ECLI:NL:RBOBR:2014:1148

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
01/845802-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling en vernieling met motorrijtuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1970 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in p.i. Grave. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2013 met zijn auto opzettelijk op twee verbalisanten is ingereden, terwijl deze zich in de nabijheid van zijn voertuig bevonden. Dit gebeurde tijdens een poging tot aanhouding van de verdachte vanwege een openstaande boete. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de verbalisanten zou aanrijden, wat resulteerde in de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een andere zaak, waarin hij op 13 september 2013 opzettelijk en wederrechtelijk schade had veroorzaakt aan een glazen voorpui van een showroom en aan twee voertuigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze vernielingen, die plaatsvonden na een conflict met de eigenaar van het autobedrijf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de verdachte moet betalen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01/845802-13 en 01/820826-13 [ter terechtzitting gevoegd]
Datum uitspraak: 17 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1970],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie Oosterhoek [HvB (Unit A + B)] te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2014 en 3 maart 2014.
Ter terechtzitting van 13 januari 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 december 2013. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 maart 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een door hem bestuurde auto op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden (die zich op dat moment, naast en/of voor die auto bevond(en)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht; art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ingereden (die zich op dat moment naast en/of voor die auto bevond(en));
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 september 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een of meer auto's (Audi A4 en/of Toyota Auris) en/of een glazen (voor)pui van de showroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [autobedrijf 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 01/820826-13.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 december 2013. Aan verdachte is ten laste gelegde dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans (telkens) met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot" en/of "ik schiet je kop eraf" en/of "ik breek je benen" en/of "ik leg je om" en/of "ik snij je strot door" en/of "als jullie de politie bellen leg ik jullie allemaal om" en/of "elke dag dat ik vast zit kost jou een dag van je leven", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 25 mei 2013 te 's-Hertogenbosch (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een tafel en/of een vaas en/of een windlicht en/of een snoeppot, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, (telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 [1] feit 1.
Inleiding.
Op de dag dat het in de tenlastelegging genoemde incident heeft plaatsgevonden, hebben verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun waarnemingen en bevindingen ieder voor zich in een proces-verbaal van bevindingen vastgelegd. Deze processen-verbaal maken deel uit van het procesdossier. Ter terechtzitting van 3 maart 2014 zijn beide verbalisanten als getuigen gehoord. Zij hebben toen verklaard zich niet alle details van het ten laste gelegde incident te kunnen herinneren. Voorts hebben zij verklaard dat zij de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen bewust kort na het incident hebben opgemaakt om een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld van het voorval te kunnen schetsen.
De bewijsmiddelen.
Op 2 oktober 2013 omstreeks 13.15 uur reden verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een opvallend politievoertuig over het Hinthamereinde te 's-Hertogenbosch. Dit voertuig werd door verbalisant [slachtoffer 1] bestuurd. Op het Hinthamereinde zagen de verbalisanten de hen ambtshalve bekende [verdachte] [verdachte] lopen in de richting van zijn personenauto van het merk Jaguar, die stond geparkeerd in een parkeervak aan de rechterzijde, parallel aan de rijbaan van het Hinthamereinde. Ambtshalve was bij de verbalisanten bekend dat verdachte aangehouden moest worden, omdat hij nog een boete open had staan. Daarom wilden de verbalisanten tot de aanhouding van verdachte overgaan.
In een poging de doorgang voor verdachte te blokkeren, parkeerde verbalisant [slachtoffer 1] het door haar bestuurde dienstvoertuig op het Hinthamereinde, ongeveer op het midden van de rijbaan, parallel aan de daar geparkeerd staande auto’s en schuin voor de auto van verdachte. Zij plaatste het dienstvoertuig op zodanige wijze, dat zij dacht dat de ruimte die resteerde tussen het dienstvoertuig en de geparkeerde auto’s aan de rechterzijde van het Hinthamereinde te smal was voor verdachte om daar met zijn auto door te rijden. Voor en achter de auto van verdachte stonden andere auto’s geparkeerd met een vrije ruimte van enkele meters direct achter de Jaguar. De auto van verdachte en de dienstauto van de verbalisanten stonden met de neus in dezelfde richting.
