ECLI:NL:RBOBR:2014:1149

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
01/840528-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in het verkeer met alcoholgebruik en letsel aan meerdere slachtoffers

Op 17 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 mei 2012 in Oss betrokken was bij een ernstig verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van ten minste 90 kilometer per uur over de Gasstraat, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens een levensgevaarlijke inhaalmanoeuvre botste hij frontaal op een tegemoetkomende auto, bestuurd door [slachtoffer 2]. Dit leidde tot ernstig letsel bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en overtreding van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte getuigde van een totaal gebrek aan respect voor het leven van anderen en dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zijn gedragingen dodelijke gevolgen zouden hebben. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit verweer en achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/840528-12
Datum uitspraak: 17 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van
strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van
hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 januari 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of andere willekeurige personen van het leven te beroven,
met dat opzet, met zijn personenauto (merk Suzuki) over de Gasstraat (gelegen in debebouwde kom van de gemeente Oss) heeft gereden met een snelheid van tenminste 90kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur (welke snelheid toen aldaar de maximum snelheid was), in elk geval met een te hogesnelheid voor de situatie ter plaatse en/of
(vervolgens) kort voor een onoverzichtelijke bocht (immers was door die bocht hettegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken), derijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is opgereden teneinde een zich vóór hemrijdende (personen)auto in te halen en/of (vervolgens) niet is uitgeweken en/of afgeremd voor een hem over die Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto(bestuurd door [slachtoffer 3]) en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer 3]middels een uitwijkmanoevre een (frontale) aanrijding wist te voorkomen) wederom niet is uitgeweken en/of afgeremd voor een hem over de Gasstraat over dezelfde rijbaantegemoetkomende personenauto (bestuurd door[slachtoffer 2]) en/of (daarbij zijn stuur heeft losgelaten) en/of (vervolgens) (nagenoeg) frontaal tegen die hem tegemoetkomende (door[slachtoffer 2] bestuurde) personenauto is gebotst en/of (vervolgens) tegen eenomheining is gebotst/gereden,
zulks terwijl verdachte zijn motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed 0,88 milligramethanol/alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, in elk geval hoger dan 0,2 milligram per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal (10 oktober 2008) eenrijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van hetrijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht, artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (de Gasstraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van deWegenverkeerswet 1994
met zijn personenauto (merk Suzuki) over de Gasstraat (gelegen in de bebouwde kom van de gemeente Oss) te rijden met een snelheid van tenminste 90 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur (welke snelheid toen aldaar de maximum snelheid was), in elk geval met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en/of
(vervolgens) kort voor een onoverzichtelijke bocht (immers was door die bocht hettegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken), de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer op te rijden teneinde een zich vóór hem rijdende (personen)auto in te halen en/of (vervolgens) niet uit te wijken en/of te remmen voor een hem over die Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [slachtoffer 3]) en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer 3] middels een uitwijkmanoevre een (frontale) aanrijding wist te voorkomen) wederom niet uit te wijken en/of te remmen voor een hem over de Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door[slachtoffer 2]) en/of (daarbij zijn stuur los te laten) en/of
(vervolgens) frontaal tegen die hem tegemoetkomende (door[slachtoffer 2] bestuurde) personenauto is gebotst en/of (vervolgens) tegen een omheining is gebotst/gereden, waardoor aan[slachtoffer 2]
  • [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten gekneusde knieën en/of een gebroken linker sleutelbeen en/of een gekneusde knie en/of een wond in de rechterknie en/of een hoofdwond en/of gekneusde tenen aan de rechtervoet of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
  • [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten

diepe laceratie rechter axilla (diepe weefselscheuring rechter oksel) en/of

linker malleolus fractuur (botbreuk linker enkel) en/of

linker calcaneus fractuur (botbreuk linker hielbeen en/of

