Centraal naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 26 november 2010. Hij had op deze dag, buiten de muts, exact dezelfde kleding aan. Hierna te noemen NN Q2.
Verdachte 3: man, zwarte wollen muts, gekleed in een glimmend donker donzen jack met gestikte banen met capuchon. Hij draagt hieronder een grijze sjaal. Blauwe spijkerbroek en witte sportschoenen met donkere strepen. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Leiden Centraal naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 26 november 2010. Hij had op deze dag exact dezelfde jas en sportschoenen aan. Alleen droeg hij daar een zwarte muts. Hierna te noemen NN Q3.
16.38.07 uur. AAB (rechtbank: aangeefster) komt aanlopen en gaat rechtsaf naar de kaartverkoopautomaat (KVA). NN Q1 liep achter de AAB maar gaat rechtdoor naar de roltrap. NN Q1 stond al op de roltrap maar werd kennelijk geseind door NN Q3, want hij loopt tegen de stroom in terug naar de KVA waar de AAB staat. NN Q3 heeft een bakje in zijn hand waar hij uit eet. Zie foto 1 (pagina 175).
16.38.42 uur. NN Q2 komt ook aanlopen en gaat bij de KVA links van de AAB staan. NN Q3 staat achter hem. NN Q1 staat helemaal rechts in beeld. Zie foto 2 (pagina 175).
16.39.11 uur. NN Q3 is rechts van de AAB bij de KVA gaan staan. NN Q1 gaat achter de AAB op het moment dat ze haar pincode intoetst. Kennelijk kijkt of NN Q1 of NN Q3 de pincode af. Zie foto 3 (pagina 176).
16.39.40 uur. NN Q2 haalt kennelijk een handje muntgeld uit zijn rechter achter broekzak en houdt dit in zijn rechterhand. Opvallend is dat hij in zijn linkerhand een portemonnee houdt. Zie foto 4 (pagina 176).
16.52.10 uur. NN Q2 staat voor de AAB. NN Q3 staat achter de AAB. NN Q1 staat naast de AAB. NN Q4 staat achter NN Q1. NN Q2 laat onderaan de roltrap kleingeld uit zijn rechterhand op de grond vallen. Zie foto 8 (pagina 178).
16.52.11 uur. NN Q2 bukt zich maar raapt de munten niet op. Hij houdt zich met zijn rechterhand vast aan de loopband van de roltrap. De AAB kan niet verder en wordt in de rug geduwd door de verdachten achter haar. NN Q1 kijkt naar beneden. Kennelijk probeert hij de schoudertas van de AAB open te maken. Zie foto 9 (pagina 179).
17.02.06 uur. NN Q2 versnelt zijn pas om voor de AAB in de trein te stappen. NN Q1 en NN Q3 volgen.
17.04.19 uur. NN Q1 staat in de rij te wachten bij de geldautomaat van de ING-bank aan het stationsplein in ’s-Hertogenbosch. Zie foto 18 (pagina 183).
17.05.00 uur. NN Q1 staat bij de ING geldautomaat waar omstreeks die tijd twee keer een bedrag van €250,00 frauduleus is opgenomen met de weggenomen bankpas van de AAB. Zie foto 19 (pagina 184).
17.07.02 uur. NN Q1 loopt weg van de geldautomaat. Opvallend is de grote stap die hij maakt. Dit is kenmerken voor zijn manier van bewegen. Zie foto 20 (pagina 184).
Proces verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2011, p. 75-80 (naar aanleiding van de aanhoudingen van verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] op 23 februari 2011 te Eindhoven, p. 23/40/60)
Op 23 februari 2011 zijn de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] overgebracht naar de regiopolitie te Eindhoven. De drie verdachten zijn door een verbalisant fotografisch vastgelegd (foto’s pagina 76, 77 en 78).
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] d.d. 18 april 2011, 192-194
Dit betreft een beschrijving van de videobeelden van de regiopolitie Brabant Noord omtrent de diefstal op woensdag 1 december 2010 in ’s-Hertogenbosch.
Ik herken de mannelijke personen, welke worden aangewezen middels de rode pijlen, als zijnde de verdachten welke zijn aangehouden op station Eindhoven te Eindhoven op woensdag 23 februari 2011.
Ik zie op de beelden dat [verdachte] een zwarte jas en een donkere broek aan heeft. Ik zie dat [verdachte] als enige geen hoofddeksel op zijn hoofd heeft. Ik herken [verdachte] aan zijn uiterlijke kenmerken zoals zijn gezicht, haargroei, gebogen rug (bochel) en tevens aan zijn manier van lopen. Ik zie dat [verdachte] loopt door middel van grote stappen te maken. De verdachte [verdachte] op deze beelden herken ik ook op de beelden van de stations Eindhoven, Leiden Centraal en van de Rabobank pinautomaat te Rotterdam verkregen naar aanleiding van de aangiftes die daarbij zijn gedaan.
