In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 maart 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder op 11 december 2002 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor poging tot doodslag en bedreiging. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 19 februari 2013, maar de officier van justitie heeft op 16 januari 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. Tijdens de openbare zitting op 4 maart 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering en de psychiater in overweging genomen, die beiden de verlenging van de terbeschikkingstelling adviseerden. De reclassering gaf aan dat de terbeschikkinggestelde onvoldoende had kunnen resocialiseren door langdurige detentie en dat er een laag tot gemiddeld recidiverisico was, afhankelijk van zijn gedrag en alcoholgebruik. De psychiater stelde dat de terbeschikkinggestelde een gemengde persoonlijkheidsstoornis had, maar dat het risico op gewelddadig gedrag laag tot matig was, mits er geen terugval in alcoholmisbruik zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste en dat de voorwaarden met betrekking tot alcoholgebruik gehandhaafd konden blijven. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, onder handhaving van de eerder gestelde voorwaarden.