scafolunaire dissociatie rechts (verscheuring van ligament (band van bindweefsel om een gewricht) tussen scafoïd (polsbeentje) en lunatum (één van de acht handwortelbeentjes), hetgeen kan leiden tot een invaliderende instabiliteit van de pols) en/of

avulsie fractuur ostriquetrum rechts (afscheuringsbreuk rechterhandwortelbeentje) en/of

boven- en ondertanden gekarteld afgebroken
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, artikel 8lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, artikel 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994, artikel 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994)
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0.88 milligram, in elk geval hoger dan 0.2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
(artikel 8 lid 3 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Verdachte reed op 8 mei 2012 als bestuurder van een personenauto van het merk Suzuki over de Gasstraat te Oss. [slachtoffer 1] zat naast verdachte in de auto. [2] De Gasstraat bestond ter plaatse uit één rijbaan die door middel van een dubbele onderbroken streep in twee rijstroken was verdeeld, bestemd voor het verkeer in beide richtingen. De linker- en rechterzijde van de rijbaan werd begrensd door een verhoogd trottoir. Ter plaatse gold voor bestuurders van motorvoertuigen een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. In tegenovergestelde richting reed een personenauto van het merk Volkswagen, bestuurd door [slachtoffer 3]. Achter de Volkswagen reed een personenauto van het merk Honda, bestuurd door[slachtoffer 2]. [3] Op het moment dat verdachte de Volkswagen en de Honda in tegenovergestelde richting naderde, kort voor een onoverzichtelijke bocht naar links, is verdachte de andere weghelft opgereden om een voor hem rijdende personenauto in te halen. Door naar rechts het trottoir op te sturen, kon de bestuurster van de Volkswagen een aanrijding met verdachte voorkomen. [4] Verdachte is vervolgens frontaal in aanrijding gekomen met de hem tegemoetkomende Honda, bestuurd door [slachtoffer 2]. [5] Als gevolg van dit ongeval hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en verdachte letsel bekomen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit – poging tot doodslag, meermalen gepleegd – wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte met te veel alcohol op is gaan rijden, vervolgens met een veel te hoge snelheid heeft gereden en is gaan inhalen op een punt waar dat onmogelijk was in verband met tegemoetkomend verkeer dat hem niet zou kunnen ontwijken. Verdachte heeft op geen enkele manier laten zien dat hij zijn actie wilde afbreken. In de visie van de officier van justitie heeft verdachte met dit rijgedrag willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij andere weggebruikers zou aanrijden en dodelijk zou treffen. Verdachte was zelfs bereid zichzelf en [slachtoffer 1] aan dodelijk letsel bloot te stellen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte met zijn rijgedrag voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft aangevoerd dat uit de stukken in het dossier niet blijkt dat verdachte het opzet had om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] of enig ander van het leven te beroven. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte zijn eigen dood op de koop toe heeft willen nemen. De verdediging verwijst in dit verband naar het zogenaamde Porsche-arrest (HR 15 oktober 1996, LJN: ZD0139). Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit acht de verdediging wel wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt op het moment dat hij de inhaalmanoeuvre maakte. Ook het onder 2 ten laste gelegde feit, dat verdachte met te veel alcohol op een auto heeft bestuurd, acht de verdediging wettig en overtuigend bewezen. Tot slot wijst de verdediging er nog op dat verdachte voorafgaand aan het verhoor geen consultatiebijstand van een advocaat heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Salduz.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde Salduz-verweer. De Salduz-jurisprudentie heeft betrekking op verdachten die van hun vrijheid zijn beroofd. Daarvan was in het geval van verdachte geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak ook geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die maakt dat in dit geval wel sprake was van een recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan het verhoor van verdachte. Nu verdachte zijn bij de politie afgelegde verklaring ter terechtzitting van 3 maart 2014 heeft bevestigd, valt overigens niet in te zien hoe verdachte in zijn belangen zou zijn geschaad.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht voor haar oordeel de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Getuige [slachtoffer 1] heeft op 30 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 omstreeks 16.45 uur ben ik bij mijn vriend [verdachte] in de auto gestapt. [verdachte] bestuurde de auto. [verdachte] vertelde mij dat hij diep in de problemen zat. Hij zou op 9 mei in de schuldsanering komen en hij zag het allemaal even niet meer zitten.
