ECLI:NL:RBOBR:2014:1403

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
01/845958-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreigingen met geweld in Geldrop

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. De verdachte heeft op 26 november 2013 in Geldrop een mes in de richting van het hoofd van een vriendin gegooid, wat niet resulteerde in letsel, maar wel als poging tot zware mishandeling werd gekwalificeerd. Daarnaast heeft de verdachte meerdere bedreigingen geuit richting haar vriendin, haar oma en de ex-vriend van de vriendin, waarbij ze dreigende woorden gebruikte en een mes toonde. Ook heeft ze goederen van de oma van haar vriendin en van haar ex-vriend vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling en heeft haar hiervoor veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een klinische behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen voor de geleden immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen, met wettelijke rente, aan de slachtoffers van haar daden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845958-13
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Zuid Oost - HvB Ter Peel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 februari 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, met dat opzet een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1]
heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting
van het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op of omstreeks 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], meermalen, althans eenmaal
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je af" en/of "Ik steek je neer" en/of
"Ik maak je kapot" en/of heeft verdachte (daarbij) een of meerdere mes(sen)
en/of een vork vastgehad en/of aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zij op of omstreeks 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
opzettelijk en wederrechtelijk een bank en/of twee (beelden van) engeltjes
en/of een witte porseleinen vaas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
zij in of omstreeks de periode van 18 november tot en met 19 november 2013 te
Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (groene Opel Corsa
met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 november
tot en met 22 november 2013 te Eindhoven, althans in Nederland [slachtoffer 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte toen daar (telkens) opzettelijk dreigend
voornoemde [slachtoffer 3] (schriftelijk) de woorden toegevoegd: "wollah ik pleeg
zelfmoord geen grapje eentje van ons moet dood of ik of jij en heb eerlijk
gezegd geen zin om je te killen dus doe ik het zelf [slachtoffer 4]" en/of "kom je hier
aan de deur of wat ik hak je ballen der af, ja auto en je leven dus blijf je
weg en kom je mij ook niet opzoeken via kaulo fuking opstap want ik kil jou
met je 15 matties" en/of "als ik jou zien tien kogels door je lichaam hoop
dat je die overleefd net 50 cent of eminem kan je daar zielig over doen" en/of
"ik kom over twee uur langs met mes en pistool je bent er geweest" en/of "ik
heb in hun benen gesneden maatie en je bent de volgende" en/of "dus pas op,
is geen kk dreigement";
zij op of omstreeks 22 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde van
[slachtoffer 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of
voorgehouden en/of met dat mes gezwaaid en/of (daarbij) voornoemde van [slachtoffer 4]
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga ze allemaal afmaken", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
zij op of omstreeks 22 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, opzettelijk
en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [naam], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
zij op of omstreeks 26 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres]
te Nuenen, in gebruik bij [slachtoffer 4], althans bij een ander of anderen dan
bij verdachte;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in de eerste regel van feit 8 vermeld “
26november 2013” in plaats van “
22november 2013”.
De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. Uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat voor partijen duidelijk was op welke gedragingen van verdachte met deze tenlastelegging werd gedoeld.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, maar met de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder
feit 1, primairis ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij uit woede op een afstand van ongeveer vier meter, bovenhands en met kracht een mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft gegooid en dat dat mes rakelings langs het hoofd van deze [slachtoffer 1] scheerde.
Er is geen nader onderzoek naar het mes gedaan. De rechtbank stelt wel vast dat het mes waarmee gegooid is, staat afgebeeld op de bovenste foto van pagina 68 van het dossier, verdachte heeft dit namelijk ter terechtzitting verklaard.
Het mes oogt, mede gelet op het kennelijk plastic heft, als een relatief licht mes.
Niet is komen vast te staan dat het gooien van een dergelijk mes in de richting van het hoofd van een ander, waarbij dat mes het hoofd of een ander lichaamsdeel raakt, de aanmerkelijke kans met zich brengt dat degene die door dat mes wordt geraakt ten gevolge daarvan het leven zal laten.
Met het ontbreken van een aanmerkelijke kans op de dood kan voorwaardelijk opzet op het van het leven beroven niet bewezen worden. Voor een andere vorm van opzet op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] biedt het handelen van verdachte, hoe laakbaar ook, geen aanknopingspunten, zodat zij van het als feit 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Motivering van de bewezenverklaring van feit 1, subsidiair.

