ECLI:NL:RBOBR:2014:1416

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
C/01/243634
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij lekkage van nafta-pijpleiding na werkzaamheden aan perceel

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van verschillende partijen na een lekkage van een nafta-pijpleiding, die zich voordeed op een perceel dat eigendom was van de besloten vennootschap "Kastanjehof". De eiser, Petrochemical Pipeline Services B.V. (PPS), vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden, waaronder de bestuurder van Kastanjehof en een aannemer, tot betaling van schadevergoeding van € 2.257.014,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lekkage optrad na het kappen van bomen en het verwijderen van stobben op het perceel, werkzaamheden die door de aannemer [X] werden uitgevoerd op verzoek van [Y], de bestuurder van Kastanjehof. De rechtbank heeft onderzocht of de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door geen KLIC-melding te doen en of er een causaal verband bestaat tussen de werkzaamheden en de lekkage. De rechtbank concludeert dat Kastanjehof aansprakelijk is voor de schade, omdat zij in strijd met de Algemene Bepalingen handelde door de aannemer niet te informeren over de aanwezigheid van de leiding. De aansprakelijkheid van [Y] werd afgewezen, omdat hij niet persoonlijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade. De rechtbank heeft PPS in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat de groeven in de leiding zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van [X]. In de vrijwaringszaken werd de vraag behandeld in hoeverre [X] Kastanjehof en [Y] dient te vrijwaren, waarbij de rechtbank oordeelde dat [X] mogelijk niet aansprakelijk is als hij kan bewijzen dat hij voorafgaand aan de werkzaamheden naar de aanwezigheid van leidingen heeft geïnformeerd en dat hem is verteld dat er geen leidingen aanwezig waren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 19 maart 2014
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/243634 / HA ZA 12-193 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PETROCHEMICAL PIPELINE SERVICES B.V.,
gevestigd te Urmond,
2. de vennootschap naar vreemd recht
QBE INSURANCE GROUP LIMITED,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
3. de vennootschap naar vreemd recht
AEGIS,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
4. de vennootschap naar vreemd recht
QBE INSURANCE GROUP LIMITED,
gevestigd te Sydney (Australië),
5. de vennootschap naar vreemd recht
CATLIN GROUP LIMITED,
gevestigd te Hamilton (Bermuda),
6. de vennootschap naar vreemd recht
BRIT INSURANCE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseressen,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen

1.[X],

wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F.L.M. van Dooren te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[...] "KASTANJEHOF" B.V.,
gevestigd te Budel,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.M. Stals te Weert,

3.[Y],

wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.M. Stals te Weert,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/01/254168 / HA ZA 12-900 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[...] "KASTANJEHOF" B.V.,
gevestigd te Budel, gemeente Cranendonck,
2.
[Y],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. E.J.M. Stals te Weert,
tegen
[X],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F.L.M. van Dooren te Eindhoven.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/01/254236 / HA ZA 12-910
[X],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F.L.M. van Dooren te Eindhoven.
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[...] "KASTANJEHOF" B.V.,
gevestigd te Budel, gemeente Cranendonck,
2.
[Y],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. E.J.M. Stals te Weert,
Eisers zullen hierna gezamenlijk “PPS c.s.” worden genoemd. Eisers sub 2 t/m 6, “de verzekeraars”. De afzonderlijke partijen worden genoemd bij hun (verkorte) namen. Voor eiser sub 1 “PPS” en voor gedaagden, “[Y]”, “Kastanjehof”en “[X]”.

