ECLI:NL:RBOBR:2014:1552

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
01/846007-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en rijden onder invloed met gevaarlijk verkeersgedrag

Op 8 april 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 15 december 2013 in Eindhoven een alcoholcontrole negeerde. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, negeerde een stopteken van de politie en reed met hoge snelheid op verbalisant [slachtoffer 1] af. Tijdens de vlucht pleegde hij diverse verkeersovertredingen, waaronder het negeren van rode verkeerslichten en het rijden over een groenstrook. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zou aanrijden, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De rechtbank achtte de feiten ernstig, gezien het gevaar dat de verdachte heeft veroorzaakt voor de verbalisant en andere weggebruikers. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen, maar de rechtbank benadrukte de noodzaak van een stevige straf om de verkeersveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/846007-13
Datum uitspraak: 08 april 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1981],
verblijvende te [adres 1],
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie Oosterhoek, te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Eindhoven, op of aan [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], werkzaam als hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid Oost, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans verhoogde, althans aanmerkelijke snelheid, althans zonder vaart te verminderen, is in/af gereden op die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Eindhoven [slachtoffer 1], werkzaam als hoofdagent van Regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met hoge, althans verhoogde, althans aanmerkelijke snelheid, althans zonder vaart te verminderen, op die [slachtoffer 1] in/af gereden;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, ((personen)auto Volkswagen Transporter), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 315 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(artikel 8 Wegenverkeerswet)
3.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig ((personen)auto,Volkswagen Transporter), daarmee rijdende op de weg, [adres 2] en/of [adres 3] en/of de [adres 4] en/of [adres 5] en/of [adres 6] en/of [adres 7] en/of [adres 8] en/of [adres 9] en/of [adres 10] en/of [adres 11] en/of [adres 12] en/of de [adres 13]
 (
(meermaals) niet is gestopt voor een rood verkeerslicht; en/of
 (
de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren; en/of (daarbij)
 (
over een (niet voor auto's bestemde) groenstrook en of een fietspad is gereden; en/of
 (
heeft gereden met overschrijding van de maximum toegestane snelheid, te weten met (onder meer) een snelheid van omstreeks 130 kilometer per uur, althans met (veel) zeer/te hoge snelheid, waar ter plaatse een maximum snelheid van 50, respectievelijk 70 kilometer per uur was toegestaan; en/of
 (
(meermaals) zonder noodzaak (een) onverwachte stuurbeweging(en)heeft gemaakt en/of onverwacht zonder noodzaak van rijrichting is veranderd; en/of
 (
(zonder noodzaak) rakelings langs geparkeerd staande auto's is gereden; en/of
 (
optische en geluidssignalen van politievoertuigen/ambtenaren heeft genegeerd, en/of voor hem bedoelde door politieambtenaren gegeven stoptekens en -signalen heeft genegeerd
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
(artikel 5 Wegenverkeerswet)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Inleiding.
Op 15 december 2013 houdt de politie een alcoholcontrole op [adres 2]
te Eindhoven. In dat kader wil de politie een Volkswagen Transporter aanhouden. De bestuurder van die personenauto geeft geen gevolg aan het stopteken en rijdt door. Een van de agenten, verbalisant [slachtoffer 1], springt voor de naderende auto opzij. Als de bestuurder van de VW Transporter doorrijdt en probeert te vluchten zet de politie de achtervolging in. Uiteindelijk staakt de bestuurder zijn vlucht en wordt hij aangehouden. Bij de aanhouding wordt verdachte als de bestuurder van de VW Transporter geïdentificeerd. [2] , [3]
Het standpunt van de officier van justitie.
Uit het rijgedrag van verdachte, zoals dat hierna nader zal worden omschreven, heeft de officier van justitie geconcludeerd dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad verbalisant
[slachtoffer 1] van het leven te beroven. De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft niet betwist dat verdachte geen gevolg heeft gegeven aan de aanwijzingen van de politie om te stoppen voor een alcoholcontrole en dat verdachte daarbij verbalisant [slachtoffer 1] is gepasseerd. De raadsman heeft echter aangevoerd dat verdachte dit op zodanig gecontroleerde wijze heeft gedaan dat verdachte niet het opzet heeft gehad – ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet – om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of hem op enigerlei wijze te bedreigen. Het opzet van verdachte was er enkel en alleen op gericht de alcoholcontrole te kunnen ontvluchten, aldus de raadsman. Refererend aan een aantal vonnissen van andere strafrechtelijke colleges, heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het bewijs van de onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De feiten.
Op 15 december 2013 was verbalisant [slachtoffer 1], werkzaam als brigadier bij de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, belast met een alcoholcontrole op [adres 2] te Eindhoven. [adres 2] is een rijbaan verdeeld over twee rijstroken. Ter plaatse werden door [slachtoffer 1] de aankomende voertuigen naar een van de twee rijstroken geleid om zo de bestuurders te laten deelnemen aan een alcohol-blaastest. Omstreeks 02.09 uur hoort [slachtoffer 1] via de portofoon van verbalisant [verbalisant 1] dat er een bus met hoge snelheid naar de controleplaats toe rijdt. [slachtoffer 1] ziet dat de door verdachte bestuurde bus op dezelfde rijstrook rijdt als de rijstrook waarop de controles worden uitgevoerd, dus op de linker rijstrook. [slachtoffer 1] blijft met zijn zaklamp naar de linker rijstrook wijzen en maakt verdachte zo duidelijk dat hij achter in de controle aan moet sluiten. [4] , [5]