Door de rechtbank dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of er sprake is van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1].
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het op voornoemde wijze van gooien van een mes zwaar lichamelijk letsel, met name in de vorm van oogletsel oploopt, aanmerkelijk te noemen. De gedragingen van verdachte waren dan ook geëigend om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte had zich dit ook moeten realiseren. Dit heeft haar er niet van weerhouden om met een mes in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] te gooien.
Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en is het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve het onder 1, subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
Subsidiair
op 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
op 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], meermalen, dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en "Ik steek je neer" en "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en heeft verdachte daarbij messen en een vork vastgehad en aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond
op 26 november 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk en wederrechtelijk een bank en twee beelden van engeltjes en een witte porseleinen vaas, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield en/of beschadigd
in de periode van 18 november tot en met 19 november 2013 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (groene Opel Corsa met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd
op tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november tot en met 22 november 2013 te Eindhoven, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar telkens opzettelijk dreigend
voornoemde [slachtoffer 3] schriftelijk de woorden toegevoegd:
"kom je hier aan de deur of wat ik hak je ballen der af, ja auto en je leven dus blijf je
weg en kom je mij ook niet opzoeken via kaulo fuking opstap want ik kil jou
met je 15 matties" en
"ik kom over twee uur langs met mes en pistool je bent er geweest" en "ik
heb in hun benen gesneden maatie en je bent de volgende" en "dus pas op,
is geen kk dreigement"
op 22 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde van [slachtoffer 4] een mes getoond en voorgehouden en met dat mes gezwaaid
op 22 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, toebehorende aan [naam], heeft vernield
op 22 november 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres] te Nuenen, in gebruik bij [slachtoffer 4]
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 tot en met 8 wettig en overtuigend bewezen en vordert de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Als bijzondere voorwaarde dient reclasseringstoezicht te worden opgelegd, waarbij verdachte zich moet houden aan de meldplicht en een locatieverbod. Ook moet zij zich, zoals beschreven in het reclasseringsrapport, klinisch laten opnemen bij GGzE “De Woenselse Poort” te Eindhoven voor de duur van maximaal twee jaar of zoveel korter als de behandelaars verantwoord achten. Aansluitend aan de klinische opname dient verdachte mee te werken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een vriendin, meerdere vernielingen/beschadigingen van goederen van de oma van haar vriendin en de ex-vriend van verdachte, meerdere bedreigingen in de richting van genoemde vriendin, de oma van die vriendin en de ex-vriend van verdachte, alsmede richting haar eigen oma en het wederrechtelijk binnendringen van de woning van haar oma.
Verdachte heeft door haar handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Vooral de bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op hen hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er ter zitting blijk van heeft gegeven dat zij de ernst van het door haar aan haar slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door GZ-psycholoog drs. J.J.M. van der Heijden van 29 januari 2014 blijkt voorts, dat de door haar gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan haar kunnen worden toegerekend. Ook dit betrekt de rechtbank bij de op te leggen straf, alsmede de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf ook rekening gehouden met hetgeen uit de reclasseringsrapporten d.d. 27 januari 2014 en 11 maart 2014 naar voren komt. Uit het rapport blijkt onder meer dat er op meerdere leefgebieden problemen zijn. Voorts blijkt uit het rapport dat de kans op recidive hoog is. De reclassering acht een klinische opname voor de duur van twee jaar noodzakelijk. De reclassering adviseert daarnaast ook om reclasseringstoezicht, een locatieverbod alsmede de verplichting om na afloop van de klinische opname mee te werken aan een plaatsing in een (begeleide) woonvoorziening op te leggen. De rechtbank acht, gelet op de bewezenverklaarde feiten in combinatie met de hierna te noemen straf die aan verdachte zal worden opgelegd, de geadviseerde en geëiste duur van klinische opname te fors en zal deze duur beperken tot maximaal één jaar. Dit neemt niet weg dat verdachte uit vrije wil langer klinisch opgenomen kan blijven.
Het locatieverbod zal de rechtbank niet opleggen, nu de rechtbank ervan overtuigd is dat de klinische opname het recidiverisico (in ieder geval gedurende de klinische opname zelf) voldoende terug zal dringen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving evenwel niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1, subsidiair en feit 2).
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de wettelijke rente.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eerste indiening van de vordering (te weten: 11 maart 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eerste indiening van de vordering (te weten: 11 maart 2014) tot aan de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 en feit 3).