1.De procedure in de hoofdzaak en de vrijwaringszaken

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt telkens uit:
  • het tussenvonnis van 24 april 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in de hoofdzaak en de vrijwaringszaken

2.1.
PPS heeft in eigendom en beheer de ondergrondse pijpleiding tussen Rotterdam en Beek die wordt gebruikt voor het transport van nafta (verder de leiding). PPS ontleent haar eigendoms- en beheersrechten aan in 1966 ten behoeve van (de rechtsvoorganger van PPS) gevestigde rechten op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: de BP-rechten). Voor wat betreft de onderhavige zaak was dat een recht op een perceel dat indertijd eigendom van een zekere [G]. Het perceelsgedeelte waarop thans de leiding ligt, is bij een ruilverkaveling in 1980 eigendom geworden van Kastanjehof.
In de bij vestiging van het recht toepasselijk verklaarde Algemene Bepalingen betreffende de aanleg en instandhouding van leidingen is voor zover relevant in artikel II, lid 3 bepaald dat de eigenaar zich zal onthouden van elke handeling waardoor het met behulp van het werk te verrichten transport kan worden belet of belemmerd. In het bijzonder zal de eigenaar van de in artikel 3 van de overeenkomst genoemde strook grond geen voorwerpen indrijven of diepwortelende bomen planten.
[Y] is DGA van Kastanjehof. Kastanjehof exploiteert het onderhavige perceel niet zelf, maar geeft dat in gebruik aan derden.
2.2.
PPS voert wekelijks met een helikopter controlevluchten uit over het traject van de bij haar in beheer zijnde leidingen. Daarbij is op 25 januari 2007 geconstateerd dat bomen waren gekapt op het perceel [1] te [plaats], dat eigendom is van Kastanjehof. Hierop heeft de tracébeheerder van PPS, de heer [H] (verder [H]) op 1 en 2 februari 2007 contact gezocht met [Y], bestuurder van Kastanjehof en wonende op [1], maar die niet thuis getroffen.
2.3.
Begin 2007 zijn op het perceel van Kastanjehof werkzaamheden verricht, bestaande uit het kappen van 59 kastanjebomen op acht achtereenvolgende zaterdagen en vervolgens, op 3 februari 2007, het verwijderen van de stobben (de achtergebleven stomp met de wortels). Het kappen van de bomen is gebeurd door ene [B]. De stobben zijn verwijderd door [X] die daartoe opdracht had gekregen van [Y]. [X] heeft daarbij gebruik gemaakt van een drietand rooimachine.
2.4.
Op 10 februari 2007 is een lekkage opgetreden in de leiding op het perceel [1] te [plaats]. Daarbij is 30 m3 nafta vrijgekomen. [Y] en [X] zijn als verdachten aangemerkt door politie en justitie en de door [X] gebruikte drietand is in beslag genomen. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft het NFI een werktuigsporen- en materiaalonderzoek verricht. De conclusie van het materiaalonderzoek luidt dat de op de drietand aangetroffen zwarte substantie niet overeenkomt met de zwarte bitumen die op de buitenkant van de leiding zit. De conclusie van het werktuigsporenonderzoek luidt dat niet kan worden vastgesteld dat de kras- en indruksporen in de leiding zijn veroorzaakt met de tanden van de drietand. In opdracht van het NFI heeft Stork FDO BV (verder Stork) onderzoek gedaan naar ‘het achterhalen van de oorzaak van het falen van de leiding en het vaststellen of er een causaal verband aanwezig is tussen de uitwendige beschadigingen en het falen van