ECLI:NL:RBOBR:2014:1458

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
01/035055-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. N.I.B.M. Buljevic
  • mr. C.P.J. Scheele
  • mr. B. Damen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en wijziging voorwaarden voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 maart 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die in 2002 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor verkrachting. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie en adviezen van deskundigen. De terbeschikkinggestelde heeft in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen laten zien, maar er zijn ook zorgen over zijn alcoholgebruik en de mogelijkheid van recidive. De rechtbank heeft de adviezen van de psychiater en psycholoog gevolgd, die een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar adviseerden, en heeft besloten om de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te wijzigen. De terbeschikkinggestelde mag nu onder bepaalde voorwaarden beperkt alcohol gebruiken, wat de rechtbank als een goede stimulans ziet voor zijn verdere resocialisatie. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en dat er over een jaar opnieuw een toetsmoment zal zijn om de voortgang van de terbeschikkinggestelde te evalueren.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/035055-01
Uitspraakdatum: 28 maart 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats], op [1972],
verblijvende [adres].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 maart 2002 is betrokkene ter beschikking gesteld. Bij beslissing van 15 augustus 2012 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd voor de duur van het bij beslissing van 20 maart 2012 gegeven bevel tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 29 maart 2013 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 10 februari 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige J. van Duijn, reclasseringswerker, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het rapport van [GGZ instelling], instelling voor forensische en intensieve zorg van 17 januari 2014, opgemaakt door N. van Staal, unitmanager en A.J. IJdo, reclasseringswerker bij voornoemde instelling;
  • de voortgangsverslagen van de[GGZ instelling] voornoemd, gedateerd 11 juli 2013 en 25 februari 2013, betreffende de terbeschikkinggestelde;
  • het advies van forensisch psychiater drs. J. Marx van 13 december 2013;
  • het psychiatrisch rapport van forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen van 2 januari 2014 opgemaakt in het kader van een 6-jaarsrapportage als bedoeld in artikel 509o, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering;
  • het rapport van een psychologisch onderzoek van psycholoog A.E. Haan van 24 december 2013, opgemaakt in het kader van een 6-jaarsrapportage als bedoeld in artikel 509o, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering;
  • een brief van de raadsman van de terbeschikkinggestelde, gedateerd 6 maart 2014, met als bijlage een mailbericht van de begeleider van de terbeschikkinggestelde bij [stichting] te ’s-Gravenhage.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van verkrachting, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In het rapport van psychiater drs. H.A. Gerritsen van 2 januari 2014 is onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende gesteld:
Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis nao (met (narcistische trekken) en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van verslavingsproblematiek (alcoholafhankelijkheid en cocaïnemisbruik). In gedwongen remissie onder gestructureerde omstandigheden.
Onder de huidige omstandigheden wordt het recidiverisico op een nieuw seksueel agressief delict dan wel een geweldsdelict als laag ingeschat. Indien de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege nu zou worden opgeheven wordt de recidivekans op een nieuw seksueel agressief delict dan wel een geweldsdelict op de korte termijn als laag en op de (middel)lange termijn als laag tot matig ingeschat. De vraag is of betrokkene
dan zal terugvallen in het gebruik van alcohol en drugs (vooral cocaïne) en maatschappelijk ten onder zal gaan. Mocht betrokkene dan terugvallen in het gebruik van middelen en zichzelf sociaal maatschappelijk niet staande kunnen houden dan is de kans aanwezig
dat hij onder invloed van middelen een geweldsdelict dan wel een seksueel agressief delict pleegt. Betrokkene behoeft behandeling/begeleiding op het gebied van zijn dagelijkse functioneren (wonen, werken en financieel beheer), controle op middelengebruik, het omgaan met krenkingen en frustraties en begeleiding bij het eventueel aangaan van een nieuwe relatie/omgang met vrouwen.
Rapporteur adviseert om de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar om dan te toetsen wat de doorgemaakte ontwikkelingen zijn en of er zicht is op onvoorwaardelijke beëindiging van de TBS en om de voorwaardelijke beëindiging van
de TBS te continueren.
In voornoemd advies van de[GGZ instelling] is onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende gesteld:
Betrokkene heeft meerdere malen aangegeven geen begeleiding en behandeling meer nodig te hebben. Betrokkene laat veel ambivalentie ten aanzien van het traject, middelengebruik en het aangaan van relaties.