Nadat [verdachte] de auto gestart had, reed hij vol gas weg. Ik zag dat [verdachte] rechtsaf reed en het rode verkeerslicht negeerde en bijna een vrachtauto raakte. Daarna reed hij vol gas in de richting van het spoor. Over het spoor reden we rechtsaf de Gasstraat in. Het ging allemaal ontzettend hard. Ik hoorde dat [verdachte] tijdens het rijden riep: “Ik heb een kutleven”. Ik riep tegen [verdachte]: “Stoppen, stoppen, ik wil eruit”. [verdachte] bleef echter gewoon doorrijden vol gas. De manier waarop [verdachte] reed, kwam op mij over alsof hij met een zelfmoordpoging bezig was. Het was niet normaal. Ik kreeg geen contact met [verdachte]. Ik zag dat hij niet op mijn roepen reageerde en dat hij recht voor zich uit bleef kijken. Op de Gasstraat reden we zeker 90 à 100 kilometer per uur. We ging zo hard door een bocht, dat we volgens mij met twee wielen van de grond gingen. Verderop ging [verdachte] links rijden. Hij deed dit denk ik om een auto voor ons in te halen, maar die auto was op dat moment nog ver voor ons. Ik zag toen ook dat uit de tegengestelde richting een Volkswagen Golf op ons af kwam. Ik bleef roepen dat [verdachte] moest stoppen, maar hij trok zich daar niets van aan. Op het laatste moment zag ik dat de tegemoetkomende Volkswagen in een reflex naar rechts de stoep op reed. Ik zag dat wij rakelings langs de Golf reden en dat [verdachte] toen het stuur los liet en zijn handen in de lucht stak. Meteen daarop zag en voelde ik dat we frontaal op een rode personenauto reden die achter de Golf reed. [7]
[slachtoffer 1] is bij het ongeval ernstig gewond geraakt. [slachtoffer 1] heeft over zijn letsel onder meer het volgende verklaard:
Door het ongeval was mijn arm voor een groot deel onder de oksel afgerukt en heb ik gescheurde spieren en zenuwen in mijn hand, de pees in mijn pols is gescheurd en mijn pols is gebroken, mijn linker hak is verbrijzeld en mijn linker enkel is gebroken. Ook werd mijn gebit beschadigd. Vanwege de verwondingen kan ik niet lopen en mag ik mijn arm en pols voor tenminste 6 weken niet bewegen. Het ziet er naar uit dat ik zeker een jaar mijn werk niet zal kunnen verrichten. Het is zelfs nog onzeker of ik mijn huidige werk nog ooit zal kunnen uitvoeren. [8]
Getuige[slachtoffer 2] heeft op 11 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 reed ik omstreeks 17.00 uur als bestuurder van een Honda Civic de Gasstraat op in de richting van de Kantsingel. Ik zag uit tegengestelde richting een zwarte personenauto op me af komen die andere auto’s inhaalde. Voor mijn gevoel reed de auto erg hard. Ik zag dat hij als het ware door een flauwe bocht kwam gevlogen. Deze zwarte auto kwam recht op me af. Het ging allemaal erg snel. Ik zag dat de zwarte auto mij kennelijk nog probeerde te ontwijken in de richting van de stoep links naast hem. Ik zag namelijk dat die auto met twee wielen van de grond ging. Ik kon die auto op geen enkele manier nog ontwijken. De zwarte auto reed frontaal op de door mij bestuurde auto. [9]
[slachtoffer 2] heeft op 30 mei 2012 verklaard over het letsel dat hij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik heb het volgende letsel opgelopen:
- gekneusde knieën;
- gebroken linker sleutelbeen;
- gekneusde neus;
- wond in mijn rechter knie;
- hoofdwond;
- gekneusde tenen aan rechter voet.