de leiding’. Stork constateert in het visueel onderzoek dat in de leiding een scheur zit van 55 cm lang, die naar buiten toe tot 5 cm openstaat. Op één punt is de leiding ingedrukt tot een diepte van ongeveer 7 mm. Vanuit deze indrukking lopen diverse groeven, voornamelijk in de lengterichting van de leiding. De groeven hebben een diepte van maximaal 0,7 mm. Zowel de groeven als de indrukking zijn aan de binnenzijde van de leiding te voelen. De scheur loopt grotendeels in een van de groeven, maar loopt niet door tot de indrukking. De scheur valt niet samen met de langsnaad van de leiding. Onder het punt discussie schrijft Stork dat de leiding is opengebarsten als gevolg van overbelasting. Er is niet meer te achterhalen waar de scheur is begonnen, maar het is aannemelijk te veronderstellen dat deze in het midden begonnen is. Gebaseerd op de aangenomen nominale wanddikte, de gemeten diepte van de corrosieputten en de gemeten wanddikten kan worden aangenomen dat de integriteit van de leiding niet als gevolg van de inwendige corrosie kritisch is geworden. Even verder schrijft Stork dat de hardheid van het materiaal ter plaatse van de groeven hoger is en dat de aanwezigheid van de groeven zorgt voor spanningsconcentraties. Dit tezamen zorgt ervoor dat het materiaal zich bros kan gaan gedragen.
Onder de conclusies schrijft Stork, voor zover relevant:
  • de leiding is opengebarsten als gevolg van overbelasting
  • het is waarschijnlijk dat de uitwendige beschadigingen een causaal verband hebben met het falen van de leiding.
2.5.
In opdracht van de verzekeraars heeft GAB Robins Takkenberg BV (verder Robins) een rapport opgesteld. Robins schrijft dat het niet is uitgesloten en zelfs aannemelijk dat de ondergrondse leiding, die ligt op een diepte van 0,67 meter is geraakt door een van de tanden van de drietand (p. 9). De schade aan de leiding trad op op de plaats waar eerder een kastanjeboom had gestaan, zodat niet uitgesloten kan worden dat de schade tijdens het rooien is ontstaan (p. 10). Robins geeft als verklaring voor de uitkomst van het werktuigonderzoek door het NFI dat de drietand tussen 3 februari 2007 en het onderzoek is ingezet voor andere werkzaamheden, waardoor, door nieuwe beschadigingen, de afdrukken van de drietand zijn veranderd (p. 17). Er zijn geen aanwijzingen dat de druk in de leiding de oorzaak is geweest van het falen van de leiding. Alles wijst erop dat het falen van de leiding is veroorzaakt door de uitwendige beschadigingen. Het fotografisch bewijs laat zien dat een van de stobben stond op de plaats waar de leiding is gebarsten en het is waarschijnlijk het rooien van deze stomp dat de uitwendige beschadigingen heeft veroorzaakt (p. 21).
2.6.
In opdracht van de verzekeraars heeft Cunningham & Lindsey Nederland bv (verder Cunningham) de schade als gevolg van de lekkage vastgesteld op € 2.257.014,-. Bij de vaststelling van de schade is onder meer Achmea als verzekeraar van [X] betrokken geweest. Kastanjehof en [Y] zijn bij deze schadevaststelling niet betrokken geweest.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
PPS vordert samengevat - hoofdelijke veroordeling van [X], [Y] en Kastanjehof tot betaling van € 2.257.014,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[X], [Y] en Kastanjehof voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