Met betrekking tot de diefstal op station ’s-Hertogenbosch herken ik [verdachte] als zijnde de persoon die wordt omschreven als Q1 in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010061475-2 (rechtbank: pagina’s 171-184).
Met betrekking tot de diefstal op station Eindhoven herken ik [verdachte] als zijnde de persoon die wordt omschreven als betrokkene 3 danwel VE 3 in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010041948-4 (rechtbank: pagina’s 89-109).
Met betrekking tot de diefstal op station Leiden Centraal herken ik [verdachte] als zijnde de persoon die wordt omschreven als Q1 in de processen-verbaal van bevindingen voorzien van de nummers 2010060515-3 en 2010060515-4 (rechtbank: pagina’s 141-154).
Ik zie op de beelden dat [medeverdachte 1] een glimmende donkere jas aan heeft met als opvallende kenmerk de twee witten strepen ter hoogte van de linker bovenmouw. Ik zie dat [medeverdachte 1] een grijzen muts met klep op zijn hoofd heeft.
Ik herken [medeverdachte 1] aan zijn uiterlijke kenmerken waaronder zijn gezicht en haargroei. Op de beelden loopt [medeverdachte 1] vanaf 17.01.41 een aantal seconden zonder grijze muts op in beeld. Hierop is zijn kleur haar, haargroei en gezicht duidelijk te herkennen.
De verdachte [medeverdachte 1] op deze beelden herken ik ook op de beelden van de stations Eindhoven en Leiden Centraal verkregen naar aanleiding van de aangiftes die daarbij zijn gedaan. Ik zie op de beelden dat [medeverdachte 1] een jas aan heeft welke geheel gelijkend is op de jas die hij droeg tijdens zijn aanhouding en die hij droeg op station Leiden Centraal.
Met betrekking tot de diefstal op station ’s-Hertogenbosch herken ik [medeverdachte 1] als zijde de persoon die wordt omschreven als Q2 in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010061475-2 (rechtbank: pagina’s 171-184).
Met betrekking tot de diefstal op station Eindhoven herken ik [medeverdachte 1] als zijnde de persoon die wordt omschreven als betrokkene 1 danwel VE 1 in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010041948-4 (rechtbank: pagina’s 89-109).
Met betrekking tot de diefstal op station Leiden Centraal herken ik [medeverdachte 1] als zijnde de persoon die wordt omschreven als Q2 in de processen-verbaal van bevindingen voorzien van de nummers 2010060515-3 en 2010060515-4 (rechtbank: pagina’s 141-154).
Ik zie op de beelden dat [medeverdachte 2] een glimmende donkere jas, voorzien van een capuchon, aan heeft. Ik zie dat [medeverdachte 2] een sjaal om zijn nek draagt en dat hij een zwarte muts op zijn hoofd heeft.
Ik herken [medeverdachte 2] aan zijn uiterlijke kenmerken waaronder kleding, lichaamsbouw, een smal gezicht, spitse neus en manier van lopen waarbij zijn knieën iets naar binnen staan.
De verdachte [medeverdachte 2] op deze beelden herken ik ook op de beelden van de stations Eindhoven en Leiden Centraal verkregen naar aanleiding van de aangiftes die daarbij zijn gedaan.
Ik zie op de beelden dat [medeverdachte 2] een jas aan heeft welke geheel gelijkend is op de jas die hij droeg tijdens zijn aanhouding en die hij droeg op station Leiden Centraal.
Met betrekking tot de diefstal op station ’s-Hertogenbosch herken ik [medeverdachte 2] als zijnde de persoon die wordt omschreven als Q3 in het proces verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010061475-2 (rechtbank: pagina’s 171-184).
Met betrekking tot de diefstal op station Eindhoven herken ik [medeverdachte 2] als zijnde de persoon die wordt omschreven als betrokkene 2 danwel VE 2 in het proces-verbaal van bevindingen voorzien van het nummer 2010041948-4 (rechtbank: pagina’s 89-109).
Met betrekking tot de diefstal op station Leiden Centraal herken ik [medeverdachte 2] als zijnde de persoon die wordt omschreven als Q3 in de processen-verbaal van bevindingen voorzien van de nummers 2010060515-3 en 2010060515-4 (rechtbank: pagina’s 141-154).

De specifieke bewijsmiddelen met betrekking tot feit 3 en 4.

Proces verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 20 augustus 2011, p. 82-86
Dit betreft een aangifte van mevrouw [slachtoffer 2] namens haar dochter, mevrouw [slachtoffer 5].
