In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en verslavingsproblematiek. De betrokkene was ter beschikking gesteld bij vonnis van 14 december 2007, en de termijn was eerder verlengd op 29 maart 2012. De officier van justitie heeft op 10 februari 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, welke vordering op 25 maart 2014 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundige Feijen, de betrokkene en zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft verschillende rapportages in het dossier beoordeeld, waaronder adviezen van deskundigen die de psychische toestand van de betrokkene hebben onderzocht. De deskundigen concludeerden dat de betrokkene een verhoogd risico op delictrecidive heeft zonder de juiste behandeling en structuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en heeft besloten de termijn met twee jaar te verlengen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.