De reclassering ziet in de afgelopen periode wel een positieve verandering in het gedrag en de houding van betrokkene. Hij oogt rustiger en maakt onderwerpen die hem frustreren eerder bespreekbaar. Tevens laat hij vanaf december 2013 een positievere houding zien ten aanzien van het programma wat [stichting] hem te bieden heeft. Betrokkene heeft in de afgelopen periode meer naar zijn aandeel in het traject kunnen kijken.
Op 9 oktober 2013 is betrokkene overgegaan naar het woonbegeleidingsprogramma van [stichting]. Aldaar heeft betrokkene een moeizame start gehad en was hij niet te spreken over het traject wat daar geboden werd. Betrokkene heeft zich begin december herpakt en laat sindsdien een positiever beeld zien.
De Pro Justitia rapporteur adviseert om de maatregel met één jaar te verlengen. Dit omdat hij van mening is dat een verlenging met twee jaar geen recht zou doen aan de positieve
ontwikkelingen en hij de kans op recidive binnen de maatregel inschat als laag.
De reclassering is echter van mening dat een verlenging met één jaar te kort zal zijn om de
verdere resocialisatie van betrokkene geheel te kunnen monitoren. Betrokkene staat, na een
langdurig klinisch traject, aan het begin van zijn resocialisatie. De verwachting van [stichting] is dat betrokkene nog één jaar bij hen zal verblijven alvorens hij een sleutelwoning krijgt toegewezen. Een dergelijke overgang naar zelfstandig wonen is naar mening van de reclassering een enorme stap voor betrokkene. Derhalve acht zij het noodzakelijk dat er bij deze overgang sprake is van toezicht door de reclassering
Daarnaast is de reclassering van mening dat het recidiverisico hoger dient te worden ingeschat dan de Pro Justitia rapporteur aangeeft. Dit blijkt tevens uit de uitkomst van de Risc. Betrokkene is een trotse man die gevoelig blijft voor krenking en zijn copingvaardigheden ten aanzien hiervan overschat. Verder heeft betrokkene zijn gevoelens van frustratie en irritatie niet altijd onder controle en is zijn inzicht in middelengebruik en de relatie tussen het risico op recidive beperkt te noemen.
Gezien het bovenstaande adviseert [GGZ instelling] de rechtbank om de maatregel
met twee jaar te verlengen.
In het rapport van psychiater drs. J. Marx van 13 december 2013 is onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende gesteld:
Er is sprake van een stabiele situatie. Betrokkene houdt zich aan de voorwaarden die zijn
Gesteld. Tijdens het onderhavige onderzoek stelt betrokkene zich coöperatief op en zijn er
geen aanwijzingen voor actuele psychiatrische problematiek (zoals actuele psychotische en/of depressieve symptomen). Het alcohol- en cocaïne gebruik is in langdurige remmissie en er zijn geen redenen om aan te nemen dat betrokkene op korte termijn opnieuw aan de verleiding van middelen zal worden blootgesteld. Betrokkene stelt zich begeleidbaar op ten aanzien van de kwetsbaarheden die voortkomen uit de persoonlijkheidsstoornis.
De behandelmotivatie oogt intrinsiek. De TBS behandeling heeft geresulteerd in ziektebesef en inzicht. Betrokkene heeft meegewerkt aan het onderhavige onderzoek en daarbij een overwegend positief, doch genuanceerd, beeld van zichzelf neergezet. De termijn waarop de doelen (sleutelwoning en dagbesteding) zouden kunnen worden bewerkstelligd is niet voorspelbaar. In theorie zou het binnen een jaar kunnen worden gerealiseerd.
Alles overwegend is onderzoeker van mening dat een advies tot verlenging met twee jaar geen recht zou doen aan de beschreven positieve ontwikkelingen. Zodoende adviseert onderzoeker de TBS maatregel met één jaar te verlengen.
In het rapport van psycholoog A.E. Haan van 24 december 2013 is onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende gesteld:
Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van
zijn geestvermogens. Bij betrokkene was sprake van alcoholafhankelijkheid, momenteel in volledige remissie. De komende jaren zal moeten blijken of dit nog als stoornis aanwezig is, voorlopig wordt de diagnose nog gehandhaafd. Daarbij is sprake van een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis
NAO.
