ECLI:NL:RBOBR:2014:1277

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
01/995008-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak rondom dodelijke incidenten bij waterzuiveringsinstallatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, stond de verdachte terecht voor haar rol in een dodelijk incident dat plaatsvond tijdens werkzaamheden aan een waterzuiveringsinstallatie. Drie personen kwamen om het leven, en de verdachte werd beschuldigd van medeplegen van deze feiten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 25 juni 2013 en 10 maart 2014. De tenlastelegging omvatte verschillende verwijten, waaronder het niet naleven van veiligheidsvoorschriften en het niet zorgen voor een veilige werkomgeving. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en haar mededader, aangezien er geen gezagsverhouding bestond tussen de verdachte en de overleden personen. De verdachte had enkel onderdelen geleverd voor de waterzuiveringsinstallatie en was niet verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en instructies lag bij de werkgever van de slachtoffers, en niet bij de verdachte. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/995008-13
Datum uitspraak: 24 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

gevestigd te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2013 en 10 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 mei 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 maart 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 oktober 2010 te Sterksel,
gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met [medeverdachte]
en/of (een) ander(en), althans alleen, hoogst althans aanmerkelijk
onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig, één of meer personen, te weten
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], werkzaamheden heeft
laten verrichten in en/of aan en/of nabij een op het bedrijf van [medeverdachte] aan de
[adres 2] (in een loods) gelegen (mobiele) (afval)waterzuiverings-
installatie, althans deze installatie door voornoemde personen (onbeschermd)
heeft laten betreden, immers heeft zij en/of haar mededader(s)
* zonder de wettelijk vereiste vergunning(en) van het bevoegd gezag voornoemde
(afval)waterzuiveringsinstallatie opgericht en in werking gehad en/of
* geen onderzoek gedaan en/of laten doen en/of geen informatie ingewonnen
en/of laten inwinnen en/of geen inventarisatie verricht en/of laten verrichten
naar de mogelijke risico's en gevaren die het werken aan en met deze (mobiele)
(afval)waterzuiveringsinstallatie met zich meebracht en/of kon brengen en/of
* de mogelijke risico's en gevaren niet vastgelegd en/of laten vastleggen in
een risico-inventarisatie en/of in een nood- en/of calamiteitenplan en/of
* vooraf geen metingen verricht om gevaren vast te stellen en/of geen
doeltreffende veiligheidsmaatregelen genomen, opdat personen/medewerkers die
ruimte zonder gevaren konden betreden, terwijl kon worden vermoed dat de
atmosfeer in deze installatie in zodanige mate stoffen, te weten
zwavelwaterstof(gas) en/of andere gevaarlijke stoffen/gassen bevatte en/of kon
bevatten, dat daardoor gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging
ontstond en/of kon ontstaan en/of
* medewerkers en/of ingeleend personeel en/of derden, niet doeltreffend
ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's
en/of alsmede over de te nemen maatregelen ter voorkoming of beperking van
risico's en/of
* medewerkers en/of ingeleend personeel en/of derden, geen, althans
onvoldoende instructies gegeven ten aanzien van het werken in en/of aan en/of
nabij de (mobiele) (afval)waterzuiveringsinstallatie en/of althans niet erop
toegezien dat gegeven instructies en voorschriften dienaangaande werden
nageleefd en/of
* medewerkers en/of ingeleend personeel en/of derden, geen, althans
ontoereikende en/of onvoldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor het
werken in en/of aan en/of nabij deze installatie verstrekt en/of
* niet gezorgd voor de veiligheid en/of gezondheid van medewerkers en/of ingeleend
personeel en/of derden inzake alle met de werkzaamheden verbonden aspecten met
betrekking tot de (afval)waterzuiveringsinstallatie en/of heeft zij daartoe
geen beleid gevoerd dat was gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden
en/of de werkzaamheden (aan en/of in en/of nabij die installatie) niet zodanig
georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitging op de veiligheid en de
gezondheid van voornoemde personen en/of
* geen doeltreffende maatregelen getroffen op het gebied van eerste hulp bij
ongevallen en/of
* de werkzaamheden aan de (afval)waterzuiveringsinstallatie niet gecoördineerd
of laten coördineren, onder meer waardoor onduidelijk en/of bij verdachte
en/of haar mededader(s) onbekend was welke werkzaamheden [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 3] verrichtte(n) aan (een onderdeel van) deze installatie,
tengevolge waarvan aan haar, verdachtes en/of haar mededaders schuld te wijten
is geweest dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] zijn
blootgesteld aan zwavelwaterstof en/of andere gevaarlijke stoffen/gassen,
waardoor hij/zij zodanig letsel heeft/hebben bekomen dat hij/ zij aan de
gevolgen daarvan is/zijn overleden;
artikel 307, eerste lid Wetboek van strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
Het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat,
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 oktober 2010 te Sterksel,
gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, wederrechtelijk (een) stof(fen), te weten zwavelwaterstof(gas) en/of
andere gevaarlijke stoffen/gassen in de lucht werd(en) gebracht, terwijl
daarvan levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was en het feit iemands
dood ten gevolge (heeft ge)had, aangezien toen aldaar door verdachte en/of
haar mededader(s) zonder de wettelijk vereiste vergunning(en) van het
bevoegde gezag, een (mobiele) (afval)waterzuiveringsinstallatie was opgericht
en in werking was/werd gehouden waarbij zwavelwaterstof(gas) en/of andere
gevaarlijke stoffen en/of gassen vrijkwam(en) en/of in de lucht werden
gebracht, terwijl geen, althans onvoldoende, maatregelen werden/waren genomen
om te voorkomen dat ter plaatse werkzame personen en/of derden in aanraking
kwamen of zouden kunnen komen met die vrijkomende gassen/stoffen ten gevolge
waarvan drie personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 2] voornoemde stof(fen) en/of gas(sen) hebben ingeademd en zijn
overleden
artikel 173b, aanhef en onder 2e Wetboek van strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht op gronden zoals verwoord in haar ter zitting van 10 maart 2014 overgelegde schriftelijk requisitoir het primair tenlastegelegde bewezen.
