Op 4 april 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een boekhouder die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en gewoontewitwassen. De verdachte, werkzaam bij [bedrijf 1], heeft in de periode van 1 februari 2005 tot en met 14 oktober 2011 een bedrag van ruim 2,5 miljoen euro verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen die toebehoorden aan zijn werkgever, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte heeft jarenlang geldbedragen onttrokken en deze gebruikt voor persoonlijke uitgaven, waaronder het kopen van luxe goederen en het onderhouden van zijn medeverdachte, [medeverdachte]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [bedrijf 1], voor een bedrag van 2.524.468 euro, subsidiair 365 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte het vertrouwen van zijn werkgever ernstig heeft geschaad en aanzienlijke financiële schade heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een hogere straf afgewezen, maar heeft wel een gevangenisstraf opgelegd die de ernst van de feiten weerspiegelt.