Er bestaat een belangrijke discrepantie tussen de door de kliniek vastgestelde en
door de reclassering eveneens aangenomen zwakbegaafdheid en de herhaalde
scores op intelligentietests. Het is uit de rapportages van de kliniek niet duidelijk geworden waarom gesproken wordt van zwakbegaafdheid. Er kan ook geen sprake zijn van achteruitgang in intelligentie, aangezien onderzochte nu opnieuw scoort op gemiddeld niveau. Alles overziend moet de diagnose zwakbegaafdheid worden verworpen.
Binnen de huidige setting, in het kader van tbs met voorwaardelijke beëindiging van
het bevel verpleging, wordt het risico op gewelddadig gedrag als laag geschat. Pas bij
beëindiging van begeleiding en toezicht zou op den duur mogelijk weer risico kunnen
ontstaan op alcoholmisbruik of terugval in afhankelijkheid. Dan nog is het de vraag of
hij opnieuw tot gewelddadig gedrag zou komen, maar in dat geval zou het risico
daarop wel iets toenemen. Voor zowel zijn alcoholgebruik als voor wat betreft
mogelijk gewelddadig gedrag kan gesteld worden dat de negatieve voedingsbodem
daarvoor sterk lijkt te zijn afgenomen en mogelijk is die voedingsbodem inmiddels
zelfs geheel verdwenen. Daarbij is sprake van voldoende beschermende factoren
tegen eventueel nog aanwezig recidiverisico.
Voor de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor onderzochte de maatregel terbeschikkingstelling kreeg opgelegd geldt hetzelfde als hiervoor is opgemerkt.
Het risicomanagement van een klinische behandeling is momenteel niet meer aan de
orde en ook niet meer nodig. Betrokkene heeft zich binnen de klinische periode van zijn
tbs-traject en binnen de periode van voorwaardelijke beëindiging van het bevel
verpleging zodanig gedragen dat er, ondanks een enkele terugval in alcoholgebruik,
geen sprake is geweest van gewelddadigheid of delictgerelateerd gedrag.
Voortzetting van de combinatie van zorg, begeleiding en forensisch psychiatrisch toezicht die hij momenteel krijgt, biedt een afdoende kader voor risicomanagement.
Het komende jaar zou bezien moeten worden in welke vorm en intensiteit hij nog
begeleiding en toezicht nodig heeft. Hierin lijkt het aangewezen om nadrukkelijk verder te werken aan meer vrijheden en verantwoordelijkheden voor betrokkene.
Geadviseerd wordt om de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met de duur
van één jaar en de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te continueren.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben nu beter in beeld gebracht door de deskundigen. Ik verblijf vanaf 9 oktober 2013 in [plaats]bij [stichting]. Ik voel me goed, heb een dagbesteding, sport veel. Ik kom tot rust.
De begeleiding is nu wat teruggeschroefd en nu gaat het in dat opzicht beter. Ik vroeg me af of ik in de toekomst wel weer sociaal alcohol zou kunnen mogen drinken (want dat mag nu bij [stichting] niet) en of de rechtbank daar naar kan kijken. Ik wil dat nu liever onder toezicht doen dan wanneer ik straks er weer helemaal alleen voor sta. Ik zou een stuk of vier biertjes willen drinken in het weekend. Het gaat me om de gewenning. Ik besef het risico.
De deskundige dhr. J. van Duijn, optredend namens voormelde reclasseringsinstelling, heeft bij de behandeling ter terechtzitting verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
[stichting] is te spreken over betrokkene. Op dit moment is mijn advies eensluidend : de maatregel zou met één jaar moeten worden verlengd. De reclassering opteert in beginsel voor abstinentie van alcohol. Als de rechtbank de gestelde voorwaarden wijzigt in de zin dat het beperkt gebruik van alcohol in het weekeind is toegestaan, moet de reclassering dit uitvoeren. Een dergelijke voorwaarde is uitvoerbaar.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Gelet op de e-mail omtrent de datum waarop overplaatsing naar een sleutelwoning mogelijk is (augustus 2014) is het passend om aan te sluiten bij de adviezen die strekken tot een verlenging met één jaar. Ik wijzig mondeling mijn vordering en vorder de maatregel te verlengen met één jaar.