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht alsmede de wettelijke rente.
De verdediging heeft aangevoerd dat de schadevergoeding voor de bank lager moet zijn, omdat het aangehaalde voorbeeld van marktplaats twee bankstellen met een totale waarde van € 600,00 betreft, terwijl in casu sprake is van één bank. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding (posten “vaas”, “engeltjes” en “bank”). De post “bank” zal tot een bedrag van € 300,00 worden toegewezen, nu uit de onderbouwing blijkt dat de waarde van twee vergelijkbare banken € 600,00 is.
De immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eerste indiening van de vordering (te weten: 30 december 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ter zake van de voor de bank gevorderde materiële schadevergoeding voor zover deze een bedrag van € 300,00 te boven gaat nu dat deel van de schade onvoldoende is onderbouwd en door de verdediging is betwist. Het aanhouden van de zaak ten behoeve van een nadere onderbouwing daarvan is onevenredig belastend voor het strafproces.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eerste indiening van de vordering (te weten: 30 december 2013) tot aan de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 4).

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 250,=, zijnde de getaxeerde schade. De overige gevorderde schadevergoeding dient te worden afgewezen omdat niet vast staat dat deze schade daadwerkelijk is geleden. Tevens oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de wettelijke rente.
De verdediging heeft ingestemd met het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding (posten “autoschade” en “expertisekosten”).
De rechtbank zal de overige onderdelen van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 138, 285, 302, 350.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1 primair:
Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder
feit 1 primairten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
T.a.v. feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 7:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
T.a.v. feit 8:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3
jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich ten behoeve van een klinische behandeling laat opnemen in de "Woenselse Poort" van de GGzE te Eindhoven voor de duur van maximaal één jaar, waarbij zij zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- na het doorlopen van het klinische behandeltraject, mee werkt aan plaatsing in een (begeleide) woonvoorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, aldaar te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.

T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2:

Maatregel van schadevergoeding van € 569,27 subsidiair 11 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 569,27 (zegge: vijfhonderdnegenenzestig euro en zevenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 550,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 19,27 materiële schadevergoeding (post "reiskosten").
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 11 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van € 569,27 (zegge: vijfhonderdnegenenzestig euro en zevenentwintig eurocent), te weten € 550,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 19,27 materiële schadevergoeding (post "reiskosten").
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 11 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

T.a.v. feit 2, feit 3:

Maatregel van schadevergoeding van € 663,50 subsidiair 13 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]van een bedrag van € 663,50 (zegge: zeshonderddrieënzestig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 290,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 373,50 materiële schadevergoeding (post "vaas" (€ 50,=) , "engeltjes" (€ 23,50) en "bank" (€ 300,=)).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 30 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], van een bedrag van € 663,50 (zegge: zeshonderddrieënzestig euro en vijftig eurocent), te weten € 290,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 373,50 materiële schadevergoeding (post "vaas" (€ 50,=) , "engeltjes" (€ 23,50) en "bank" (€ 300,=)).
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, te weten 30 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

T.a.v. feit 4:

Maatregel van schadevergoeding van € 328,65 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 328,65 (zegge: driehonderdachtentwintig euro en vijfenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post " schade" en "expertisekosten ").
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[slachtoffer 3], van een bedrag van € 328,65 (zegge driehonderdachtentwintig euro en vijfenzestig eurocent), te weten materiële schadevergoeding (post "schade" en "expertisekosten").
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 26 maart 2014.