Uitspraak
2.[eisers 2], te [woonplaats], eisers
[vergunninghoudster], te Heeze, vergunninghoudster (gemachtigde: mr. drs. H.A. Pasveer).
Ingevolge artikel 3.1, aanhef, en onder b, van de planregels zijn deze gronden bestemd voor bedrijven uit de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een perceelsoppervlakte van minimaal 1.000 m2 en maximaal 5.000 m2.
Ingevolge artikel 3.1, onder i, van de planregels geldt dat indien de bestaande perceelsoppervlakte van een bedrijf ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt van 5.000 m2, deze oppervlakte geldt als de maximale oppervlakte.
Voor zover eisers veronderstellen dat van belang is of het bedrijf van vergunninghoudster was toegestaan ingevolge het vorige bestemmingplan “Ginderover 4e herziening 1997”, deelt de rechtbank die opvatting niet. Artikel 3.1, aanhef en onder b, van de planregels is niet beperkt tot bedrijven die bestonden ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, maar laat alle bedrijven bij recht toe die voldoen aan de voorwaarden als daarin gesteld. De bestaande situatie is slechts in zoverre relevant dat, indien een bedrijf voldoet aan de voorwaarden als in die regel gesteld, maar ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan groter is dan 5.000 m2, de oppervlakte zoals die toen aanwezig was, geldt als maximale oppervlakte.
Het rapport van Wematech van 3 juni 2011, dat behoort bij de aanvraag, bevat een onderbouwing van de inpasbaarheid van de bedrijfsvoering. Daaruit blijkt dat de richtwaarden voor de aspecten stof en geur (categorie 3-bedrijven), zijn gelegen op de inrichtingsgrens. Wat betreft het aspect geluid is tot uitgangspunt genomen dat het bedrijf op 100 m moet voldoen aan de waarden die de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” aanbeveelt voor een rustig woongebied met weinig verkeer, ter hoogte van 45, 40 en 35 dB(A), gedurende de dag-,avond- onderscheidenlijk nachtperiode. Dat type gebied sluit aan bij de typering rustige woonwijk uit de VNG-handreiking “Bedrijven en milieuzonering” dat voor categorie 3-bedrijven voor geluid een afstand van 100 m aanbeveelt. Op 19 oktober 2011 heeft vergunninghoudster de aanvraag aangevuld met een nader onderzoek voor het aspect geluid. Daarbij zijn alle objecten buiten de inrichting uit het model verwijderd, zodat in dat model aan de zijde van de inrichting die het dichtstbij is gelegen bij de woningen van onder andere eisers geen afscherming plaatsvindt. De maatregelen en voorzieningen binnen de eigen inrichting mogen wel meegenomen worden. Het onderzoek van 19 oktober 2011 bevat de conclusie dat ook met die uitgangspunten, de geluidhinder die het bedrijf veroorzaakt, overeenkomt met de geluidhinder die een bedrijf uit categorie 3 op 100 m pleegt te veroorzaken. Bij brief van 28 september 2011 heeft verweerder meegedeeld dat het akoestisch onderzoek aantoont dat de bedrijfsactiviteiten, waaronder de nieuwe sorteerinstallatie, het bedrijf een uitstraling geven die past bij een bedrijf dat behoort tot categorie 3. Voorts hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek van Wematech gebreken vertoont of onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bedrijf van vergunninghoudster na de aangevraagde wijziging wat betreft invloed op de omgeving gelijk is te stellen met bedrijven uit de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en dat de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het betoog van eisers faalt.
Ingevolge voorschrift 4.1.1 moeten, indien bij het laden en lossen, op- en overslaan en bewerken van (afval)stoffen, ondanks alle maatregelen de stofverspreiding zodanig is dat over een afstand van meer dan 2 meter van de bron sprake is van visuele stofhinder, de werkzaamheden die hier de oorzaak van zijn, terstond worden gestaakt.
Ingevolge voorschrift 4.3.1 moeten tijdens het sorteren van bouw- en sloopafval voldoende en adequate maatregelen worden getroffen om stofhinder te voorkomen.