ECLI:NL:RBOBR:2014:1517

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
01/050224-95
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met BOPZ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 maart 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die op 12 september 1995 ter beschikking was gesteld wegens poging tot doodslag en mishandeling. De officier van justitie had op 17 december 2013 verzocht om verlenging van de TBS-maatregel voor de duur van één jaar. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de officier van justitie, deskundigen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord. De rechtbank heeft verschillende adviezen in overweging genomen, waaronder die van psychiater dr. P.J.A. van Panhuis en GZ-psycholoog drs. F.C.P. Zuidhof, die beide adviseerden om de TBS-maatregel te beëindigen, mits de zorg voor de terbeschikkinggestelde kon worden voortgezet via een BOPZ-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen, en dat de zorg voor de terbeschikkinggestelde adequaat kon worden voortgezet met een BOPZ-maatregel. De rechtbank heeft daarom de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel afgewezen en de beslissing is genomen door mr. C.A. Mandemakers, voorzitter, en de leden mr. E.C.P.M. Valckx en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier J. Kapteijns.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/050224-95
Uitspraakdatum: 19 maart 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],
adres [adres].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 12 september 1995 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 6 februari 2012 met twee jaar verlengd met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor de duur van voormelde verlenging.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 17 december 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • Het advies van F.R.J. Brouwers en Y. Idrissi Dafali, respectievelijk unitmanager en reclasseringswerker bij Reclassering Nederland d.d. 18 november 2014
  • het advies van dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, uitgebracht op verzoek van Reclassering Nederland d.d. 14 oktober 2013;
  • het Pro Justitia rapport van mw. L.J.M. Klerks, psychiater d.d. 5 november 2013;
  • het Pro Justitia rapport van drs. F.C.P. Zuidhof, GZ-psycholoog d.d. 8 november 2013;
  • een beschikking van rechtbank Oost-Brabant, sector Familie- en Jeugdrecht d.d. 12 maart 2014;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag en mishandeling, meermalen gepleegd, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. De terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater is onder meer het navolgende gesteld:
(…)
“Met name het verloop gedurende de laatste zes jaar rechtvaardigt niet meer het veel
zwaardere TBS-kader, ook niet wanneer onder voorwaarden de verpleging is opgeheven.
Een gestructureerde risicotaxatie (HCR-20) destijds zowel door mederapporteur, De Groot, als nu door ondergetekende, laat weliswaar een aantal (met name statistische) risicofactoren nog als verhoogd zien, maar het klinisch beeld en de klinische risico-opstelling die goed gefundeerd is, niet alleen in het moment van nu maar ook in het beloop van de laatste zes jaar, maken dat toch de boven beschreven klinische risico-opstelling gevolgd wordt door ondergetekende als eindconclusie van dit rapport. In concreto betekent dit dat geadviseerd wordt de zitting aan te houden teneinde de reclassering en GGZ te laten regelen dat een machtiging vanuit de BOPZ wordt ingesteld en wanneer dit is geëffectueerd de TBS op te heffen. “
In voornoemd advies van drs. F.C.P. Zuidhof, GZ-psycholoog, is onder meer het navolgende gesteld:
(…)
“Primair luidt het advies: beëindiging van de maatregel. Betrokkene is immers qua
psychiatrische behandeling in combinatie met het steun- en hulpkader van GGZ/Beschermd
wonen uitstekend ingebed, het recidiverisico is daarbij laag en verlenging van de maatregel
van de terbeschikkingstelling heeft daarbij geen meerwaarde meer, hooguit een continuïteitswaarde. Een afwikkeling van de TBS-maatregel met naadloze continuering van het vereiste psychiatrische zorg- en steunkader middels de BOPZ (rechterlijke machtiging) ligt dan ook in de rede. Indien ter zitting gebracht dan wordt geadviseerd deze aan te houden tot effectuering van genoemde machtiging. Zonder realisering van de BOPZ (rechterlijke machtiging) dient de TBS-maatregel echter verlengd te worden. Dit, gezien het risico op onttrekking en de daarvan te verwachten gelieerde psychiatrische decompensatie met toenemend recidiverisico indien een gedwongen kader vervalt. In dat geval wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling thans nog met de duur van één jaar te verlengen om in deze periode bij een verder positief verloop een uitspraak te kunnen verwachten over de haalbaarheid van de optie om een naadloze overgang naar de reguliere GGZ met gebruikmaking van de mogelijkheden van de BOPZ.”
In voornoemd advies van mw. L.J.M. Klerks, psychiater, is onder meer het navolgende gesteld:
(…)
“ Gezien de goede inbedding van betrokkene in de reguliere GGZ is het advies van rapporteur om de maatregel terbeschikkingstelling te beëindigen. Echter de zorg voor betrokkene moet dan gecontinueerd worden middels een BOPZ-machtiging.
Het advies aan de rechtbank kan zijn om de zaak aan te houden om te onderzoeken of het mogelijk is om de zorg aan betrokkene voort te zetten middels een BOPZ-maatregel. Indien dit niet mogelijk is, is het advies om de TBS maatregel met een jaar te verlengen om in dit jaar de voorbereidingen te treffen om een BOPZ-maatregel te kunnen realiseren. “
Voornoemd advies van F.R.J. Brouwers en Y. Idrissi Dafali, respectievelijk unitmanager en reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, luidt onder meer:
De reclassering adviseert om de maatregel voorwaardelijke beëindiging TBS niet te verlengen mits er een machtiging BOPZ geregeld is.
Bij beschikking van rechtbank Oost-Brabant, afdeling Familie- en Jeugdrecht, d.d. 12 maart 2014 heeft de rechtbank de voorwaardelijke machtiging tot het doen opnemen en verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis overeenkomstig het in de artikelen 14a en 14d van de Wet BOPZ verleend, met als voorwaarden dat betrokkene zich onder behandeling stelt van psychiater J.J. Hage, alsmede dat betrokkene de in het behandelplan beschreven voorwaarden naleeft. De rechtbank heeft de duur van de machtiging bepaald op zes maanden, ingaande 12 maart 2014, eindigend op 12 september 2014.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik wil vrijkomen maar niet meteen de volle vrijheid krijgen, daarom is er een voorwaardelijke machtiging afgegeven om te kijken of ik stabiel blijf.
De deskundige Y. Idrissi Dafali, optredend namens Reclassering Nederland, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene is tevreden met zijn leven en de hulp die hij krijgt. Ik voorzie in de toekomst geen problemen. Het traject met een rechtelijke machtiging is ook wat de reclassering voorstaat.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
De rapporten zijn helder. De officier van justitie verzoekt dan ook tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben blij met het standpunt van de officier van justitie. Gelet op het advies van de psychiater en de GZ-psycholoog en de toelichting ter terechtzitting door dhr. Idrissi Dafali, verzoek ik de rechtbank de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de over betrokkene uitgebrachte rapporten en de door de deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt dat geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling te beëindigen als de zorg aan betrokkene wordt gecontinueerd middels een BOPZ-maatregel. Uit de beschikking van rechtbank Oost-Brabant, afdeling Familie- en Jeugdrecht blijkt dat op 12 maart 2014 een BOPZ-maatregel aan betrokkene is opgelegd.
Gelet op het vorenstaande, gezien de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer eist en dat dientengevolge de vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Wijstde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde]
af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2014.