Op woensdag 18 augustus 2010, omstreeks 16.00 uur, liep mijn dochter het station van Eindhoven Centraal binnen via de ingang aan de zijde van de taxistandplaats.
[slachtoffer 5] kocht een treinkaartje bij een van de automaten welke in de stationshal staan. Ze rekende het kaartje middels pinbetaling af. Nadat [slachtoffer 5] had betaald, had ze haar portemonnee in haar handtas gestopt welke over haar schouder hing.
Vervolgens is [slachtoffer 5] samen met haar vriendin, genaamd [persoon 1], richting perron 5 gelopen alwaar de trein stond richting Schiphol.
Op het moment dat mijn dochter, [slachtoffer 5], in de trein wilde stappen, zag ze twee mannen. Een van die mannen had haar geholpen met haar bagage in de trein te zetten.
Op het moment dat de man haar bagage in de trein zette, stond er nog een jongen achter haar.
Ze is vervolgens de trein in gegaan. De man en jongen stapten uiteindelijk niet in de trein naar Schiphol.
Op het moment dat ze in de trein zat, kwam ze tot de ontdekking dat haar portemonnee niet meer in haar handtas zat.
In de portemonnee welke is weggenomen zat het volgende: ID kaart met ID nummer: [nummer 1], bankpas van de ING bank rekening nummer: [rekeningnummer] en contant geld, onbekend hoeveel. Het was minder dan 10 euro.
[slachtoffer 5] had sterk het vermoeden dat haar portemonnee was gerold door de man en de jongen die haar kort er voor hadden geholpen met haar bagage.
[slachtoffer 5] kan zich het volgende signalement herinneren: beiden hadden een getinte huidskleur. Het enige wat ze wist was dat de man, welke haar bagage in de trein had gezet, ouder was dan de jongen.
Op 18-08-2010 om 16.15 uur was er bij een pinautomaat van de ING bank 70,00 euro gepind.
Op 18-08-2010 om 16.24 uur heeft men bij de ABN AMRO bank 10,00 euro van de rekening van [slachtoffer 5] gehaald.
Nu weten we het zeker dat de eerder vernoemde man en jongen de portemonnee van mijn dochter moet hebben weggehaald.
[slachtoffer 5] gaf aan wel iemand te hebben gezien ten tijde van de pinbetaling bij de betreffende automaat, maar dat ze zich niet kon herinneren of dat dezelfde persoon betrof dan degene welke haar portemonnee had weggenomen.
Niemand had het recht en [slachtoffer 5] heeft niemand toestemming gegeven tot het plegen van dit feit. De weggenomen portemonnee was geheel eigendom van mijn dochter [slachtoffer 5].
Als bijlage zijn de gestolen goederen, te weten een identiteitskaart en pinpas, genoemd.
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] d.d. 2 januari 2011, p. 89-109
Dit betreft een proces verbaal van bevindingen met betrekking tot het bekijken van de videobeelden van de NS. Verbalisant heeft aan de hand van de gegevens de beelden van het station ‘s-Hertogenbosch bekeken welke gericht zijn op perron 5 en de kaartautomaat.
16:15:35. Ik zie dat betrokkene 1 op zijn hurken in de trein gaat zitten in de opening van de toegangsdeuren. Ik zie dat betrokkenen 2 en 3 inmiddels ook bij de toegangsdeuren staan en dat er voor de rest niemand in hun directe omgeving aanwezig is. Ik zie dat betrokkene 1 het slachtoffer helpt bij het in de trein krijgen van de blauwe weekendroltas en dat betrokkenen 2 en 3 in de directe omgeving staan. Ik zal betrokkene 1 hierna noemen als VE1. Ik zie dat de VE1 en de betrokkenen 2 en 3 vervolgens weer weglopen in de richting van de roltrap gelegen op perron 5/6.
Signalement VE 1: mannelijk persoon, witte polo met korte mouwen en met donkere randen aan de zijkant. Witte trui hangend over zijn schouder. Kort zwart haar. Blauwe spijkerbroek. Blauw heuptasje hangend aan zijn linkerheup.
Signalement betrokkene 2: mannelijk persoon. Wit t-shirt met korte mouwen en met een opschrift aan de voorkant. Het is niet duidelijk te zien om wat voor opschrift het gaat. Kort zwart haar. Blauwe spijkerbroek. Witte sportschoenen gecombineerd met donkere strepen en voorzien van witte veters. Op zijn rug hangt een rugzak. Rugzak voorzien van donkere banden afgewisseld met witte vlakken.