Ik verzoek daarnaast de rechtbank om de bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging gestelde voorwaarden met betrekking tot het alcoholgebruik te wijzigen in die zin dat beperkt alcoholgebruik zal worden toegestaan, met dien verstande dat de mate waarin alcoholgebruik zal worden toegestaan bepaald wordt na overleg met de reclassering en vanaf het moment van overgang van de terbeschikkinggestelde naar een eigen zelfstandige woning, waarbij hij dan wel aan urinecontroles moet meewerken.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik verzoek de maatregel met één jaar te verlengen en wat betreft de bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging gestelde voorwaarden merk ik op dat deskundige Haan min of meer een suggestie geeft om beperkt alcoholgebruik toe te staan en dat hij zich afvraagt of het alcoholgebruik nog wel een criminogene factor is.
Ik stel voor een wijziging van de voorwaarden die erin resulteert dat mijn cliënt elk weekend maximaal twee alcoholische consumpties mag gebruiken.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank verenigt zich met het advies van psychiater drs. H.A. Gerritsen van 2 januari 2014, van psychiater drs. J. Marx van 13 december 2013 en van psycholoog A.E. Haan van 24 december 2013, strekkende tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de huidige risicotaxatie niet om de termijn met twee jaar te verlengen. Hoewel thans niet te voorzien valt dat het behandeltraject over één jaar beëindigd kan worden, acht de rechtbank het van belang over één jaar een nieuw toetsmoment te realiseren en te bekijken hoe het gaat met de terbeschikkinggestelde en hoe de verdere behandeling met het oog op voortvarende resocialisatie is verlopen. Naar het oordeel van de rechtbank zal een verlenging van de matregel met één jaar tevens een goede stimulans zijn voor[terbeschikkinggestelde] om de ingeslagen weg voort te zetten.
De rechtbank zal de termijn verlengen met één jaar.
Daargelaten of het alcoholgebruik van de terbeschikkinggestelde thans nog als een criminogene factor moet worden beschouwd, ziet de rechtbank wel het belang van de terbeschikkinggestelde in het wijzigen van de voorwaarden, zoals door de raadsman voorgesteld. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de terbeschikkinggestelde uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven na afloop van de maatregel van terbeschikkingstelling beperkt alcohol te willen gaan gebruiken en begrijpt de wens van de terbeschikkinggestelde om voorafgaand aan die situatie gecontroleerd en geleidelijk te willen wennen aan het beperkt gebruik van alcohol en de effecten daarvan. Met de deskundige A.E. Haan, psycholoog, is de rechtbank van oordeel dat anders in de toekomst wellicht sprake is van een meer abrupte overgang van een periode van toezicht zonder alcoholgebruik naar beëindiging van het toezicht waarna het de terbeschikkinggestelde vrij staat alcohol te gebruiken. Die situatie acht de rechtbank risicovoller dan beperkt gecontroleerd alcoholgebruik, inhoudende maximaal twee alcoholische consumpties per weekeinde, gedurende een gewenningsperiode, zulks vanaf het moment dat de terbeschikkinggestelde in een zelfstandige (sleutel)woning verblijft en mits alcoholgebruik aldaar is toegestaan.
De rechtbank heeft op grond van het onderzoek ter zitting geen aanwijzingen dat de terbeschikkinggestelde zich niet conformeert aan een in die zin gewijzigde voorwaarde.
Namens de reclassering is ter zitting medewerking door de reclassering aan de wijziging van de voorwaarden in die zin toegezegd.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
bepaalt dat de bij de beslissing van 15 augustus 2012 tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging gestelde voorwaarde, inhoudende dat[terbeschikkinggestelde] zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet zal onttrekken aan controles hierop, wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
- dat[terbeschikkinggestelde] wordt toegestaan elk weekeinde twee alcoholische consumpties te nuttigen vanaf het moment dat hij in een zelfstandige woning verblijft en voor zover het gebruik daarvan ter plaatse is toegestaan en dat hij zich - zodra de reclassering dit nodig oordeelt - onderwerpt aan urinecontroles.
De rechtbank verstaat dat de reclassering en de terbeschikkinggestelde omtrent de uitvoering en naleving van deze bijzondere voorwaarde heldere afspraken maken.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 28 maart 2014.
Mr. B. Damen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.