Ten aanzien van de status van eisers

4.1.
Gedaagden hebben naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat uit de overgelegde verzekeringsovereenkomst niet duidelijk wordt of de eisers sub 2 tot en met 6 inderdaad alle de verzekeraars van PPS zijn en voorts dat uit het door PPS overgelegde betalingsoverzicht niet blijkt welke bedragen door welke verzekeraar zijn uitgekeerd aan PPS, zodat evenmin duidelijk is welke verzekeraars in de rechten van PPS zijn gesubrogeerd en voor welke bedragen. Daarnaast blijkt uit de overgelegde polis niet dat PPS een eigen risico heeft van $ 250.000,- terzake deze schade. Eisers zullen te zijner tijd in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen daaromtrent nader te preciseren en te documenteren.
Ten aanzien van de aansprakelijkheid van [Y]
4.2.
PPS legt aan haar vordering jegens [Y] ten grondslag dat [Y] als bestuurder van Kastanjehof, maar ook als bewoner van het perceel, op de hoogte had moeten zijn van de ligging van de leiding en de aanwezigheid van het zakelijk recht. [Y] heeft de opdracht tot het verwijderen van de stobben aan [X] gegeven, zonder [X] daarbij te attenderen op de aanwezigheid van de leiding op het perceel. Dat is onrechtmatig jegens PPS.
4.3.
[Y] heeft als verweer gevoerd dat het perceel waarover de leiding loopt eigendom is van Kastanjehof, zodat alleen Kastanjehof gebonden kan zijn aan de Algemene Bepalingen behorende bij het zakelijk recht. Ook de gerooide bomen waren eigendom van Kastanjehof. [Y] heeft als bestuurder van Kastanjehof opdracht gegeven aan [X] om de stobben te verwijderen, en niet als privé-persoon. [Y] wist niet dat er een zakelijk recht op het perceel was gevestigd. Dat er een leiding lag, wist hij alleen van horen zeggen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat alleen Kastanjehof als eigenaar van het perceel is gebonden aan de Algemene Bepalingen. Daarnaast neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [Y] namens Kastanjehof de opdracht aan [X] heeft verstrekt, ook al is dat bij het verstrekken van de opdracht niet met zoveel woorden kenbaar gemaakt. Kastanjehof is immers eigenaar van het perceel en de daarop groeiende bomen, terwijl [X] ook aan Kastanjehof heeft gefactureerd. Weliswaar moet aan Kastanjehof de uit de openbare registers kenbare wetenschap worden toegerekend dat er een BP-recht op haar perceel was gevestigd, maar dat betekent niet dat [Y] als persoon concrete wetenschap daaromtrent had. Door de wijze waarop het perceelsgedeelte bij de ruilverkaveling eigendom werd van Kastanjehof is dergelijke concrete wetenschap bij [Y] in privé zonder verdere toelichting, welke ontbreekt, niet op voorhand aannemelijk. Dan is hij in privé jegens PPS niet aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, omdat hij wetenschap die hij niet bezit, niet aan [X] kan mededelen. Dat hij de wetenschap die hij wel had, namelijk dat er mogelijk een leiding over het perceel liep, niet aan [X] heeft medegedeeld is jegens PPS niet onrechtmatig.
De vordering jegens [Y] zal op deze gronden worden afgewezen. Hieronder zullen de vorderingen jegens [X] en Kastanjehof worden beoordeeld.
Ten aanzien van het de aansprakelijkheid van Kastanjehof
4.5.
Kastanjehof heeft betwist dat het perceel waarop in 2007 de lekkage heeft plaatsgevonden, is voortgekomen uit het perceel 1518 waarop destijds het zakelijk recht is gevestigd. Weliswaar blijkt uit het uittreksel van het kadaster dat thans is geregistreerd dat op het perceel van Kastanjehof een zakelijk recht is gevestigd, maar dit blijkt niet zo duidelijk uit de akte van ruilverkaveling waarbij Kastanjehof het perceel in eigendom heeft gekregen. Omdat Kastanjehof nooit door PPS is geïnformeerd over de ligging van de leiding en het bestaan het zakelijk recht, is Kastanjehof niet gebonden aan de Algemene Bepalingen.
4.6.
