ECLI:NL:RBOBR:2014:1295

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
01/855114-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 maart 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die oorspronkelijk ter beschikking was gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 20 april 2007. De vordering tot verlenging werd ingediend door de officier van justitie op 28 januari 2014, met het verzoek om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 maart 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank heeft verschillende rapporten in overweging genomen, waaronder adviezen van de Reclassering Nederland en psychiatrische en psychologische onderzoeken. De reclassering concludeerde dat de terbeschikkinggestelde zijn meldplicht goed nakomt en dat er geen incidenten zijn voorgevallen. De rapporten van psychiater dr. E.D.M. Masthoff, psycholoog G.M. Jansen en psychiater R. Ladee gaven aan dat er geen sprake meer is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde. De deskundigen adviseerden om de TBS-maatregel te beëindigen, omdat het recidiverisico laag is.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die de verlenging van de TBS-maatregel vroeg, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De beslissing is genomen op basis van de conclusies van de reclassering en de deskundigen, die allen van mening waren dat de terbeschikkinggestelde voldoende was gerehabiliteerd en geen gevaar meer vormde voor de samenleving. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling afgewezen, waarmee de terbeschikkingstelling is beëindigd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/855114-05
Uitspraakdatum: 14 maart 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te[geboorteplaats] op [1987],
verblijvende aan de [adres].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 april 2007 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 13 maart 2013 met één jaar verlengd. Daarbij is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 28 januari 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het verlengingsadvies van de Reclassering Nederland, advies- en toezichtunit 2 Zuid te Breda van 16 januari 2014;
  • het rapport van een psychiatrisch onderzoek in het kader van een TBS-verlengingsadvies van psychiater dr. E.D.M. Masthoff van 28 november 2013;
  • het rapport van een psychologisch onderzoek in het kader van een 6-jaars verlengingsadvies van psycholoog G.M. Jansen van 30 december 2013;
  • het rapport van een psychiatrisch onderzoek in het kader van een 6-jaars verlengingsadvies van psychiater R. Ladee van 27 december 2013;
  • de voortgangsverslagen toezicht van de Reclassering Nederland van 27 januari 2014, 16 januari 2014 en 21 oktober 2013 betreffende de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, opzetheling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven van bedreiging en vrijheidsberoving betreffen misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van de reclassering is onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende gesteld:
Met ingang van 8 maart 2013 zijn de meldplichtcontacten bij Reclassering Nederland opgestart. [terbeschikkinggestelde] heeft zich tot half oktober 2013 wekelijks bij de reclassering gemeld. Daarna is de meldplichtfrequentie verlaagd naar eens in de twee weken. [terbeschikkinggestelde] komt zijn afspraken trouw na. Hij houdt zich aan de hierboven gestelde voorwaarden.
[terbeschikkinggestelde] werkt in dienstverband en komt op de reclassering over als een harde werker die voldoening haalt uit de goede resultaten die hij in zijn werk behaald. Zijn werk, maar ook andere positieve ervaringen van de afgelopen maanden, geven hem een bepaalde status waar hij zeer tevreden mee lijkt. Hij zegt geen contacten meer te onderhouden met mensen uit het criminele circuit.
Wat de reclassering betreft heeft hij een groei doorgemaakt in zijn gedrag en houding. Gericht op de inhoud van het toezicht tot heden kan gesteld worden dat toezichthouder het eens is met het feit dat er in de laatste risicotaxatie benoemt wordt dat het recidiverisico op de dynamische onderdelen, deze betreffen het persoonlijk functioneren van betrokkene in algemene actuele zin, laag is.
Gelet op wat de reclassering gedurende de toezichtperiode heeft kunnen controleren over de invulling van zijn leven, wat [terbeschikkinggestelde] tot dit moment in het toezicht heeft besproken, het positief verloop van het toezicht, het ontbreken van incidenten dan wel ander predelictgedrag, de positieve invulling van de leefgebieden (werk netwerk, sociale contacten, financiën) adviseert de reclassering de maatregel van de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
In voornoemd rapport van psychiater dr. E.D.M. Masthoff van 28 november 2013 is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:
Bij betrokkene is er sprake van een scheefgroei in de persoonlijke ontwikkeling te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en afnemende antisociale kenmerken. De ernst van de persoonlijkheidsstoornis is verminderd en indien het huidig positief functioneren van betrokkene zich voortzet, kan de diagnose op enig moment
komen te vervallen.
Het historische recidiverisico is hoog. Echter het klinische en toekomstige recidiverisico zijn laag. Ondergetekende schat de kans als laag in dat betrokkene recidiveert in (gewelddadig) delictgedrag. Ondergetekende is van mening dat er bij betrokkene geen noodzaak meer is tot behandeling en/of begeleiding en voorts dat hij zelf in staat geacht moet worden om een adequaat risicomanagement uit te voeren, ook bij het wegvallen van het TBS kader.
Ondergetekende adviseert om de TBS maatregel van betrokkene te beëindigen.
