In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 maart 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die oorspronkelijk ter beschikking was gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 20 april 2007. De vordering tot verlenging werd ingediend door de officier van justitie op 28 januari 2014, met het verzoek om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 maart 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord.
De rechtbank heeft verschillende rapporten in overweging genomen, waaronder adviezen van de Reclassering Nederland en psychiatrische en psychologische onderzoeken. De reclassering concludeerde dat de terbeschikkinggestelde zijn meldplicht goed nakomt en dat er geen incidenten zijn voorgevallen. De rapporten van psychiater dr. E.D.M. Masthoff, psycholoog G.M. Jansen en psychiater R. Ladee gaven aan dat er geen sprake meer is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde. De deskundigen adviseerden om de TBS-maatregel te beëindigen, omdat het recidiverisico laag is.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die de verlenging van de TBS-maatregel vroeg, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De beslissing is genomen op basis van de conclusies van de reclassering en de deskundigen, die allen van mening waren dat de terbeschikkinggestelde voldoende was gerehabiliteerd en geen gevaar meer vormde voor de samenleving. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling afgewezen, waarmee de terbeschikkingstelling is beëindigd.