Signalement betrokkene 3: mannelijk persoon. Blauwe blouse met lange mouwen. Kort zwart haar. Donker blauwe spijkerbroek. Donkere heuptas hangend over zijn linkerschouder. Witte plastic tas dragend met donkere streep aan de onderkant van de tas en afbeelding aan de zijkant. Donkere sportschoenen met witte zool.
16:06:50 (betrekking op onder meer de foto op pagina 95) Ik zie dat het slachtoffer bij een kaartautomaat staat gelegen aan de centrumzijde van het Station Eindhoven met in de direct omgeving VE1 en de betrokkenen 2 en 3.
16:07:07. (betrekking op onder meer de foto’s op pagina 96 en 97) Ik zie dat betrokkene 2 rechts naast haar staat achter een blauwe automaat. Ik zie dat betrokkene 3 schuin achter het slachtoffer staat, tussen betrokkene 2 en het slachtoffer. Aangezien beide betrokkenen ook al te zien waren bij het in de trein stappen van het slachtoffer zal ik vanaf nu de termen VE2 en VE3 gebruiken voor respectievelijk betrokkene 2 en betrokkene 3. Ik zie VE3 meerdere malen over de rechter schouder van het slachtoffer kijken in de richting van de kaartautomaat waar het slachtoffer achter staat.
16:14:41. (betrekking op onder meer de foto’s op pagina 100 en 101) Ik zie dat VE1 gebukt voor het slachtoffer staat en dat VE2 en VE3 respectievelijk links en rechts schuin achter het slachtoffer staan gezien vanuit de richting stationshal. Ik zie dat het slachtoffer en de drie verdachten heel dicht bij elkaar staan.
Mij is dit een ambtshalve bekende werkwijze van verdachten. Men helpt het slachtoffer kennelijk en zorgt voor een opstopping ten einde de diefstal te kunnen plegen. Vermoedelijk is dit hier ook het geval geweest.
Foto’s d.d. 18 augustus 2010 die behoren bij de uitgekeken camerabeelden van behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 2 januari 2011, p. 93-109.
Proces verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 27 februari 2011, p. 262-276
O: wij laten verdachte een tweetal foto’s zien welke zich bevinden op respectievelijk pagina 106 en 112 van het dossier voorzien van het proces-verbaalnummer 2011011373-37 [rechtbank: foto’s komen overeen met de foto’s op pagina 98 en 104 in onderhavig dossier]. Hier is een man (witte polo met witte trui om zijn hals en nek hangend) op de foto’s te zien welke zijn gemaakt op station Eindhoven. Wie is die man?
A: Ik ben het.
V: Wij laten nu de foto zien, welke zich bevindt op pagina 108, van het dossier voorzien met proces-verbaalnummer 2011011373-37 [rechtbank: foto komt overeen met foto 100 in onderhavig dossier].
A: Ik zie mezelf. Ik sta voorover gebukt met het witte shirt aan. Rechts naast mij staat [verdachte].
V: We zien je even later op de foto, vermeld op pagina 101 [rechtbank: foto komt overeen met foto 93 van onderhavig dossier].
A: Ja dat ben ik. Ik denk dat ik met de trein wegging.

De specifieke bewijsmiddelen met betrekking tot feit 5 en 6.

Proces verbaal aangifte mevrouw [slachtoffer 3] d.d. 26 november 2010, p. 129-135
Dit betreft een aangifte terzake zakkenrollerij/tassenrollerij en diefstal in vereniging.
Tussen vrijdag 26 november 2010 te 11.00 uur en vrijdag 26 november 2010 te 11.48 uur werd op Station Leiden Spoor 9b (509b), binnen de gemeente Leiden, het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Ik heb een kaartje gepind bij de kaartautomaat voor in het station aan de ziekenhuis zijde, bij de middelste kaartenautomaat. Ik keek om me heen of er niemand dicht op mij stond.
Na het pinnen deed ik mijn portemonnee in mijn tas en ik deed mijn tas dicht met de rits en de klep.
Na het instappen stond er een man overdwars in het halletje gebukt geld op te rapen. Ik probeerde langs deze man te komen, maar dit lukte niet omdat hij mij de weg bleef versperren.
Nadat de man op zij was gegaan, heb ik mijn weg vervolgd.
Nadat ik ben gaan zitten, zette ik mijn tas op schoot. Ik zag toen dat mijn tas open stond. Ik keek in mijn tas en ik zag dat mijn portemonnee was weggenomen.
Ik hoorde van een andere reiziger dat de daders met z’n drieën waren, hij had ze namelijk gezien.
Bij aankomst op station Schiedam Centrum vertelde de conducteur van de trein mij ook dat het om drie (3) personen ging, hij had ze ook gezien en hij had het al doorgegeven aan de meldkamer.