Als de bus [slachtoffer 1] nadert hoort de verbalisant dat het toerental van de bus verder oploopt en dat verdachte de snelheid van de bus fors ophoogt. [slachtoffer 1] ziet de bus naderen en beseft dat het fout gaat lopen. [slachtoffer 1] schat in dat de bestelbus mogelijk achter op de auto's die al in de controle stil staan zal gaan botsen. Hij is bang dat daarbij zowel de in de controle staande burgers als zijn collega's gewond zouden kunnen raken. [slachtoffer 1] gilt vervolgens naar zijn collega's "PAS OP". Op dat zelfde moment ziet hij dat verdachte de door hem bestuurde bus – vanuit de positie van verdachte gezien – naar rechts stuurt en de rijstrook op rijdt waar [slachtoffer 1] staat. [slachtoffer 1] ziet de bus recht op zich af komen. De snelheid van de bus is op dat moment al zo hoog dat [slachtoffer 1] inschat dat deze bus onmogelijk nog tot stilstand kon komen voor de plaats waar hij staat. [slachtoffer 1] concludeert dat hij, wanneer blijft staan, door de bus zal worden aangereden. [6]
Om te voorkomen dat hij wordt aangereden, springt [slachtoffer 1] de berm in. Daar ziet hij dat verdachte, zonder te remmen of vaart te minderen, langs hem af rijdt en dat verdachte daarbij over de plaats rijdt waar [slachtoffer 1] kort daarvoor nog stond. Meteen nadat [slachtoffer 1] is weggesprongen, ziet en hoort hij dat verdachte een pylon en een flare omver rijdt en dat de pylon en de flare in vele stukken springen en de lucht in vliegen. De pylon en de flare stonden vlak bij de plaats waar [slachtoffer 1] kort daarvoor nog had gestaan. Vervolgens ziet [slachtoffer 1] de door verdachte bestuurde bus met hoge snelheid de controleplek voorbij rijden. [7] , [8] [slachtoffer 1] is erg geschrokken van wat er is gebeurd. Hij is van mening dat hij, als hij niet zou zijn weggesprongen door de bus zou zijn geraakt. [9]
De waardering van de feiten.
Op basis van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op 15 december 2013 opzettelijk met de door hem bestuurde personenauto op verbalisant [slachtoffer 1] is ingereden door kort voor de plaats waar [slachtoffer 1] zich bevond van rijstrook te veranderen en naar de plaats te rijden waar [slachtoffer 1] stond. Verdachte reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur. Uit niets is gebleken dat verdachte zijn snelheid heeft verminderd of dat hij de intentie heeft gehad te stoppen voordat hij de plaats zou bereiken waar [slachtoffer 1] zich bevond. Nadat [slachtoffer 1] in de berm was gesprongen voor de naderende verdachte, heeft verdachte de pylonnen en de flares, die zeer kort bij de plaats stonden waar [slachtoffer 1] zich kort daarvoor nog bevond, omver gereden. Daarna heeft verdachte met onverminderde snelheid zijn weg vervolgd.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het hiervoor beschreven rijgedrag van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] met de door hem bestuurde auto zou kunnen aanrijden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met de door hem bestuurde auto, met hoge, althans aanzienlijke snelheid op die [slachtoffer 1] is afgereden en dat die [slachtoffer 1] een aanrijding slechts heeft kunnen voorkomen door weg te springen.
Van algemene bekendheid is verder dat het met een dergelijke snelheid met een auto frontaal in botsing komen met een voetganger als hier aan de orde een aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk letsel bij die voetganger tot gevolg heeft. Door desalniettemin zo te handelen heeft verdachte deze kans bewust aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is niet aan verdachte te danken geweest, maar aan [slachtoffer 1] zelf, die zich in veiligheid heeft kunnen brengen door weg te springen voor de door verdachte bestuurde auto.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet van verdachte, gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan [slachtoffer 1], wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
  • Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en[verbalisant 6], pag. 43 en 44.
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 3], pag. 47.
  • Het formulier opgemaakt van het ademonderzoek van verdachte, pag. 48.
  • De erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2014.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
In tegenstelling tot de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van alle handelingen zoals die in het onder 3 ten laste gelegde feit staan omschreven. De rechtbank ziet deze handelingen als een feitelijke omschrijving van gevaarlijk verkeersgedrag als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en niet als de vervolging van de aparte verkeersovertredingen die uit deze feitelijke omschrijving zouden kunnen worden gedestilleerd.
De rechtbank hanteert de volgende bewijsmiddelen.
  • Het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1], pag. 29 en 30.
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 2], pag. 31.
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 5], pag. 33 en 34.
  • De erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2014.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 15 december 2013 te Eindhoven, op of aan [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], werkzaam als agent van Regiopolitie Brabant Zuid Oost, van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid is in/af gereden op die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 15 december 2013 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, personenauto Volkswagen Transporter, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 315 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
op 15 december 2013 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig personenauto, Volkswagen Transporter, daarmee rijdende op de weg, [adres 2] en/of [adres 3] en/of de [adres 4] en/of [adres 5] en/of [adres 6] en/of [adres 7] en/of [adres 8] en/of [adres 9] en/of [adres 10] en/of [adres 11] en/of [adres 12] en/of de [adres 13]

