ECLI:NL:RBOBR:2014:1236

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
01/839633-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs voor opzet bij poging tot moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde medeplichtigheid te komen, bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de gedraging van de dader en op de dood van het slachtoffer. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 4 oktober 2013, 18 november 2013 en 6 maart 2014, zijn er geen bewijsmiddelen gepresenteerd die erop wijzen dat de verdachte op de hoogte was van een plan om het slachtoffer om het leven te brengen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er opzet bij de verdachte bestond met betrekking tot het gronddelict, de moord op het slachtoffer.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. De officier van justitie concludeerde dat het opzet van de verdachte op de poging tot moord niet bewezen kon worden, en pleitte voor vrijspraak. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, en vroeg eveneens om vrijspraak.

Na zorgvuldige overweging heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is op 20 maart 2014 openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839633-12
Datum uitspraak: 20 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2013, 18 november 2013 en 6 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 september 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] (geboren op [1989]) en/of [medeverdachte 2] (geboren op
[1968]) en/of een of meer andere personen op of omstreeks 10 juni
2012 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door[medeverdachte 1] (geboren op [1989]
) en/of [medeverdachte 2] (geboren op [1968]) en/of een
of meer andere personen voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (in café[cafe 1]) met een vuurwapen
een of meer kogel(s) op korte afstand en/of in de richting van die [slachtoffer]
heeft afgevuurd (ten gevolge waarvan [slachtoffer] twee schotwonden in zijn buik
heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 10
juni 2012 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland, opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door opzettelijk
in café[cafe 1] met een telefoon een of meer foto's te maken van [slachtoffer]
en/of (vervolgens) een of meer foto's van [slachtoffer] via de telefoon te
versturen naar [medeverdachte 3], althans een vriend van[medeverdachte 1]
(geboren op [1989]), in ieder geval een persoon die aanwezig was bij
[medeverdachte 1] (geboren op [1989]) en/of in direct contact stond
met[medeverdachte 1] (geboren op [1989]);

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht -kort samengevat- het opzet van verdachte op de poging tot moord op [slachtoffer] niet bewezen. Om die reden moet verdachte naar het oordeel van de officier van justitie van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft aangevoerd -kort samengevat- dat van opzet op het delict geen sprake is, ook niet in voorwaardelijke zin. Om die reden heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat verdachte op 10 juni 2012 in de loop van de dag [medeverdachte 3] heeft bericht dat [slachtoffer] op het feest van [betrokkene 1] in café[cafe 1] in Valkenswaard aanwezig zou zijn. Toen verdachte ’s avonds op het feest van [betrokkene 1] was, heeft zij foto’s, die [betrokkene 2]die avond in het café[cafe 1] had gemaakt, van de telefoon van [betrokkene 2]doorgestuurd naar haar eigen telefoon. Een van die foto’s, te weten een (uitvergrote) opname waarop [slachtoffer] te zien was, heeft zij vervolgens doorgestuurd naar [medeverdachte 3] die vermoedelijk in direct contact stond met[medeverdachte 1] Kort daarna is [medeverdachte 1] met anderen naar café[cafe 1] gegaan en heeft direct na zijn binnenkomst op [slachtoffer] geschoten.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord te komen, dient bewezen te worden dat verdachte opzet heeft gehad op de gedraging van[medeverdachte 1], en op de dood van het slachtoffer.
Het dossier noch het onderzoek ter terechtzitting hebben bewijsmiddelen opgeleverd waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wist van een plan om [slachtoffer] om het leven te brengen. Voor opzet bij verdachte op het gronddelict, de moord op [slachtoffer], bestaat derhalve geen bewijs, zodat verdachte reeds hierom zal worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde. De overige verweren van de verdediging behoeven derhalve geen bespreking.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- Spreekt verdachte vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 20 maart 2014.