Ik kan de man die mij de weg blokkeerde als volgt omschrijven: man, zwart kort gekruld haar, licht bruine huidskleur, rond de 40 jaar en zwarte jas.
Man 2: man, zwart haar, licht bruine huidskleur, blauw/rood sportjack en had een smalle rugzak op zijn rug.
Man 3: man, blank, gebogen rug, uiterlijk van een junk.
Een van de drie (3) mannen heeft een tattoo op zijn handrug, dwars over van Roemeense tekens.
Ik heb niemand toestemming gegeven voor het wegnemen van mijn goederen.
Ik heb niks gemerkt van het wegnemen van mijn goederen.
Als bijlage zijn de gestolen goederen, te weten een portemonnee, 2 pinpassen en een dagkaart, vermeld.
Proces verbaal bevindingen verbalisant [verbalisant 2] d.d. 27 februari 2011, p. 274
Ik zag dat verdachte [medeverdachte 1] een tatoeage had op de rug van zijn rechterhand.
Proces verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2010, p. 136-140
Dit betreft een beschrijving van de historische gegevens van:
  • De bankpas van mevrouw [slachtoffer 3]. Hieruit blijkt dat op 26 november tussen 11.51 en 11.55 uur mat haar bankpas bij de ING te Leiden vijfmaal €250,-- is opgenomen;
  • de chip-knip van mevrouw [slachtoffer 3]. Hieruit blijkt dat het bedrag ad €482,- dat op de chipknip stond is aangewend voor betalingen bij de AH Rotterdam (€199,89), betaling aan de NS te Rotterdam (€17,50), betaling de volgende dag aan NS te Hoorn (€17,50), wederom twee betalingen bij de AH Rotterdam (€192,89) en een laatste betaling twee dagen later bij de Bruna te Rotterdam (€54,40). Op 26 november 23.45 is er een enkele reis van Rotterdam Centraal naar Hoorn betaald en op 27 november 6.35 uur een enkele reis van Hoorn naar Rotterdam-Centraal.
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 10 januari 2011, p. 141-148
Dit betreft een beschrijving van het bekijken van de camerabeelden van 26 november 2010 van de NS station Leiden.
Op vrijdag 26 november 2010 omstreeks 11.50 uur, werd in het station Leiden Centraal een diefstal in vereniging gepleegd van een portemonnee.
Met de bankpas uit de portemonnee werd later fraude gepleegd.
Tijdens het bekijken van de camerabeelden zijn de volgende personen opgevallen.
Verdachte 1: man, kort grijzend haar, gekleed in een zwarte Parkajas blauwe spijkerbroek met omgeslagen broekspijpen. Opvallend is zijn gebogen rug en zijn slungelige manier van lopen. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Den Bosch naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 1 december 2010. Hij had op deze dag exact dezelfde kleding aan. Hierna te noemen NN Q1.
Verdachte 2: man, kort donker haar, licht getinte huidskleur, gekleed in een glimmend zwart donzen jack met gestikte banen en twee witte strepen op de linker bovenmouw van het jack. Blauwe spijkerbroek en witte sportschoenen. Hij draagt een zwarte tas op zijn linker heup. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Den Bosch naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 1 december 2010. Hij had op deze dag exact dezelfde kleding aan en droeg een muts. Hierna te noemen NN Q2.
Verdachte 3: man, kort donker haar met een kuif naar voren gekamd, opvallende bakkebaarden, gekleed in een glimmend donker donzen jack met gestikte banen met capuchon. Hij draagt hieronder een grijze sjaal. Blauwe spijkerbroek en lichte sportschoenen. Hij draagt een donkere rugzak met paars accent. Ik herken hem van eerder uitgekeken camerabeelden van station Den Bosch naar aanleiding van een diefstal in vereniging van een portemonnee en daaraan gekoppelde bankpasfraude op 1 december 2010. Hij had op deze dag exact dezelfde kleding aan. Alleen droeg hij daar een zwarte muts. Hierna te noemen NN Q3.
Q2 volgt haar (rechtbank: aangeefster) door hetzelfde poortje. Q3 volgt haar door het poortje rechts van de kaartverkoopautomaat. Zie foto 4 en 5 in de fotobijlagen (pagina 144 en 145) .
Q3 loopt achter de AAB (rechtbank: aangeefster). Q2 versnelt zijn pas om voor haar de roltrap op te gaan. De AAB gaat niet met de roltrap maar met de vaste trap. Q2 en Q3 volgen haar, Q1 sluit aan. Zie foto 7 in de fotobijlagen (pagina 145).
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 24 februari 2011, p. 149-164 en 185-190
Dit betreft een onderzoek naar de camerabeelden van de ABN AMRO bank en Rabobank te Leiden.