[slachtoffer 1] stapte uit het dienstvoertuig en liep in de richting van de Jaguar, waarin verdachte inmiddels op de bestuurdersplaats zat. Zij sprak verdachte aan en zei dat hij mee moest naar het politiebureau in verband met een openstaande boete. [slachtoffer 1] stond daarbij aan de bestuurderszijde van de auto van verdachte ter hoogte van de stijl tussen het voor- en het achterportier van die auto. Verdachte weigerde mee te gaan. In plaats daarvan reed hij met zijn auto achteruit. Vervolgens reed verdachte met de door hem bestuurde auto vooruit het parkeervak uit en reed hij met loeiend motorgeluid weg uit het parkeervak, tussen de dienstauto en de daar geparkeerd staande auto’s door over het Hinthamereinde. [2] , [3]
Verdachte reed zijn auto eerst enkele meters achteruit en daarna snel accelererend schuin naar voren het parkeervak uit. Op het moment dat verdachte begon vooruit te rijden, bevond [slachtoffer 1] zich in de baan tussen de Jaguar van verdachte en de ruimte tussen de dienstauto en de geparkeerde auto’s. Zij sprong achteruit en werd vervolgens rakelings gepasseerd door de door verdachte bestuurde auto, waarbij zij zich met beide handen afzette tegen de zijruit aan de bestuurderszijde van de Jaguar. Als zij dat niet had gedaan, zou zij naar eigen zeggen door de Jaguar zijn overreden. [slachtoffer 2] was ook uit het dienstvoertuig gestapt en bevond zich in de ruimte tussen dat voertuig en de voor de Jaguar geparkeerde auto. [slachtoffer 2] stapte snel achteruit toen zij zag dat de Jaguar vanuit het parkeervak in haar richting reed. Zij stond met haar rug strak tegen de politieauto aangedrukt en haar voeten recht onder zich op het moment dat de Jaguar haar op zeer korte afstand passeerde. [4] Daarbij voelde zij de wind die de langsrijdende Jaguar veroorzaakte langs haar lijf en gezicht strijken. [5]
De inhoud van de door verbalisanten opgemaakte processen-verbaal, voor zover die hiervoor zijn weergegeven, vindt bevestiging in de verklaringen die verdachte heeft afgelegd bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 4 oktober 2013 [6] en ter terechtzitting van 3 maart 2014. [7] Verdachte heeft beide keren in algemene termen verklaard dat het ten laste gelegde klopt en dat hij zo niet had moeten handelen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Verdachte is zo hard mogelijk uit het parkeervak gereden. Daarna is hij met zijn auto door de opening gereden tussen de dienstauto en de aan de rechterzijde van het Hinthamereinde geparkeerd staande auto’s. Dat verdachte verbalisanten daarbij niet heeft geraakt, is niet aan verdachte te danken geweest, maar aan het hiervoor weergegeven snelle optreden van de verbalisanten. Daarbij is verdachte hen rakelings gepasseerd, waarbij verdachte met name verbalisant [slachtoffer 2] ternauwernood heeft ontweken. De snelheid die de auto van verdachte kon ontwikkelen in het korte tijdvak tussen het wegrijden uit het parkeervak en het moment dat hij de verbalisanten passeerde, was zodanig dat de officier van justitie het niet waarschijnlijk acht dat de verbalisanten dodelijk letsel hadden opgelopen indien verdachte hen wel met de door hem bestuurde auto zou hebben geraakt. Ook is de officier van justitie van mening dat verdachte heeft gehandeld in een opwelling in een poging zijn aanhouding te voorkomen. Dat verdachte met voorbedachten rade zou hebben gehandeld, acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie kwalificeert het handelen van verdachte als een poging tot zware mishandeling van beide verbalisanten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat verbalisant [slachtoffer 1] niet voor de door verdachte bestuurde auto stond toen verdachte uit het parkeervak wegreed. Evenals de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat verdachte door zijn rijgedrag het risico heeft aanvaard dat hij verbalisant [slachtoffer 2] zou raken. De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op beide verbalisanten, dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van verbalisant [slachtoffer 1] en dat verdachte kan worden veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van verbalisant [slachtoffer 2].