De rechtbank oordeelt dat op grond van het uittreksel uit het kadaster vaststaat dat op het perceel van Kastanjehof waarop de lekkage is opgetreden, een zakelijk recht rust ten behoeve van PPS. Nu dit feit kenbaar was uit het kadaster kan aan PPS niet worden tegengeworpen dat dit niet duidelijk was vermeld in de akte waarbij Kastanjehof de eigendom van het perceel heeft verworven. PPS is niet gehouden de opvolgend eigenaars te informeren over de ligging van de leiding en het bestaan van het zakelijk recht omdat zij ervan uit mag gaan dat die opvolgend eigenaars daarvan middels raadpleging van de registers op het hoogte zijn. Daarmee staat vast dat Kastanjehof is gebonden aan de Algemene Bepalingen. Door in strijd met die Algemene Bepalingen aan [X] opdracht te geven de stobben te verwijderen, zonder PPS daarover vooraf te informeren, is Kastanjehof aansprakelijk voor de schade die PPS als gevolg daarvan heeft geleden.
Ten aanzien van de aansprakelijkheid van [X]
4.7.
PPS legt aan haar vordering jegens [X] ten grondslag dat [X] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door grondwerkzaamheden te verrichten zonder deugdelijk onderzoek te doen naar de aanwezigheid van leidingen, bijvoorbeeld door vooraf een KLIC-melding te doen.
4.8.
[X] voert als verweer dat hij mocht vertrouwen op de hem door [Y] namens de grondeigenaar gedane mededeling dat er geen leidingen op het perceel aanwezig waren, zodat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij geen KLIC-melding heeft gedaan. Tevens kan hem de schade niet worden toegerekend omdat deze niet redelijkerwijs voorzienbaar was. [X] hoefde na de mededeling van [Y] dat er geen leidingen aanwezig waren, immers niet bedacht te zijn op de aanwezigheid van leidingen en de mogelijkheid tot schade.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat, voorshands ervan uitgaande dat [Y] aan [X] een dergelijke mededeling heeft gedaan, deze mededeling [X] niet ontslaat van zijn verplichting zelfstandig onderzoek te doen. Anders dan in de zaak van het Hof 's-Hertogenbosch waar [X] naar verwijst (NJ 1997/64) heeft [Y] niet tevoren onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van leidingen en was Kastanjehof geen bedrijf dat regelmatig graafwerkzaamheden verricht en onder wiens toezicht de werkzaamheden werden uitgevoerd. [X] heeft, zoals hij ter comparitie heeft verklaard, twee weken voor de werkzaamheden de opdracht gekregen de stobben te verwijderen, en had dus ook ruimschoots tijd en gelegenheid een KLIC-melding te doen. Nu [X] in 5.4. van zijn conclusie van antwoord erkent dat ‘zich hier te lande in de grond nu eenmaal talloze kabels en leidingen bevinden’ en [X] niet mocht afgaan op de mededeling van [Y], wordt het verweer dat de schade niet voorzienbaar was, verworpen.
Ten aanzien van de hoofdelijkheid
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van art. 6:102 BW dat indien op twee partijen een verplichting tot vergoeding van schade rust, deze hoofdelijk verbonden zijn. Over de onderlinge draagplicht zal in de vrijwaringszaken worden beslist.
Ten aanzien van het causaal verband
4.11.
PPS stelt zich op het standpunt dat uit het rapport van Stork volgt dat de schade als gevolg van de lekkage is veroorzaakt door de door [X] uitgevoerde werkzaamheden.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag of er sprake is van een causaal verband tussen de werkzaamheden en de lekkage in twee stappen te worden beantwoord:
Is de lekkage het gevolg van de groeven aan de buitenzijde van de leiding?
Zijn die groeven veroorzaakt tijdens de door [X] uitgevoerde werkzaamheden?
4.13.
Ten aanzien van de vraag onder 1 heeft PPS met verwijzing naar het rapport van Stork haar stellingen op dit punt voldoende onderbouwd. Stork heeft geconstateerd dat de scheur evenwijdig loopt aan één van de groeven en niet samenvalt met de langsnaad van de leiding. De aan de binnenzijde van de leiding aanwezige corrosieputten leiden naar het oordeel van Stork niet tot het kritisch worden van de integriteit van de leiding. Dit oordeel is niet gemotiveerd bestreden. De in het rapport genoemde mogelijke alternatieve oorzaak, te weten een lokale drukgolf, wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd uitgesloten in de als bijlage bij het rapport van Stork gevoegde brief van PPS van 27 maart 2007. Daarin staat, voor zover relevant:
‘In het pompstation zijn drukmeters geïnstalleerd die de druk meten met een sampletijd van maximaal 200 msec. Deze meters worden gebruikt voor de drukbeveiliging van het station (instelwaarde 72 Bar). Deze automatisch drukbeveiliging heeft niet aangesproken, waaruit de conclusie is te trekken dat de druk deze waarde niet overschreven heeft. De grafische registratie heeft een resolutie van 10 seconden (sampletijd) en toont de actuele waarde van dat moment. De drukwaarde kan hoger geweest zijn dat 64 bar, maar zal zeker de waarde van 72 bar niet overschreden hebben. Het systeem is ontworpen voor een bedrijfsdruk van 85 Bar. ’
De opmerking ter comparitie dat het feit dat het alarm niet afgaat, nog niet betekent dat de waarde van 72 Bar niet is overschreden, is geen gemotiveerde bestrijding hiervan.
De rechtbank is van oordeel dat, alhoewel Stork slechts concludeert dat het waarschijnlijk is dat er een causaal verband bestaat tussen de uitwendige beschadigingen en het falen van de leiding, daar in rechte als onvoldoende weersproken van kan worden uitgegaan.
4.14.
Ten aanzien van de vraag onder 2 is van belang dat uit het daartoe door het NFI uitgevoerde onderzoek niet is gebleken dat de groeven zijn veroorzaakt door de drietand van [X]. Stork heeft geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van de groeven. De onderbouwing van de stelling dat de groeven door de werkzaamheden zijn veroorzaakt, moet gevonden worden in het rapport van Robins. In dat rapport wordt vermeld dat de lekkage is opgetreden op de plaats waar eerder een kastanjeboom stond. Onduidelijk is op basis waarvan dit wordt geconcludeerd (er wordt verwezen naar niet nader gespecificeerd fotografisch bewijs). Bovendien is dit niet te rijmen met de bewering ter comparitie van PPS dat de kastanjebomen op een afstand van tenminste 2 meter van de leiding stonden. In reactie op deze stelling is door [X] naar voren gebracht dat in dat geval de schade in elk geval niet door de werkzaamheden kunnen zijn veroorzaakt, omdat de tanden van de drietand slechts 60 centimeter lang zijn en direct naast de stam de grond in worden gedreven. Robins heeft in het rapport in het geheel geen aandacht besteed aan de moeilijk te combineren lengte van 60 centimeter van de tanden die de beschadiging zouden hebben veroorzaakt en de diepte van 67 centimeter waarop de leiding zou hebben gelegen. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken niet, wáár de groeven zich op de leiding bevonden, terwijl de plaats van de beschadigingen een belangrijke indicatie kan zijn voor een mogelijke oorzaak, of die juist kan uitsluiten.
Daarnaast geldt dat indien niet komt vast te staan dat de lekkage is opgetreden op de plaats waar eerder een boom heeft gestaan, andere oorzaken van de groeven mogelijk zijn, zoals het ploegen van het maisveld waarbij de ondergronder van de ploeg deze beschadigingen kan hebben veroorzaakt. Dat de groeven zijn veroorzaakt door werkzaamheden die vóór 2006 zijn uitgevoerd, zoals het planten van de bomen of het weghalen van de eerste rij bomen, acht de rechtbank niet aannemelijk. PPS heeft namelijk voldoende onderbouwd dat deze beschadiging zouden zijn ontdekt tijdens de in 2006 uitgevoerde inspectie met de ‘intelligent tool’, zoals ook is beschreven in het rapport van Robins.
4.15.
PPS zal overeenkomstig haar bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de groeven in de leiding zijn veroorzaakt door de door [X] uitgevoerde werkzaamheden. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4.16.
Bij het oproepen van getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.Het geschil in de vrijwaringszaak 12-900