In voornoemd rapport van psycholoog G.M. Jansen van 30 december 2013 is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:
Sinds in maart 2013 de terbeschikkingstelling met verpleging voorwaardelijk is beëindigd, zijn er geen noemenswaardige problemen en hebben zich geen incidenten voorgedaan. Weliswaar is de periode dat betrokkene door de reclassering begeleid wordt in het kader van een voorwaardelijke beëindiging kort (vanaf maart 2013), maar dit verloopt voorspoedig en sluit aan bij het functioneren dat betrokkene sinds het begin van zijn resocialisatie (december 2010) laat zien. Sinds oktober 2011 verblijft betrokkene al grotendeels buiten de kliniek en doen er zich geen grote problemen voor in zijn functioneren.
In het laatste verlengingsadvies van de kliniek (december 2012) wordt uitgegaan van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Deze persoonlijkheidsstoornis wordt in het huidige functioneren van betrokkene niet teruggezien.
Er kan niet meer worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis bij betrokkene.
Het risico op geweldsdelicten soortgelijk aan het indexdelict is laag omdat er geen stoornis is en betrokkene tevens vanaf 2005 geen delictgerelateerd gedrag laat zien, ook niet in een situatie van toename van vrijheden en verminderde structuur. Verdere behandeling of begeleiding is niet nodig.
Geadviseerd wordt de tbs-maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen omdat het recidiverisico zowel op de korte als lange termijn laag is en vanwege het stabiele
functioneren van betrokkene.
In voornoemd rapport van psychiater R. Ladee van 27 december 2013 is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld:
Onderzochte is niet lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van
zijn geestvermogens. Onderzoeker is het niet eens met de als laatste gestelde diagnose van de kliniek (een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken). Betrokkene functioneert inmiddels in maatschappelijke zin al enige jaren op een aanvaardbare manier en er zijn daarnaast geen signalen dat anderen last hebben van de manier waarop betrokkene zich in sociale zin of binnen zijn werkkring opstelt. Er kan derhalve niet meer worden gesproken van een klinisch relevante persoonlijkheidsstoornis.
Het risico op geweldsdelicten wordt door onderzoeker bij het onmiddellijk opheffen van
de maatregel en het daarmee wegvallen van een dwingend behandelkader zowel op de
korte termijn alsook op de (middel)lange termijn als laag ingeschat. Betrokkene is inmiddels voldoende gereïntegreerd binnen de burgermaatschappij en er is sprake van een goed steunend netwerk. Zowel klinische alsook toekomstige factoren die zouden kunnen
duiden op een verhoogd risico op recidive zijn afwezig en er zijn ook voldoende protectieve factoren aanwezig.
De kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor onderzochte de maatregel terbeschikkingstelling kreeg opgelegd wordt als laag ingeschat. Betrokkene heeft er inmiddels een aantal jaren geleden duidelijk voor gekozen af te zien van een carrière binnen de criminaliteit en heeft op methodische en voortvarendheid wijze al zijn pijlen gericht op het maken van een carrière binnen de burgermaatschappij. Daarin lijkt hij inmiddels reeds goed geslaagd. Onderzoeker verwacht niet dat betrokkene opnieuw zal vervallen in crimineel gedrag. Verdere begeleiding in een juridisch kader biedt geen meerwaarde.
Onderzoeker adviseert uw college de maatregel van terbeschikkingstelling te beëindigen.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met me. Ik heb me snel ontwikkeld, heb veel zekerheden opgebouwd op sociaal vlak en op de arbeidsmarkt en ik ben heel tevreden. Ik blijf voorlopig nog bij mijn ouders wonen. Op lange termijn is de uitdaging en doelstelling om het familiebedrijf in Duitsland uit te bouwen. Middelengebruik is niet meer aan de orde.
De officier van justitie voert het woord. Hij wijzigt mondeling zijn vordering in die zin dat hij thans vordert de vordering af te wijzen wegens het ontbreken van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde en het geringe risicogevaar.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen zodat de maatregel van terbeschikkingstelling eindigt.
De rechtbank overweegt het volgende.
De reclassering concludeert in haar verlengingsadvies van 16 januari 2014 dat het recidiverisico laag is
.
Psychiater dr. E.D.M. Masthoff concludeert in zijn rapport van 28 november 2013
eveneens dat het klinische en toekomstige recidiverisico laag zijn en schat de kans dat de terbeschikkinggestelde recidiveert in (gewelddadig) delictgedrag als laag in, ook bij het wegvallen van het TBS kader
.
In de rapporten van psycholoog G.M. Jansen van 30 december 2013 en van psychiater
R. Ladee van 27 december 2013, uitgebracht in het kader van een 6-jaars verlengingsadvies,
concluderen deze deskundigen dat geen sprake (meer) is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de terbeschikkinggestelde en dat het recidiverisico gering is.
Zowel de reclassering als de hiervoor genoemde deskundigen in hun afzonderlijke rapporten adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling te beëindigen.
De rechtbank verenigt zich met het advies van de reclassering en de deskundigen.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer eist en de vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Wijst de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op
14 maart 2014.
Mr. B. Damen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.