Op 26 november 2010 te 11.48.44 uur, wordt door een man een transactie gepleegd. De man is gekleed in een donkere jas met daaronder een licht vest met een hoge kraag afgesloten door een rits. Deze man wordt aangeduid als verdachte NN Q1. Zie fotobijlage 1 (pagina 151).
Op 26 november 2010 te 11.55.22 uur is te zien dat een man bij het chipknip-oplaadstation van de Rabobank staat, op het tijdstip dat volgens het bankafschrift van de aangeefster een bedrag van 482,00 euro frauduleus op de chipknip wordt gezet. Deze man is gekleed in een donkere parkajas, een grijze broek. Hij loopt met een gebogen rug. Ik herken deze man als de verdachte NN Q1. Zie fotobijlage 2 (pagina 152).
Ik heb verdachte NN Q1 eerder waargenomen op de beelden van het station Leiden, waar hij kort voor de chipknip transactie, samen met nog twee verdachten de aangeefster volgt naar het perron waar de diefstal heeft plaatsgevonden. Deze twee andere verdachten worden aangeduid met NN Q2 en NN Q3. Zie fotobijlage 3 (pagina 153).
Bij het uitkijken van de camerabeelden van station ’s-Hertogenbosch werd door mij waargenomen dat de verdachten NN Q1 en NN Q2 de aangeefster volgen tot in de trein waar de diefstal heeft plaats gevonden. Ook is te zien dat verdachte NN Q1 bij een geldautomaat staat op het tijdstip dat volgens het bankafschrift van de aangeefster een frauduleuze transactie wordt gepleegd. Zie fotobijlage 4 (pagina 154).
Bij dit pv zit een overzicht van de transacties bij de ING onder andere op 26 november 2010. Hieruit blijkt dat er in totaal die dag 5 maal €250,- opgenomen is, eenmaal bij de ANB en vier maal bij de ING, beide te Leiden. Daarnaast zit er van de ING ook een overzicht waaruit blijkt dat er €482,50 op de chip is gezet. Dit alles betreft pasnummer[nummer 2] (pagina 155, 156 en 157).

De specifieke bewijsmiddelen met betrekking tot feit 7.

Proces verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 4 mei 2010, p. 196-201
Tussen maandag 3 mei 2010 te 09.25 uur en maandag 3 mei 2010 te 09.45 uur werd op Stn Rtd Sp14b (14b), binnen de gemeente Rotterdam het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Ik doe aangifte van diefstal, het gestolen goed is mijn eigendom. Ik heb niemand toestemming gegeven om dit goed weg te nemen.
Nadat ik het kaartje had gekocht, heb ik mijn portemonnee in mijn rugzak gestopt. Ik heb hierna mijn rugzak afgesloten met de rits. De rugzak heb ik hierna op mijn rug gedaan.
Het is mij niet opgevallen dat er mensen erg dicht bij mij kwamen staan. Wel stonden er bij de kaartautomaten naast mij mensen een kaartje te kopen. Ik weet niet meer hoe deze mensen eruit zagen.
Op het moment dat ik instapte, stond er een man in de deuropening welke ik als volgt kan omschrijven: ongeveer 1.65 meter, normaal van postuur, licht getint, Oost-Europees uiterlijk, ongeveer 50 jaar, kort donker haar. De kleding kan ik mij niet meer herinneren.
Op het moment dat ik instapte liet deze man zijn paraplu en een croissantje vallen. Ik had het idee dat de man lang deed over het oppakken van zijn spullen.
Ik heb toen mijn rugzak afgedaan en naast mij op een stoeltje gezet. Het viel mij op dat er een zijvakje van mijn rugzak was geopend. Ik heb hier verder geen aandacht aan besteed.
Op het moment dat de trein het station Rotterdam Alexander naderde, kwam de man die eerder zijn croissantje liet vallen mijn coupé binnen met een plattegrond van Amsterdam en zei de woorden “Den Haag, Den Haag.” De man hield zijn plattegrond boven mijn tas en ik keek op zijn plattegrond.
Ongeveer 5 minuten nadat de trein was vertrokken van station Rotterdam Alexander, zag ik dat mijn portemonnee uit mijn tas was verdwenen.
Toen ik het nummer belde om mijn pinpas te laten blokkeren, hoorde ik dat er al 60 euro gepind was van mijn bankrekening.
Nadenkend over dit alles heb ik het vermoeden dat de man met de plattegrond mijn portemonnee uit mijn tas heeft gehaald.