Ik kan sinds 9 mei 2012 niet meer werken. Ik ben vandaag, 30 mei 2012, begonnen met werken voor 75% om weer een beetje in het ritme te komen. [10]
Getuige [slachtoffer 3] heeft op 8 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 reed ik omstreeks 17.00 uur als bestuurster van een zwarte Volkswagen Golf over de Gasstraat te Oss. In beide richtingen reed veel verkeer. Ik zag op dat moment dat uit de tegengestelde richting een zwarte Suzuki personenauto op me af kwam. Ik zag dat die auto andere auto’s aan het inhalen was. Het was niet normaal zoals die bestuurder reed en inhaalde. Als ik zijn snelheid vergelijk met die van andere auto’s die hij passeerde, schat ik dat hij wel 120 kilometer per uur reed. Ik zag dat die bestuurder van de Suzuki een personenauto ging inhalen via de rijstrook waarover ik reed, terwijl je kon zien dat dit niet kon zonder een aanrijding te veroorzaken. Toen ik die auto zo zag rijden, liet ik het gas al los, omdat ik bang was dat het mis zou gaan. Om een aanrijding met die Suzuki te voorkomen, heb ik in een reflex mijn auto met de rechter wielen het trottoir op gestuurd. Op het moment dat ik met de rechter wielen van mijn auto over de stoep reed, zag ik dat de Suzuki rakelings langs me heen reed. Hij miste mijn auto op een haar na. In de achteruitkijkspiegels van mijn auto zag ik daarna dat de Suzuki frontaal botste op een rode auto die achter mij in dezelfde richting reed. Als ik deze uitwijkmanoeuvre niet gemaakt had, dan was de Suzuki zeker frontaal tegen de door mij bestuurde auto aangereden. [11]
Getuige[getuige 1] heeft op 8 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 omstreeks 16.50 uur reed ik als bestuurder van een blauwe Toyota over de Gasstraat te Oss. Naast mij in de auto zat mijn broer. Ik reed hooguit 50 kilometer per uur en over de Gasstraat reed in beide richtingen verkeer. Toen ik op dat moment in mijn achteruitkijkspiegels keek, zag ik dat een zwart autootje met zeer grote snelheid op mij af kwam. Ik zag dat hij naar de linker weghelft stuurde en mij begon in te halen. Ik schat dat die auto zeker 100 kilometer per uur reed. Hij reed zeer veel harder dan mij, terwijl er op het moment dat hij mij begon in te halen tegenliggers naderden. Omdat ik zag dat het inhalen op een verantwoorde manier niet kon, remde ik om ruimte te creëren, zodat de Suzuki eerder naar rechts kon. Toen de Suzuki mij voorbij reed, hoorde ik piepende banden en ik zag dat de neus van die auto naar rechts ging. De auto ging echter, kennelijk door de hoge snelheid, gewoon rechtdoor, en botste frontaal op een rode personenauto die ons uit de tegengestelde richting naderde. De bestuurder van de rode auto had onmogelijk nog kunnen uitwijken. [12]
Getuige[getuige 2] heeft op 8 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 zat ik omstreeks 17.00 uur als passagier rechtsvoor in een personenauto die door mijn broer [getuige 1] bestuurd werd. We reden met een snelheid van hooguit
50 kilometer per uur over de Gasstraat te Oss in de richting van de Molenstraat. Plotseling zag ik dat we werden ingehaald door een zwarte Suzuki personenauto die ons met erg grote snelheid voorbij reed terwijl er tegenliggers aan kwamen. Ik hoorde banden piepen en ik zag dat de Suzuki meteen daarna frontaal op een tegenligger reed. Op het moment dat de bestuurder van de Suzuki ons inhaalde, was dit gezien de tegenliggers onmogelijk en onverantwoord. [13]
Getuige[getuige 3] heeft op 9 mei 2012 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 fietste ik omstreeks 17.00 uur over de Gasstraat te Oss in de richting van het station (Molenstraat). Plotseling zag en hoorde ik dat ik hard voorbij gereden werd door een personenauto. Direct daarna zag ik dat die auto op een tegenligger reed. [14]
Verdachte heeft op 21 mei 2012 en ter terechtzitting van 3 maart 2014 onder meer het volgende verklaard:
Op 8 mei 2012 omstreeks 17.00 uur reed ik als bestuurder van mijn Suzuki in Oss.[slachtoffer 1] zat naast mij. Ik was bij [slachtoffer 1] op bezoek geweest. Ik had daar vier of vijf halve liter blikken bier gedronken. Ik kan mij herinneren dat we bij [slachtoffer 1] wegreden en dat we op weg waren naar een vriend. Daarna weet ik niets meer totdat ik de volgende dag wakker werd in het ziekenhuis. [15]
Uit de VerkeersOngevalAnalyse (VOA) volgt dat de Honda over de Gasstraat te Oss reed, komende uit de richting van de Molenstraat en gaande in de richting van de Kantsingel. Voor de Honda reed een Volkswagen Golf. De Suzuki reed over de Gasstraat in tegenovergestelde richting. De bestuurder van de Suzuki haalde een voor hem rijdend voertuig in op het moment dat de Volkswagen en de Honda hem naderden. Dit inhalen gebeurde gelet op de eerste bandensporen waarschijnlijk al voor de onoverzichtelijke bocht naar links. Door naar rechts het trottoir op te sturen, kon de bestuurster van de Volkswagen een aanrijding met de Suzuki voorkomen. De bestuurder van de Suzuki raakte vermoedelijk de controle over zijn voertuig kwijt, want de Suzuki tekende met het linker voorwiel een banden(boog)spoor af en het linker achterwiel raakte de linker trottoirband. De bestuurder van de Honda kon de Suzuki niet meer uitwijken en reed frontaal op de Suzuki. De Honda werd hierbij achteruit gezet en kwam tot stilstand. De Suzuki draaide daarbij met de achterzijde het linker trottoir op en raakte met de achterzijde van het voertuig de omheining en kwam tot stilstand. [16] Er zijn geen gebreken of bijzonderheden opgemerkt met betrekking tot de toestand van het wegdek en de weersgesteldheid. [17] Gelet op het feit dat de massa van de Suzuki, inclusief inzittenden, ongeveer 100 kg lager was dan de Honda en de Honda ongeveer 5 meter achteruit werd gezet, lag de gereden snelheid van de Suzuki op het moment van de botsing hoger dan die van de Honda. [18]
Uit de rapportage van het NFI van 23 mei 2012 volgt dat het alcoholgehalte van het bloed van verdachte 0,88 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg. [19]
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op
8 mei 2012 met een hoeveelheid alcohol in zijn bloed van tenminste 0,88 milligram per milliliter met zijn personenauto is gaan rijden. Zijn vriend, [slachtoffer 1], zat als bijrijder in zijn auto. Vervolgens heeft verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gereden en is hij, kort voor een onoverzichtelijke bocht, gaan inhalen op een punt waar dit onmogelijk was in verband met tegemoetkomend verkeer. [slachtoffer 3] heeft door middel van een uitwijkmanoeuvre een aanrijding weten te voorkomen, waarna verdachte frontaal tegen de personenauto van [slachtoffer 2] is gebotst. Dergelijk rijgedrag kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gekwalificeerd als een inschattingsfout, zoals door de verdediging is aangevoerd. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging.
Uit dit rijgedrag van verdachte, in de beschreven context, leidt de rechtbank af dat het verdachte kennelijk om het even is geweest of hij medeweggebruikers zou aanrijden met als gevolg dat die het leven zouden verliezen. Een dergelijk gevolg heeft verdachte op de koop toe genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich door zijn rijgedrag willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn gedragingen de dood van andere verkeersdeelnemers tot gevolg zou hebben. Uit de gedragingen van verdachte blijkt dat hij die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Het opzet van verdachte was dus in voorwaardelijke zin gericht op de dood van de bestuurders van de tegemoetkomende auto’s, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft echter niet alleen voor andere weggebruikers een dodelijk gevaar geschapen, maar ook zichzelf en [slachtoffer 1], die naast hem zat, aan dat gevaar blootgesteld. Verdachte heeft dus eveneens op de koop toe genomen dat hij en [slachtoffer 1] het leven zouden verliezen. Het opzet van verdachte was derhalve in voorwaardelijke zin ook gericht op de dood van [slachtoffer 1].