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de inhoud van de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal van bevindingen. Verbalisant [slachtoffer 1] heeft haar proces-verbaal dezelfde dag, op 2 oktober 2013, opgemaakt. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft dat een dag later, op 3 oktober 2013, gedaan. De rechtbank acht de inhoud van deze processen-verbaal meer betrouwbaar dan de herinnering van deze verbalisanten tijdens hun verhoor op de terechtzitting 5 maanden later, omdat die processen-verbaal kort na het ten laste gelegde incident zijn opgemaakt en de kans dat de herinnering van verbalisanten aan dat incident op enigerlei wijze is aangetast of is beïnvloed door van buiten komende feiten of omstandigheden zo kort na het gebeuren aanmerkelijk kleiner is. Overigens stelt de rechtbank vast dat de door verbalisanten afgelegde verklaringen ter terechtzitting van 3 maart 2014 niet in strijd zijn met de waarnemingen en bevindingen zoals zij die in de door hen opgemaakte processen-verbaal hebben vermeld.
Op basis van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op 2 oktober 2013 opzettelijk met de door hem bestuurde auto op verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl verbalisant [slachtoffer 1] zich op dat moment zeer dicht bij en schuin naast de auto van verdachte bevond en terwijl verbalisant [slachtoffer 2] zich op dat moment op hooguit enkele meters voor de auto van verdachte bevond. Verdachte draaide zijn auto naar links uit het parkeervak en stuurde de auto vervolgens tussen het dienstvoertuig en een geparkeerde auto door, terwijl hij snelheid maakte. Zijn auto is daarbij de beide verbalisanten op zeer korte afstand gepasseerd, zonder hen te raken.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het hiervoor beschreven handelen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de beide verbalisanten met de door hem bestuurde auto zou aanrijden. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de auto van verdachte zich, op het moment dat hij vanuit stilstand vooruit reed, reeds op korte afstand van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevond. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het niet waarschijnlijk is dat de auto van verdachte op die korte afstand al een zodanige snelheid kon ontwikkelen, dat de verbalisanten dodelijk letsel zouden oplopen in het geval verdachte hen wel zou hebben geraakt. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag.
De kans dat de verbalisanten bij een aanrijding zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, acht de rechtbank – naar algemene ervaringsregels gemeten – echter wel waarschijnlijk. Door, al snelheid makend, rakelings langs de verbalisanten te rijden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans genomen dat hij hen zou raken, waarbij de kans op zwaar letsel reëel was. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is niet aan verdachte te danken geweest, maar aan de verbalisanten die zichzelf ternauwernood in veiligheid hebben kunnen brengen door weg te springen voor de naderende auto.
De rechtbank acht het voorwaardelijk opzet van verdachte, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], wettig en overtuigend bewezen. Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet met voorbedachten rade, maar in een opwelling heeft gehandeld.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft getracht verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een en ander zoals hierna, onder “De bewezenverklaring” ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 onder feit 1 nader zal worden omschreven.
Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 feit 2.
