ECLI:NL:RBOBR:2014:1551

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
01/845907-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en poging daartoe in Eindhoven

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging daartoe. De feiten vonden plaats op 8 oktober 2013 in Eindhoven, waar het slachtoffer, een vrouw, haar eigendommen probeerde te beschermen tegen de verdachte en zijn mededader. De verdachte heeft het slachtoffer met een scooter aangereden en vervolgens goederen uit haar woning ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander handelde en dat er sprake was van geweld, wat leidde tot de veroordeling voor diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder verboden wapenbezit en heling, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en de verdachte werd verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de diefstal met geweld ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, wat de strafmaat beïnvloedde. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845907-13
Datum uitspraak: 03 april 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1966],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2014 en 20 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 maart 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2013 te Eindhoven een of meer wapens van
categorie III, te weten
- twee/een (hagel)gewe(e)r(en) kaliber 9 mm en/of
munitie van categorie III , te weten
- twintig randvuur (hagel)patronen 9 mm en/of
- achtentwintig randvuur (kogel)patronen 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet wapens en munitie)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
twee/een (Belgische) kentekenpla(a)t(en) ([kenteken 3]) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(artikel 416/417 bis van het Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 28 oktober 2013 te Eindhoven een of meer wapens van
categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder en/of een boksbeugel
voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 Wet wapens en munitie)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 en 4 ten laste gelegde daarbij nog in het bijzonder dat voor bewezenverklaring van het voorhanden hebben als bedoeld in de artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie onder meer is vereist dat dat er sprake is van bewustheid van verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen.
De rechtbank gaat er op grond van de verklaringen van verdachte vanuit dat het verdachtes woning was waar de verboden voorwerpen zijn aangetroffen. Blijkens de verklaringen van verdachte, waarvoor steun wordt gevonden in het van de doorzoeking opgemaakte proces-verbaal, verbleven ten tijde van het door de politie aantreffen van de voorwerpen echter ook andere personen in de woning. De rechtbank kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet uitsluiten dat de voorwerpen door een van deze andere personen in de woning zijn neergelegd en bij verdachte het bewustzijn van de aanwezigheid van deze voorwerpen in de woning ontbrak. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van hetgeen hem onder 2 en 4 ten laste is gelegd.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank evenmin uitsluiten dat de onder 3 ten laste gelegde, in de woning aangetroffen, kentekenplaten door een van de andere in de woning verblijvende personen in de woning zijn neergelegd en dat verdachte zich ook van de aanwezigheid van deze kentekenplaten in de woning niet bewust was. Daarbij is van belang dat niet duidelijk is waar en onder welke omstandigheden de kentekenplaten exact zijn aangetroffen. Aldus is ook geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van deze kentekenplaten. De rechtbank zal verdachte derhalve ook vrijspreken van hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd.

De bewezenverklaring.

Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 oktober 2013 thuiskwam en twee mannen, elk rijdende op een scooter, vanuit haar achtertuin haar oprit ziet oprijden. Zij herkent de scooters, een zwarte en een gele, als haar eigendommen. Ze probeert de persoon op de gele scooter tegen te houden door voor de scooter te springen en met haar benen de scooter tegen te houden. De persoon op de gele scooter blijft gas geven en duwt met de scooter aangeefster een aantal meters weg. Aan het einde van de oprit laat hij de scooter vallen. Hij springt dan bij de persoon die de zwarte scooter bestuurt achterop en samen rijden ze weg. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij vanuit zijn auto twee mannen op een zwarte scooter zag wegrijden terwijl een vrouw op de grond lag. De getuige maakte foto’s van de mannen op de zwarte scooter. Twee politieambtenaren hebben op de foto’s verdachte – die zij vanuit hun ambt kenden - herkend als degene die als passagier op de zwarte scooter zat. Vervolgens werden in de woning van verdachte enkele van de gestolen goederen aangetroffen. Voorts werd in die woning een jas aangetroffen die qua kleurenschakering en het motief op de mouwen overeenkomt met de jas van de passagier op de zwarte scooter die op de foto’s is te zien.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 08 oktober 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning en/of uit een bij de woning behorende garage, gelegen aan de [adres 1],
-een horloge 'Tw Steel' en
-een horloge 'Guess' en
-een horloge 'Cartier Model' en
-vijf armbanden, o.a. 'Buddha to Buddha' en 'Mi Moneda' en
-een ring 'Buddha to Buddha' en
-een (zonne)bril 'Prada' en
-een riem 'Stone Island' en
-een hoofdtelefoon 'beats solo b' en
-sleutel(s) (van Vespa kenteken [kenteken 1])
-vier jassen 'Moncler' en/of 'Stone Island' en/of 'Lth-moto' en
-een mobiele telefoon 'Blackberry Torch' en
-twee tassen 'Luis Vuitton' en
-350 euro en
-een (zwarte) scooter 'Piaggio C38', kenteken [kenteken 1],
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte opzettelijk met een rijdende
scooter tegen die [slachtoffer 1] is aan gereden en die [slachtoffer 1] met een rijdende scooter (naar achteren) heeft geduwd en die scooter ongecontroleerd heeft los gelaten,
waardoor die [slachtoffer 1] voornoemd is komen te vallen,
en
op 08 oktober 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen uit een woning gelegen aan de [adres 1] en/of uit een bij die
woning behorende garage:
-een scooter Piaggio C38 Vespa, geel, kenteken [kenteken 2] en
-een gereedschapskist met daarin divers gereedschap en
-een fototoestel en
-een tas, D&G, zwart en
-een portemonnee en
-een laptop, blauw, merk Dell en
-een Ipad, zilverkleurig, merk Apple en
-een pet 'Stone Island' en
-een radio, merk Opel en
-twee beeldschermen, merk Next, type base,
toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of [slachtoffer 2], zich de (onrechtmatige) toegang tot die woning hebben verschaft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat verdachte opzettelijk met een rijdende
scooter tegen die [slachtoffer 1] is aan gereden en die [slachtoffer 1] met een rijdende scooter (naar achteren) heeft geduwd en die scooter ongecontroleerd heeft los gelaten,
waardoor die [slachtoffer 1] voornoemd is komen te vallen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en een poging tot diefstal met geweld, beide in vereniging gepleegd.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Toen het slachtoffer [slachtoffer 1] haar eigendom probeerde te beschermen door voor de scooter te springen en deze tegen te houden, heeft verdachte gas gegeven en haar met de scooter weggeduwd en aldus geweld gebruikt.
Deze aantasting van de lichamelijke integriteit van slachtoffer [slachtoffer 1] moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. De rechtbank heeft voorts meegewogen dat het feit ook fysieke gevolgen voor [slachtoffer 1] heeft gehad, welke gevolgen ook thans nog aanwezig zijn. De gevolgen die het feit voor [slachtoffer 1] hebben gehad zijn ook indringend gebleken uit de door haar ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen geweld tegen een ander mens te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen ook niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor het slachtoffer.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds meerdere malen voor zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten werd veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake van diefstal met geweld. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is er daarbij, gelet op de daarvoor gegeven definitie, vanuit gegaan dat in geval van verdachte sprake is van frequente recidive met betrekking tot vermogensdelicten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij verdachte van de feiten 2, 3 en 4 zal vrijspreken.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal wordt toegekend met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft de immateriële schadevergoeding te rekenen vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schadevergoeding te rekenen vanaf de datum van indiening van de vordering, te weten 4 februari 2014, tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft de immateriële schadevergoeding vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schadevergoeding vanaf de datum van indiening van de vordering tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.

Wat betreft het beslag heeft de officier van justitie aan de hand van de door hem overgelegde beslaglijst gevorderd dat voorwerp 1 terug kan naar verdachte, dat de voorwerpen 2, 5, 6, 8, 13 terug kunnen naar de rechthebbende, dat de voorwerpen 3 en 4 terug kunnen naar de beslagene en dat de voorwerpen 7, 9-12 en 14, 15 dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, zoals in het dictum gespecificeerd, aan verdachte, dan wel de rechthebbende of de beslagene, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 312.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 2, feit 3, feit 4:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1:
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 1.976,06 subsidiair 29 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 1.976,06 (zegge: duizend negenhonderd en zesenzeventig euro en zes eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 600,= immateriële schadevergoeding (post "immaterieel")
en € 1.376,06 aan materiële schadevergoeding (posten "schade scooter" en "verlies arbeidsvermogen").
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente van de datum van indiening van de vordering, te weten 4 februari 2014.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.976,06 (zegge: duizend negenhonderd en zesenzeventig euro en zes eurocent ), te weten € 600,= immateriële schadevergoeding (post "immaterieel") en € 1.376,06 aan materiële schadevergoeding (posten "schade scooter" en "verlies arbeidsvermogen").
De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente van de datum van indiening van de vordering, te weten 4 februari 2014.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

1
boksbeugel, 1 wapenstok, 1, muts, 1 geweer, 1 doosje patronen (munitie), 1 wit
bolletje met poeder, 1 buisje met resten/verdovende middelen.
Teruggaveinbeslaggenomen goederen, te weten: 1 GSM, merk Nokia, aan
verdachte.

Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 2 kentekenplaten, [kenteken 3], 1

sieraad, ketting, 1 armband, 1 mes, 2 pistolen aan de
rechthebbende.

Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 jas (goednummer 720776) en 1

jas (goednummer 720784) aan de
beslagene.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van A.M.J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 3 april 2014.