ECLI:NL:RBOBR:2014:1625

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
01/025083-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak vorderde de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene met één jaar. De rechtbank Oost-Brabant, zittende in 's-Hertogenbosch, heeft op 8 april 2014 uitspraak gedaan. De tbs van de betrokkene was eerder voorwaardelijk beëindigd, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet eiste dat de tbs werd verlengd. De rechtbank concludeerde dat de tbs pas kan worden beëindigd nadat de verpleging van overheidswege minimaal een jaar voorwaardelijk is beëindigd, zoals bepaald in artikel 509t lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Daarom werd de tbs verlengd tot het moment dat het jaar van de voorwaardelijke beëindiging was verstreken. De vordering tot verlenging werd voor het overige afgewezen.

De zaak betreft een betrokkene die ter beschikking was gesteld na een vonnis van 8 mei 2002 en wiens tbs voor het laatst was verlengd op 8 april 2013. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld tijdens een openbare zitting op 25 maart 2014, waarbij deskundigen, de betrokkene en zijn raadsvrouwe aanwezig waren. De deskundigen gaven aan dat het risico op gewelddadig gedrag laag was, en dat de betrokkene goed gebruik had gemaakt van de geboden hulp. De raadsvrouwe voerde aan dat de verlenging van de tbs niet nodig was, omdat de stoornis onder controle was en het gevaarscriterium niet meer aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de veiligheid van anderen niet eiste dat de tbs werd verlengd, de wettelijke bepalingen vereisten dat de tbs tot 28 juni 2014 moest worden verlengd. De beslissing van de rechtbank was dus een combinatie van juridische vereisten en de beoordeling van de veiligheid van de betrokkene en de maatschappij.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01/025083-01]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/025083-01
Uitspraakdatum: 8 april 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: betrokkene.

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 8 mei 2002 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 8 april 2013 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 14 februari 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar. Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundigen Jacobs en Offermans, betrokkene en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere de navolgende stukken.
  • Het verlengingsadvies en voortgangsverslag TBS van het Leger des Heils Utrecht van 8 januari 2014.
  • De pro justitia rapportage opgemaakt van het ingesteld onderzoek naar de geestvermogens van betrokkene door J.M.J.F. Offermans, psychiater, op 18 maart 2014.
  • De omtrent betrokkene gehouden wettelijke aantekeningen.
  • Het persoonsdossier van betrokkene.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van afpersing [2x], diefstal met geweld [2x], bedreiging met verkrachting en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hiervoor genoemde rapport van psychiater Offermans van 18 maart 2014, houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
Het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag wordt, zowel op basis van het klinische beeld als de structurele risicotaxatie, als laag ingeschat voor de korte en middellange termijn en als laag tot matig voor de lange termijn. Betrokkene heeft goed gebruik weten te maken van de hem geboden hulp, eerst in klinische vorm, later in transmurale vorm. Betrokkene verkeert met zijn huidige leven en werk in een redelijk stabiel evenwicht. Betrokkenes copingvaardigheden zijn duidelijk toegenomen, waardoor hij minder (narcistisch) kwetsbaar is dan voorheen en antisociaal gedrag veel minder dan in het verleden op de voorgrond staan, dan wel vrijwel volledig verdwenen zijn. Hij heeft een betere controle over zijn impulsregulatie en de kans op terugval in middelengebruik is aanzienlijk afgenomen.
Het advies is om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen.
Ter terechtzitting van 25 maart 2014 is psychiater Offermans gehoord. Hij heeft toen gepersisteerd bij het door hem in zijn rapport van 18 maart 2014 gegeven advies en de gronden waarop hij dat advies heeft gebaseerd.
Het hiervoor genoemde rapport van het Leger des Heils van 8 januari 2014 houdt onder meer zakelijk weergegeven in.
Het risico van terugval in ernstig (tbs-waardige) gewelddadige delicten wordt, zowel bij transmuraal verblijf als bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, als laag ingeschat. De kans op incidenten met impulsief minder ernstig gewelddadig karkater wordt bij transmuraal verblijf als laag tot matig ingeschat en bij een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling als matig. Het risico is vooral verhoogd als betrokkene onvoldoende begeleiding of sturing accepteert.
Zonder het kader van de TBS-maatregel wordt het risico van terugval in gewelddadig gedrag als matig tot hoog ingeschat. Op korte termijn (komende 6 maanden) is de verwachting dat het risico laag tot matig zal zijn. Op middellange termijn (6-12 maanden) wordt echter verwacht dat het risico toeneemt. De kans op terugval in gewelddadig gedrag is met name verhoogd wanneer er sprake is van ernstige terugval in middelengebruik/ verslaving en hieruit voortvloeiend sociaal-maatschappelijk afglijden. Daarnaast geldt dat binnen een complexe/conflictueuze partnerrelatie een verhoogde kans is op terugval in agressie.
Ter terechtzitting van 25 maart 2014 is de deskundige Jacobs, reclasseringsmedewerker bij het Leger des Heils, gehoord. Hij heeft toen verklaard dat hij ten aanzien van het recidivegevaar niet zoveel van mening verschilt met psychiater Offermans. Nu de huidige stabiliteit van betrokkene nog pril en wankelbaar is, is Jacobs van oordeel dat verlenging van de terbeschikkingstelling voor betrokkene het beste is omdat er dan nog een vangnet aanwezig is als betrokkene onverhoopt toch met een terugval zou worden geconfronteerd.
De officier van justitie heeft zich achter het standpunt van het Leger des Heils geschaard. Zij heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene met een jaar.
De raadsvrouwe van betrokkene heeft aangevoerd dat de noodzaak van de verlenging van de terbeschikkingstelling moet worden beoordeeld op de mate van de aanwezigheid van de stoornis bij betrokkene en op het recidivegevaar. Zij is van oordeel dat uit de over betrokkene uitgebrachte rapporten en de daarop door de deskundigen Offermans en Jacobs ter terechtzitting van 25 maart 2014 gegeven toelichting volgt dat de stoornis van betrokkene onder controle is en dat het gevaarscriterium niet langer aanwezig is.
Primair stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene moet worden afgewezen, omdat verlenging van de terbeschikkingstelling terwijl niet aan de verlengingsgronden is voldaan strijdig is met het bepaalde in artikel 5 van het EVRM.
Subsidiair heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat de terbeschikkingstelling, gelet op het bepaalde in artikel 509t tweede lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, per 28 juni 2014 moet worden beëindigd.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Bij de beoordeling van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene, moet worden beoordeeld of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Uit de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten en de daarop door de deskundigen
Offermans en Jacobs ter terechtzitting van 25 maart 2014 gegeven toelichting concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet eist.
Echter, bij beslissing van deze rechtbank van 28 juni 2013 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Nu in artikel 509t, tweede lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de terbeschikkingstelling eerst kan worden beëindigd nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene toewijzen voor de periode tot 28 juni 2014. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling zal voor het overige worden afgewezen. Een en ander betekent dat de terbeschikkingstelling van betrokkene op 28 juni 2014 eindigt.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Wijstde vordering van de officier van justitie, tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde]
toe tot 28 juni 2014.
Wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.W. Renneberg, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. M.T. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 april 2014.