ECLI:NL:RBOBR:2014:1238
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van bijdrageplicht en gebruikersvergoeding na beëindiging relatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot de betaling van een bedrag van € 21.155,59, dat zij stelt te vorderen op basis van de bijdrageplicht uit hoofde van artikel 3:172 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres en gedaagde hebben een affectieve relatie gehad en gezamenlijk een woning gekocht, waarbij eiseres een aanzienlijk bedrag heeft bijgedragen aan de aankoop. Na de beëindiging van hun relatie heeft eiseres de woning verlaten, terwijl gedaagde in de woning is blijven wonen. Eiseres vordert onder andere een gebruikersvergoeding voor de periode dat gedaagde in de woning verbleef na haar vertrek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW, maar oordeelt dat de door eiseres gevorderde bedragen niet kunnen worden toegewezen. De rechter concludeert dat de betaling van het bedrag van € 25.351,10 door eiseres niet kan worden gekwalificeerd als een uitgave ten behoeve van de gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 3:172 BW. Ook de vordering tot betaling van een gebruikersvergoeding wordt afgewezen, omdat er geen afspraken zijn gemaakt over een dergelijke vergoeding en er geen overwaarde op de woning was.
De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 800,00. Dit vonnis is uitgesproken op 27 februari 2014 door mr. C. Schollen-den Besten, kantonrechter.