“Betrokkene is vanwege het plegen van verkrachting veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Bij de totstandkoming van het delict van betrokkene lijken met name het psychiatrisch toestandsbeeld en de persoonlijkheids pathologie een belangrijke rol te hebben gespeeld. Betrokkene is gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis, waarbij er sprake is van de aanwezigheid van (grootheids)wanen, hallucinaties en chaotisch gedrag in combinatie met stemmingsfactoren van manische en depressieve aard. Daarnaast is ook sprake van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en narcistische trekken. Dergelijke trekken werden verstrekt door de ten tijde van het indexdelict aanwezige grootheidswanen. Zo was betrokkene overtuigd van zijn speciale rol als profeet, namelijk het verwekken van een blank kind met blauwe ogen waardoor ook hijzelf blank zou worden. Bovendien was er sprake van agressiedisregulatie en impulsdoorbraken. Daarnaast was er toentertijd bij betrokkene sprake van een slechte maatschappelijke inbedding en beperkte sociale vaardigheden. In de vorige kliniek, [kliniek 1], was sprake van een impasse in de behandeling. Na herselectie verblijft betrokkene in de [kliniek] op afdeling [afdeling]tot 23 november 2011, een extra beveiligde afdeling voor patiënten met een psychotische kwetsbaarheid. Vervolgens is hij overgeplaatst naar Behandeling 1, een zorggerichte behandelafdeling voor patiënten met een ernstige psychotische kwetsbaarheid. Er is sprake van een toename van stabiliteit in het psychiatrisch beeld, waarbij de auditieve hallucinaties en de stemmingsinstabiliteit naar de achtergrond zijn verschoven. Betrokkene verblijft vanwege een beperkt ziektebesef tot nu toe alle behandelonderdelen weigeren. Hij verleent meer medewerking dan in[kliniek 1], wanneer het gaat om het volgen van een dagprogramma. Op eigen initiatief gebruikt hij antipsychotische medicatie ter vermindering van de stemmingsinstabiliteit, impulsiviteit agitatie en agressie. Dit is een belangrijk onderdeel van het risicomanagement. Hoewel het horen van stemmen minder frequent en minder prominent aanwezig is, blijft het waansysteem van betrokkene ten alle tijden overeind, het is medicatie resistent gebleken. Betrokkene gelooft er dan ook nog stellig in de profeet te zijn. Er is dus sprake van een partieel effect. Hoewel er over het algemeen meer stabiliteit is bereikt in het toestandsbeeld, is er nog wel sprake van een verhoogd risico op recidive. De risicofactoren zijn vrijwel onveranderd aanwezig sinds het indexdelict. Bij het wegvallen van de geboden structuur vormen betrokkenes waandenkbeelden de voornaamste risicofactor, samenhangend met terugkerende interpersoonlijke moeilijkheden (persoonlijkheidsproblematiek). Het gebruik van cannabis zal accelererend werken in het verder afglijden. De kans op delinquent gedrag is groot wanneer betrokkene psychotisch is, maar bestaat daarnaast ook vanwege de antisociale persoonlijkheidsproblematiek.
Het is tot op heden, los van het gebruik van anti-psychotische medicatie en het meer volgen van een dagprogramma, nog niet mogelijk gebleken om betrokkene verder te motiveren tot het deelnemen aan behandeling. Er wordt een mogelijkheid geacht dat het aangevraagde begeleid verlof hier een nieuwe stimulans in kan bieden.
Vooralsnog is op basis van de herhaalde en langdurige behandelimpasse het lange termijn doel om samen met betrokkene toe te werken naar een vervolgvoorziening in de langdurig forensisch psychiatrische zorg. Afhankelijk van de bevindingen die het begeleid verlof met zich meebrengt, kan dit doel nog bijgesteld worden. Het voorgenomen traject zal de duur van twee jaar te boven gaan. Voortgezet toezicht onder de maatregel van de terbeschikkingstelling zal noodzakelijk zijn om de continuïteit van toezicht en psychiatrische behandeling te waarborgen, te trachten een ingang voor behandeling te creëren en om toe te kunnen werken naar een passende vervolgvoorziening.
Dankzij het consequent aanbieden van een duidelijke structuur in combinatie met stemmingsstabiliserende en antipsychotische medicatie functioneert betrokkene redelijk stabiel. Psychotische symptomen zijn door de medicatie verminderd, maar feitelijk is er sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Duidelijk is dat betrokkene gedurende zijn verdere leven intensieve psychiatrische behandeling en begeleiding nodig zal hebben. Met het oog op stabilisatie en recidivepreventie blijft het gebruik van antipsychotica geïndiceerd.
Wij adviseren de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor betrokkene te verlengen met de duur van twee jaar.”