Proces verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], p. 202-203
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft aan verbalisant [verbalisant 3] een bankafschrift overhandigd. De verbalisant heeft waargenomen dat het afschrift van mevrouw [slachtoffer 4] is en dat er met een pijl is aangegeven welk geldbedrag is opgenomen nadat de diefstal is gepleegd.
Proces verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 3], p. 204-206
Dit betreft een weergave van het beeldmateriaal van de Rabobank.
Ik, verbalisant, zag op de foto’s een man van vermoedelijk Oost Europese afkomst.
Proces verbaal van bevindingen verbalisant[verbalisant 4], p. 207-208
Dit betreft een proces verbaal van een verbalisant dit op het gesloten intranetsysteem van de Regiopolitie Amsterdam een item bekeek omtrent de diefstal van 3 mei 2010 met bijbehorende foto’s.
Bij het zien van de foto’s herkende ik direct voor 100 procent de man als zijnde een mij bekende Roemeen welke het zakkenrollersteam een keer gevolgd had nadat zij interesse hadden in mensen die gebruik maakten van een geldautomaat en kennelijk aan het kijken waren of ze een pincode konden afkijken. De man ken ik als zijnde [verdachte], geboren op [1971] te [geboorteplaats 2].
Proces verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 maart 2011, p. 230 en 232.
Ik sta inderdaad op die foto’s. Verdachte ondertekent de vertoonde foto’s met de verklaring dat hij het is op foto 3 en 4.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van alle feiten.

Herkenning van de verdachte.
Verbalisant [verbalisant 2] concludeert dat de door hem beschreven drie personen, die hij op de beelden met betrekking tot de diefstallen in Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Leiden heeft waargenomen, gelet op hun specifieke uiterlijke kenmerken steeds dezelfde personen zijn. Ook verbalisant [verbalisant 1] trekt deze conclusie. De rechtbank is op grond van haar eigen waarneming van de ter terechtzitting van 24 januari 2013 bekeken beelden van de diefstallen in Eindhoven, Leiden en ’s-Hertogenbosch van oordeel dat deze verbalisanten hun conclusie op basis van deze beelden hebben kunnen trekken en zij concludeert ook op basis van haar eigen waarneming dat het op grond van de specifieke uiterlijke kenmerken van de drie personen steeds gaat om dezelfde drie personen die de diefstallen in Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Leiden hebben gepleegd. Door verbalisant [verbalisant 2] zijn deze drie personen herkend als de personen die op 23 februari 2011 buiten heterdaad zijn aangehouden, zijnde verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Daarnaast heeft verdachte [medeverdachte 1] zichzelf en verdachte [verdachte] herkend op printjes van de beelden met betrekking tot de diefstal op 18 augustus 2010 te Eindhoven. Alles overziende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] steeds te zien zijn op de beelden in de stations van Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Leiden.
Modus operandi met betrekking tot de diefstallen.
Alle aangevers zijn op dezelfde wijze bestolen van hun portemonnees. Uit hun verklaringen is gebleken dat de aangeefsters kort voor de diefstallen op de stations gepind hebben en dat vervolgens de portemonnees uit hun tassen kort voor of tijdens het instappen van de trein zijn weggenomen. Op de camerabeelden van de stations ’s-Hertogenbosch en Leiden is – zo heeft de rechtbank ter zitting waargenomen – te zien dat er steeds drie personen in de nabijheid van de aangeefsters waren vanaf het moment van pinnen en het instappen in de trein, dat er steeds door één van de drie personen een opstopping wordt gecreëerd waardoor de aangeefsters op zeer korte afstand van (één of meer van) de drie personen terechtkomen en dat kort daarop de aangeefsters in de trein er achter komen dat hun portemonnees zijn weggenomen. Op de camerabeelden van het station Leiden is te zien dat de 3 personen aangeefster op zeer korte afstand volgen.
Kort na de diefstallen van de portemonnees is met de bankpassen uit die portemonnees telkens middels pintransacties geld opgenomen. De rechtbank heeft op de beelden van station ’s-Hertogenbosch waargenomen dat drie personen met aangeefster de trein ingaan, dat ze alle drie, voordat de trein vertrekt, de trein verlaten en met versnelde pas richting de hoofdingang van het station lopen. Vervolgens gaat één van de drie personen in de nabijheid van het station pinnen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat kort na de diefstal in ’s-Hertogenbosch verdachte [verdachte] geld heeft opgenomen van de kort daarvoor bij aangeefster [slachtoffer 5] weggenomen portemonnee, waarin onder meer een bankpas. Op grond hiervan en de algemene werkwijze zoals te zien is op de camerabeelden is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de diefstal van die portemonnee aan de personen op de beelden, zijnde [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte], is toe te rekenen en dat deze derhalve in vereniging is gepleegd. Aangezien het frauduleus pinnen steeds kort na de diefstallen heeft plaatsgevonden en het niet voor de hand ligt dat je met drie personen tegelijk gaat pinnen, neemt de rechtbank aan dat het vruchtgebruik van het gepinde geld niet alleen is toe te rekenen aan de persoon die de pintransactie heeft uitgevoerd, maar ook aan de andere twee personen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier sprake is diefstal in vereniging waarbij het geld onder bereik van verdachten is gekomen door middel van een valse sleutel.