niet is gestopt voor een rood verkeerslicht en

de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren en

over een niet voor auto's bestemde groenstrook en een fietspad is gereden en

heeft gereden met overschrijding van de maximum toegestane snelheid, te weten met veel te hoge snelheid, waar ter plaatse een maximum snelheid van 50, respectievelijk 70 kilometer per uur was toegestaan en

meermaals zonder noodzaak een onverwachte stuurbeweging heeft gemaakt en onverwacht zonder noodzaak van rijrichting is veranderd en

zonder noodzaak rakelings langs geparkeerd staande auto's is gereden en

optische- en geluidssignalen van politievoertuigen heeft genegeerd, en voor hem bedoelde door politieambtenaren gegeven stoptekens en -signalen heeft genegeerd
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
  • Een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
  • Een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden.
  • Toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 350,-- onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte tot een bedrag van
€ 350,-- subsidiair zeven dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag in het verkeer. Verdachte heeft na het nuttigen van alcoholhoudende drank een personenauto bestuurd. Tijdens zijn rit is verdachte met de door hem bestuurde auto recht op verbalisant [slachtoffer 1] af gereden nadat deze kenbaar had gemaakt verdachte te willen aanhouden voor een controle. [slachtoffer 1] heeft slechts door weg te springen kunnen voorkomen dat hij door de auto van verdachte zou worden geraakt. Het is ontoelaatbaar dat een politieambtenaar op een dergelijke zeer intimiderende wijze bewust in groot gevaar wordt gebracht, nog daargelaten dat hij daardoor wordt belemmerd in de uitoefening van zijn functie. Verdachte heeft door zijn rijgedrag welbewust een groot gevaar voor [slachtoffer 1] in het leven geroepen. Verdachte heeft slechts zijn eigen belang, om zo snel mogelijk weg te komen van de controleplaats, voor ogen gehad en daarnaar gehandeld.
Voor [slachtoffer 1] is het handelen van verdachte een angstige en schokkende gebeurtenis geweest, zoals de rechtbank is gebleken uit de verklaring die [slachtoffer 1], ter onderbouwing van zijn immateriële schadevergoeding als benadeelde partij, heeft overgelegd. Verdachte is verantwoordelijk voor de gevolgen die [slachtoffer 1] heeft ondervonden van het levensgevaarlijke rijgedrag van verdachte.
Nadat verdachte verbalisant [slachtoffer 1] en de controlepost was gepasseerd, heeft verdachte zijn weg vervolgd in een poging aan de politie te ontkomen. Daarbij heeft verdachte de maximumsnelheid van 50 c.q. 70 kilometer per uur aanzienlijk overschreden, hij heeft meerdere keren rode verkeerslichten genegeerd, hij heeft zonder noodzaak abrupt zijn rijrichting veranderd en hij is over een groenstrook en een fietspad gereden. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd tijdens de dollemansrit van verdachte, is niet aan verdachte te danken.
In het voordeel van verdachte weegt mee
Verdachte is niet eerder veroordeeld.
De strafmodaliteit
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen, enerzijds om recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds ter bescherming van de verkeersveiligheid.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank zal die eis volgen, een en ander zoals hierna in het dictum van dit vonnis nader zal worden omschreven.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57, 62 en 287 van het Wetboek van Strafrecht
5, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Verklaart de onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde levert op
de navolgende misdrijven.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.

Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op
de navolgende overtreding.

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de navolgende straf.
Ten aanzien van de onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde feiten.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
veertien maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
zeven maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaren één of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit voorts.
 Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur
van acht maanden.
Beveelt dat de tijd dat het rijbewijs van veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak ingevorderd is geweest, bij de uitvoering van deze rij-ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.

Maatregel van schadevergoeding van € 350,--subsidiair 7 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
 Een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur
van vier maanden.
Beveelt dat de tijd dat het rijbewijs van veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak ingevorderd is geweest, bij de uitvoering van deze rij ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1][feit 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd vijftig euro). Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op
nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. I.L.A. Boer, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 april 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling
2.Het relaas van verbalisant [verbalisant 5], pag. 10 en 33
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2014 afgelegd.
4.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 22
5.Het relaas van verbalisant [verbalisant 1], pag. 29
6.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 23
7.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 23
8.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1], pag. 29 en 30
9.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 23