De officier van justitie vordert een geldboete van € 40.000,--.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte is op gronden zoals verwoord in zijn ter zitting van 10 maart 2014 overgelegde schriftelijke pleitaantekeningen van mening dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard en heeft vrijspraak bepleit.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde oordeelt de rechtbank als volgt.
Op het bedrijventerrein [naam 1] aan [adres 2] in Sterksel vindt recycling plaats van afvalstoffen uit de landbouw, de bouw en de wegenbouw. [medeverdachte] (hierna te noemen [medeverdachte]) beheert alle inkomende en uitgaande afvalstromen. Voor de waterhuishouding op dit bedrijventerrein is een rioolsysteem aangelegd. Het terreinwater wordt afgevoerd naar bassins achter op het terrein. Het water dat in deze bassins is opgeslagen mag, gezien de kwaliteit van het water, niet worden geloosd op het oppervlaktewater. In een loods op het bedrijventerrein [naam 1] wordt daarom in opdracht van [medeverdachte] in de eerste maanden van 2010 een waterzuiveringsinstallatie gebouwd. Een drietal onderdelen van de waterzuiveringsinstallatie, te weten een UltraFiltratie-unit (UF-unit), een Reversed Osmose filtratie-unit (RO-unit) en een Dissolved Air Filtration installatie (DAF-unit) werden geleverd door verdachte.
[slachtoffer 2], was verantwoordelijk voor de waterzuiveringsinstallatie en was in vaste dienst van [medeverdachte]. Naast [slachtoffer 2] waren ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] betrokken bij de waterzuiveringsinstallatie. [slachtoffer 1] had een jaarcontract bij [medeverdachte] en [slachtoffer 3] was een ingeleende uitzendkracht eveneens bij [medeverdachte].
De rechtbank staat voor de vraag of het ten laste gelegde kan worden toegerekend aan verdachte. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] de werkgever was van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], dat er een gezagsverhouding bestond tussen [medeverdachte] en haar werknemers en dat de werkzaamheden aan en nabij de waterzuiveringsinstallatie door [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] werden verricht in opdracht van [medeverdachte]. Van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met [medeverdachte], gericht op het laten verrichten van werkzaamheden aan de waterzuiveringsinstallatie door voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], is niet gebleken. Verdachte zal dan ook in zoverre van dit feit dienen te worden vrijgesproken. Voor wat betreft het tenlastegelegde aspect dat verdachte (tezamen en in vereniging met [medeverdachte]) deze installatie door genoemde personen (onbeschermd) heeft laten betreden geldt het volgende.
Voor zover dit “betreden” letterlijk beziet het beslissen over de toegang van de loods met de installatie, ligt de zeggenschap en ook de primaire verantwoordelijkheid daarover volledig bij [medeverdachte] als eigenaar van de loods en de installatie en niet bij verdachte, nu niet is gebleken dat verdachte voornoemde personen opdracht heeft gegeven tot het betreden van die ruimte.
Voor zover de tenlastelegging behelst dat verdachte medeverantwoordelijk wordt gehouden voor het feit dat dit betreden niet geschiedde met inachtneming van de noodzakelijke instructies en veiligheidsmaatregelen gaat het in feite - zoals door de officier van justitie ter zitting is verwoord – om het niet naleven van een in de visie van de officier van justitie op verdachte rustende waarschuwingsplicht. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat het zandfilter en de ongevalscontainer niet zijn geleverd of geplaatst door verdachte, en dat de aansluitingen van deze onderdelen niet door haar zijn vervaardigd en aangelegd. Het is [medeverdachte] zelf die deze onderdelen in de installatie heeft opgenomen. Voor deze onderdelen heeft verdachte ook niet het onderhoud op zich genomen. De omstandigheid dat verdachte zich jegens [medeverdachte] niet heeft verzet tegen het opnemen van deze onderdelen in de installatie acht de rechtbank onvoldoende om te komen tot de kwalificatie van medeplegen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen is - kortgezegd -naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de rol van verdachte verder strekte dan het leveren van onderdelen voor de waterzuiveringsinstallatie en het onderhoud ervan.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2014.