De verdediging heeft als verweer gevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden verklaard, omdat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte met zijn handelwijze zijn eigen leven in de waagschaal wilde stellen. De verdediging beroept zich daarbij mede op het zogenaamde Porsche-arrest (HR 15 oktober 1996, LJN: ZD0139). De rechtbank verwerpt dit verweer. In de casus van dat arrest had de veroorzaker van het dodelijke ongeval voorafgaand aan zijn fatale manoeuvre zodanig weggedrag vertoond, uitdrukkelijk duidend op lijfsbehoud en ter voorkoming van een ongeval, dat de Hoge Raad in dat geval concludeerde dat de veroorzaker geen opzet op het ongeval had. Anders dan in die zaak heeft verdachte in deze zaak voorafgaand aan de aanrijding geen enkel behoudend of ongevalvermijdend gedrag laten zien. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ook maar iets heeft gedaan om een verkeersongeval te voorkomen. Uit de gedragingen van verdachte blijkt dat zijn rijgedrag niet was gericht op zelfbehoud.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.Gelet op de rapportage van het NFI van 23 mei 2012 [20] en de bekennende verklaring van verdachte [21] , in onderling verband en samenhang bezien, kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte als beginnend bestuurder op 8 mei 2012 zijn personenauto heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een bloedonderzoek 0,88 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.op 08 mei 2012 te Oss,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven,
met dat opzet, met zijn personenauto, merk Suzuki, over de Gasstraat, gelegen in de bebouwde kom van de gemeente Oss, heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur, welke snelheid toen aldaar de maximumsnelheid was en
vervolgens kort voor een onoverzichtelijke bocht, immers was door die bocht het tegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken, de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is opgereden teneinde een zich vóór hem rijdende personenauto in te halen en
vervolgens niet is uitgeweken of afgeremd voor een hem over die Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto, bestuurd door [slachtoffer 3], en
vervolgens, nadat die [slachtoffer 3] middels een uitwijkmanoeuvre een frontale aanrijding wist te voorkomen, wederom niet is uitgeweken of afgeremd voor een hem over de Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto, bestuurd door[slachtoffer 2], en
vervolgens frontaal tegen die hem tegemoetkomende, door[slachtoffer 2] bestuurde, personenauto is gebotst,
zulks terwijl verdachte zijn motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed 0,88 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal 10 oktober 2008 een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.op 08 mei 2012 te Oss, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem, verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,88 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit gevorderd:
  • een gevangenisstraf van 6 jaar;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
  • de gevangenneming van verdachte bij uitspraak.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het, mede gelet op het tijdsverloop, niet passend is nog een gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De verdediging acht de door de reclassering geadviseerde voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend, eventueel in combinatie met een taakstraf. De verdediging verzoekt de rechtbank de vordering gevangenneming af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag in het verkeer, meermalen gepleegd. Verdachte heeft na het nuttigen van alcoholhoudende drank een personenauto bestuurd en daarbij de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aanzienlijk overschreden. Vervolgens heeft hij een levensgevaarlijke inhaalmanoeuvre gemaakt, waardoor een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft bewust en zonder zich te bekommeren om zijn medeweggebruikers de door hem bestuurde personenauto tot een potentieel dodelijk wapen gemaakt. Het rijgedrag van verdachte getuigt van een totaal gebrek aan respect voor het leven of de lichamelijke integriteit van een ander. Dat er geen doden tijdens zijn dollemansrit zijn gevallen, mag een wonder heten en is in ieder geval niet aan verdachte te danken. Verdachte is verantwoordelijk voor de gevolgen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ondervonden van zijn levensgevaarlijke rijgedrag. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zijn ernstig gewond geraakt. [slachtoffer 1] ondervindt nog dagelijks hinder van de gevolgen van het verkeersongeval en heeft zijn leven drastisch moeten aanpassen als gevolg van de fysieke beperkingen die hij aan het ongeval heeft overgehouden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de reclassering van 1 juli 2013. Uit dit rapport blijkt dat er veel zorgen zijn over verdachte. Verdachte is werkloos. Hij heeft geen zinvolle dagbesteding. Verdachte heeft grote schulden en staat onder bewindvoering. Verdachte heeft geen steunend netwerk. Er is sprake van problematisch middelengebruik en gokproblematiek. Het ontbreekt verdachte aan vaardigheden voor probleemhantering en doorzettingsvermogen en hij kampt met onverwerkte trauma’s uit zijn jeugd. Ook is sprake van emotionele/psychische problemen. De psycholoog heeft geconstateerd dat bij verdachte sprake is van depressiviteit. Hij leidt een geïsoleerd bestaan en is veel onder invloed van cannabis. De persoonlijkheidsproblematiek is fors, met als positieve kanttekening dat verdachte voornemens is om zich aan de wet te houden en geen irreële wensen heeft voor de toekomst. Het recidiverisico wordt ingeschat als hooggemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt hoog ingeschat. Het risico op letselschade is aanwezig. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een behandelverplichting voor zijn middelengebruik bij de verslavingszorg Novadic-Kentron. De reclassering acht het daarbij van belang dat verdachte kortdurend klinisch wordt opgenomen ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Dit kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij in 2012 ook al is veroordeeld voor overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Dat was slechts enkele dagen voordat verdachte de bewezen verklaarde feiten pleegde.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgevonden geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte – voor zover nu bekend – in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ook zelf is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten, nu verdachte ook zelf gewond is geraakt bij het verkeersongeval.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de in het dictum van dit vonnis nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen, enerzijds om recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds ter bescherming van de verkeersveiligheid.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van vijf jaar.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Vordering gevangenneming.

De officier van justitie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd. De rechtbank zal echter geen gevangenneming bevelen gelet op het tijdsverloop. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval destijds geen aanleiding gaf om hem in verzekering te stellen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 55, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht,
8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Verklaart de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit.

Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

Feit 1 en feit 2 zijn in eendaadse samenloop begaan.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van de onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde feiten.

Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
één jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of één van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
  • zich na de uitspraak van dit vonnis meldt bij de verslavingsreclassering Novadic-Ken-tron op het adres [adres 2] Den Bosch. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering zulks noodzakelijk acht;
  • zich verplicht laat behandelen voor zijn middelengebruik bij de verslavingszorg Novadic-Kentron of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, ook als dit een korte klinische opname voor de duur van maximaal
De Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te
’s-Hertogenbosch, wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 5 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Wijst de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 17 maart 2014.
Mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, district Maasland, D2 – team Zuid Oss-Bernheze-Maasdonk, registratienummer PL21Y2 2012048721, afgesloten op 6 juli 2012, aantal doorgenummerde pagina’s: 95.
2.Verklaring verdachte, p. 31, verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2014 en verklaring
3.VerkeersOngevalAnalyse (VOA), p. 94.
4.Verklaring [slachtoffer 1], p. 34, verklaring [slachtoffer 3], p. 39 en VOA, p. 94.
5.Verklaring [slachtoffer 1], p. 34, verklaring J.G.J. [slachtoffer 2], p. 35 en VOA, p. 94.
6.Verklaring [slachtoffer 1], p. 34 en medische informatie [slachtoffer 1], p. 22-29, verklaring[slachtoffer 2], p. 37 en verklaring verdachte, p. 31.
7.Verklaring [slachtoffer 1], p. 33-34.
8.Verklaring [slachtoffer 1], p. 34. Zie ook de medische informatie over [slachtoffer 1], p. 22-28.
9.Verklaring[slachtoffer 2], p. 35.
10.Verklaring[slachtoffer 2], p. 37.
11.Verklaring [slachtoffer 3], p. 39.
12.Verklaring[getuige 1], p. 41.
13.Verklaring[getuige 2], p. 43.
14.Verklaring[getuige 3], p. 44.
15.Verklaring verdachte, p. 31 en verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2014.
16.VOA, p. 94.
17.VOA, p. 56-57.
18.VOA, p. 93.
19.NFI-rapportage van 23 mei 2012, p. 11.
20.NFI-rapportage van 23 mei 2012, p. 11.
21.Verklaring verdachte, p. 31 en verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2014.