5.1.
[Y] en Kastanjehof vorderen - samengevat - dat [X] wordt veroordeeld om aan [Y] en Kastanjehof te betalen al hetgeen waartoe [Y] en Kastanjehof in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [X] in de kosten van de vrijwaring.
5.2.
[X] voert verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak 12-900

6.1.
In deze zaak dient de vraag beantwoord te worden in hoeverre [X] Kastanjehof dient te vrijwaren. De vordering in de hoofdzaak jegens [Y] zal immers worden afgewezen, zodat de vordering van [Y] tegen [X] om ook hem te vrijwaren niet aan de orde is.
Kastanjehof legt aan haar vordering ten grondslag dat op [X] als professionele aannemer een onderzoeksplicht rustte en dat [X] is tekortgeschoten jegens Kastanjehof door niet aan die onderzoeksplicht te voldoen. [X] had op drie momenten aan die onderzoeksplicht kunnen en moeten voldoen door het doen van een KLIC-melding, te weten voorafgaand aan de werkzaamheden, op het moment dat [Y] hem tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op de aanwezigheid van de leiding attendeerde en na afloop van de werkzaamheden toen hij volgens zijn eigen stellingen door [Y] daarop werd geattendeerd en het oranje paaltje van PPS opmerkte. Aldus Kastanjehof.
6.2.
[X] voert verweer stellende dat hij mocht vertrouwen op de voorafgaand aan de werkzaamheden gedane mededeling van Kastanjehof dat er geen leidingen in de grond aanwezig waren. Als niet zou komen vast te staan dat deze mededeling is gedaan, heeft Kastanjehof jegens [X] haar mededelingsplicht geschonden door [X] niet te attenderen op de aanwezigheid van de leiding, waarvan Kastanjehof wel op de hoogte was. Daarnaast had Kastanjehof de regie over het werk, in die zin dat de bevoegdheid tot het geven van instructies bij Kastanjehof berustte. Dit impliceert dat Kastanjehof [X] moest informeren over de aanwezigheid van kabels en leidingen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat [X] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de werkzaamheden heeft verricht op instructie en onder toezicht van Kastanjehof. Daarvoor is onvoldoende dat op urenbasis werd afgerekend, en in die zin dus op basis van regie werd gewerkt. [X] heeft immers de stobben van te voren bekeken en, om het door Kastanjehof gewenste resultaat te kunnen bereiken, voorgesteld om de stobben te rooien met een drietand, welk voorstel door Kastanjehof is aanvaard. [X] is vervolgens op 3 februari 2007 zelfstandig aan de werkzaamheden begonnen, zonder dat daar iemand namens Kastanjehof bij aanwezig was om aanwijzingen te geven.
6.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat Kastanjehof als niet gekwalificeerde opdrachtgever er in beginsel op mocht vertrouwen dat [X] als professionele aannemer onderzoek zou verrichten naar de aanwezigheid van leidingen voordat hij aan die werkzaamheden begon. Het feit dat [X] geen onderzoek heeft gedaan, levert dan ook in beginsel een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op. Wat partijen op grond van een overeenkomst van elkaar mogen verwachten, wordt echter mede bepaald door hetgeen partijen over en weer verklaard hebben. Indien komt vast te staan dat [X] vooraf bij Kastanjehof heeft geïnformeerd of er leidingen op het perceel aanwezig waren en Kastanjehof hier stellig ontkennend op heeft geantwoord, mocht [X] hier in de verhouding met Kastanjehof van uitgaan. Kastanjehof kon onder die omstandigheden niet verwachten dat [X] verdergaand onderzoek zou instellen, zodat het feit dat [X] dat niet heeft gedaan, dan geen tekortkoming oplevert.
6.5.
[X] zal worden toegelaten te bewijzen dat Kastanjehof voorafgaand aan de werkzaamheden desgevraagd heeft medegedeeld dat er geen leidingen op het perceel aanwezig waren. Als [X] slaagt in dit bewijs, is er geen sprake van een tekortkoming, behoeft hij Kastanjehof niet te vrijwaren en zal de vordering worden afgewezen.
6.6.
Voor het geval [X] niet slaagt in dit bewijs, dient beoordeeld te worden of op Kastanjehof een mededelingsplicht rustte van de wetenschap van [Y] dat er een leiding op het perceel aanwezig was, welke wetenschap aan Kastanjehof moet worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de zware onderzoeksplicht die op [X] als professioneel aannemer rust en waar Kastanjehof, zoals reeds overwogen, in beginsel op mag vertrouwen, op Kastanjehof als opdrachtgever geen verplichting rustte aan [X] uit eigen beweging mededeling te doen over de aanwezigheid van de leiding op het perceel.