Gelet op de in alle zaken op essentiële punten overeenkomende modus operandi en de herkenning van de verdachten op de camerabeelden zal de rechtbank de bewijsmiddelen die specifiek ten aanzien van één ten laste gelegde diefstal worden gebezigd ook als bewijs bezigen ten aanzien van de andere ten laste gelegde diefstallen en zulks vice versa. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de diefstallen in Leiden en Eindhoven heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].

De bewezenverklaring.

Door de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de op de dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte:
op 01 december 2010 te 's-Hertogenbosch (in/nabij het Centraal Station), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en bankpasjes en een hoeveelheid geld toebehorende aan [slachtoffer 1].
op 01 december 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen pinpas.
op 18 augustus 2010 te Eindhoven (in/nabij het Centraal Station), tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een bankpas en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
op 18 augustus 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen bankpas.
op 26 november 2010 te Leiden (in/nabij het Centraal Station), tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer 3].
op 26 november 2010 te Leiden tezamen en in vereniging met een anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een kort tevoren gestolen bankpas.
op 03 mei 2010 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (kort tevoren) gestolen bankpas/pinpas.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek, waarvan 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan diefstallen van portemonnees met inhoud in verschillende stations in Nederland. Voorts heeft verdachte met anderen van de gestolen pinpassen transacties verricht en geld gepind. Dergelijke feiten veroorzaken financiële schade bij de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met anderen op gewiekste wijze en in georganiseerd verband treinreizigers heeft bestolen. Deze vorm van georganiseerde zakkenrollerij veroorzaakt gevoelens van onveiligheid bij burgers, temeer daar de portemonnees zijn weggenomen in voor publiek toegankelijke omgevingen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad inmiddels geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank weegt voorts in het voordeel van verdachte in het bijzonder mee dat de zaak na de laatste zitting zonder noemenswaardige redenen tweeënhalf jaar is blijven liggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is overschreden en wel dusdanig, dat zulks dient te worden gecompenseerd in de op te leggen straf.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande dan ook een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, maar toch de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
Volledige toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].

Het standpunt van de officier van justitie.
Volledige toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

Het standpunt van de officier van justitie.
Volledige toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].

Het standpunt van de officier van justitie.
Volledige toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding, de posten 3 (opname EUR 60,--) en 4 (kosten nieuwe pinpas EUR 7,50).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen goederen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van die goederen. De rechtbank merkt daarbij op dat het inbeslaggenomen geldbedrag niet aan de diefstallen toegeschreven kan worden, aangezien verdachte 4 maanden na de laatste diefstal is aangehouden en pas toen de inbeslagname heeft plaatsgevonden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 7:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6,
feit 7:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag van EUR 343,20 en
een gsm (merk: Nokia, kleur: zwart), aan rechthebbende , zijnde verdachte.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] ,van een bedrag van EUR 150,-- (zegge:
honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat volledig uit de gevorderde materiële
schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 150,--
(zegge: honderdvijftig euro), te weten de volledig gevorderde materiële
schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
T.a.v. feit 3 en feit 4:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 217,85 subsidiair 4 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] ,van een bedrag van EUR 217,85 (zegge:
tweehonderdzeventien euro en vijfentachtig eurocenten ), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat
volledig uit de gevorderde materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 217,85
(zegge: tweehonderdzeventien euro en vijfentachtig eurocenten ), te weten de
volledig gevorderde materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
T.a.v. feit 6:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1732,00 subsidiair 27 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] ,van een bedrag van EUR 1.732,--
(zegge: duizendzevenhonderdtweeëndertig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat volledig uit
de gevorderde materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR
1.732,-- (zegge: duizendzevenhonderdtweeëndertig euro), te weten de volledig
gevorderde materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
T.a.v. feit 7:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 67,50 subsidiair 1 dag hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 67,50 (zegge:
zevenenzestig euro en vijftig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR
67,50 materiële schadevergoeding (post 3 en 4 ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4],
van een bedrag van EUR 67,50 (zegge: zevenenzestig euro en vijftig eurocenten ),
te weten EUR 67,50 materiële schadevergoeding (post 3 en 4).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 7 april 2014.
mr. F. Schneider is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.