Op 21 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2013 in Eindhoven betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat zij een fietser, genaamd [slachtoffer], heeft aangereden. Het ongeval vond plaats op de Halsterweg, waar de verdachte met haar auto over de fietsstrook reed en de fietser aanreed, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een schedelbasisfractuur en andere ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat zij niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen bij het rijden op een weg waar ook fietsers aanwezig waren.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een geldboete van € 1.000,- opgelegd, waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte voor drie maanden ontzegd de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, eveneens voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar spijt over het gebeurde en het feit dat zij sindsdien geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.