7.Het geschil in de vrijwaringszaak 12-910

7.1.
[X] vordert - samengevat - dat Kastanjehof en [Y] worden veroordeeld om aan [X] te betalen al hetgeen waartoe [X] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van Kastanjehof en [Y] in de kosten van de vrijwaring.
7.2.
Kastanjehof en [Y] voeren verweer.
7.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

8.De beoordeling in de vrijwaringszaak 12-910

8.1.
[X] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij van te voren bij [Y] heeft geïnformeerd naar de aanwezigheid van leidingen op het perceel en dat [Y] toen heeft geantwoord dat er geen leidingen lagen op het deel van het perceel waar de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. [X] mocht afgaan op de mededeling door [Y] dat er geen leidingen aanwezig waren, temeer nu er ter plaatse geen kabels of leidingen waren te verwachten. [X] is van mening dat ook als niet vast komt te staan dat hij van te voren heeft geïnformeerd of er leidingen op het perceel aanwezig waren, [Y] hem uit eigen beweging hierover had moeten informeren, voorafgaand aan de werkzaamheden. Nu [Y] dit heeft nagelaten, heeft hij zijn spreekplicht geschonden en is hij aansprakelijk jegens [X].
8.2.
[Y] en Kastanjehof betwisten dat [X] voorafgaand aan de werkzaamheden heeft geïnformeerd naar de aanwezigheid van leidingen op het perceel en zelfs al zou dat het geval zijn geweest, dan had [X] daar niet op mogen vertrouwen, maar alsnog een KLIC-melding moeten doen. Op [X] als professioneel aannemer rust immers de verplichting zich van te voren over de aanwezigheid van leidingen te informeren en hij mag daarbij niet afgaan op de mededelingen van de grondeigenaar. [Y] voert verder aan dat hij [X] tijdens de werkzaamheden heeft geattendeerd op de mogelijke aanwezigheid van leiding, voordat [X] op dat deel van het perceel was aangekomen, zodat [X] in elk geval op dat moment de werkzaamheden had moeten onderbreken teneinde een KLIC-melding te doen.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat indien komt vast te staan dat [X] vooraf heeft geïnformeerd naar de aanwezigheid van leidingen op het perceel en [Y] daar (namens Kastanjehof) op heeft geantwoord dat er geen leidingen op het perceel aanwezig waren, dit jegens [X] onzorgvuldig is geweest. [Y] wist immers dat er een olieleiding op het perceel lag en wist bovendien uit het verhaal over de lekkage tijdens de proefpersing, dat er aanzienlijke druk op die leiding stond. In dat geval dienen Kastanjehof en [Y] [X] te vrijwaren voor de schade die hij aan PPS zal dienen te vergoeden.
8.4.
Voor het geval niet komt vast te staan dat [X] naar de aanwezigheid van kabels en leidingen heeft geïnformeerd, is de rechtbank van oordeel dat het feit dat [Y] en Kastanjehof niet uit eigen beweging melding hebben gemaakt van de aanwezigheid van de leiding, niet onrechtmatig jegens [X] is geweest. [Y] en Kastanjehof mochten er immers op vertrouwen dat [X] als professioneel aannemer zelfstandig het nodige onderzoek zou verrichten.
8.5.
[X] zal worden toegelaten te bewijzen dat Kastanjehof voorafgaand aan de werkzaamheden desgevraagd heeft medegedeeld dat er geen leidingen op het perceel aanwezig waren. Als [X] slaagt in dit bewijs, zal de vordering worden toegewezen. Indien [X] niet slaagt in dit bewijs, zal de vordering worden afgewezen.

9.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
9.1.
draagt PPS op te bewijzen dat de groeven in de leiding zijn veroorzaakt door de door [X] uitgevoerde werkzaamheden,
9.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 april 2014voor uitlating door PPS of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
9.3.
bepaalt dat PPS, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
9.4.
bepaalt dat PPS, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen en woensdagen in de maanden mei tot en met augustus 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
9.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. J.K.B. van Daalen in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
9.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
9.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaken in vrijwaring
9.8.
houdt de beslissing in de vrijwaringszaken aan,
9.9.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
2 april 2014.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, mr. J.K.B. van Daalen en mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.