Inleiding.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 13 september 2013 opzettelijk met een door hem bestuurde personenauto tegen de glazen voorpui van de showroom van [autobedrijf 1] te 's-Hertogenbosch is gereden, waarbij die voorpui, een zich in die showroom bevindende auto en de door verdachte bestuurde personenauto schade hebben opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van [slachtoffer 3] en de door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Aangever [slachtoffer 3] wil zijn aangifte intrekken, omdat de schade die hij heeft geleden in onderling overleg met verdachte is geregeld. Als de verklaring van aangever vervalt, kan dit feit niet wettig en overtuigend bewezen worden bewezen, omdat niemand heeft gezien dat verdachte met een door hem bestuurde auto tegen de voorpui van de showroom van [autobedrijf 1] is gereden. In de visie van de verdediging dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 13 september 2013 heeft [slachtoffer 3] aangifte van vernieling gedaan. [8]
[slachtoffer 3] is eigenaar van [autobedrijf 1], gelegen aan de [adres] te 's-Hertogenbosch. In die aangifte heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte op
13 september 2013 omstreeks 16.00 uur bij zijn bedrijf is gekomen om een leenauto, een zwart Audi A4, terug te brengen. Nadat [slachtoffer 3] aan verdachte had medegedeeld dat verdachte zijn leaseauto, die bij [slachtoffer 3] in onderhoud was, niet terug zou krijgen, is verdachte boos geworden. [slachtoffer 3] zag dat verdachte in de Audi stapte. Deze Audi stond op ongeveer 10 meter van de glazen voorpui van de showroom geparkeerd. [slachtoffer 3] hoorde vervolgens dat verdachte de Audi startte en gas gaf. Daarna zag [slachtoffer 3] dat verdachte met de voorzijde van de Audi tegen de voorpui botste. Daardoor werd de voorpui uit de sponning gebogen en brak het glas van die voorpui. Doordat verdachte met de door hem bestuurde Audi tegen de voorpui is gereden, is ook een in de showroom staande Toyota Auris beschadigd. De schade aan dit voertuig bestond uit een deuk op de motorkap en lakschade op verschillende plaatsen op de bumper. De Audi heeft schade aan de voorzijde, namelijk aan de bumper en de motorkap. Aan niemand was het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
De verklaring van [slachtoffer 3] wordt bevestigd door de verklaring die de getuige [getuige 1] heeft afgelegd. [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 13 september 2013 rond 16.00 uur aan het werk was in de showroom van Autoleasebedrijf [slachtoffer 3] te [vestigingsplaats]. [getuige 1] zag verdachte in een leenauto van het bedrijf, een donkere Audi, het terrein oprijden. [getuige 1] liep vervolgens naar de werkplaats. Even later hoorde hij een flinke knal. Toen hij terugliep, zag hij dat de Audi door de glazen pui was geramd en zag hij de Audi met de neus in de showroom staan. [9]
Ook de getuige [getuige 2] heeft de verklaring van [slachtoffer 3] bevestigd. [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 13 september 2013 rond 16.00 uur aan het werk was in de werkplaats van [autobedrijf 1]. Hij zag een donkere Audi, bestuurd door verdachte, het terrein op rijden. [getuige 2] zag dat verdachte deze Audi voor de showroom parkeert. Vervolgens hoorde hij flink geschreeuw en bekvechten, gevolgd door een grote klap. Toen [getuige 2] naar voren liep, zag hij de Audi met de voorzijde in de showroom staan. [10]
Ter terechtzitting van 13 maart 2014 heeft verdachte verklaard dat hij op 13 september 2013 omstreeks 16.00 uur bij [autobedrijf 1] is geweest om een door hem geleende Audi A4 terug te brengen. [11]
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een door hem bestuurde Audi door de voorpui van [autobedrijf 1] is gereden, waarbij schade is ontstaan aan die voorpui, aan de door verdachte bestuurde Audi en aan een in de showroom aanwezige Toyota Auris, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 onder feit 2 nader zal worden omschreven.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte dit feit heeft gepleegd, wordt verder versterkt door de mededeling ter zitting van 3 maart 2014 door en namens verdachte dat de schade van [slachtoffer 3] in onderling overleg tussen [slachtoffer 3] en verdachte is geregeld. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden die het aannemelijk maken dat verdachte die schade heeft vergoed hoewel hij niet degene is geweest die deze schade zou hebben veroorzaakt. Verder wordt de overtuiging van de rechtbank versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte, dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring niet bij de politie of ter terechtzitting willen geven.
Ten aanzien van parketnummer 01/820826-13 [12] feit 1.
Op grond van de aangifte van mevrouw [slachtoffer 4] [de ex-echtgenote van verdachte] [13] , de verklaring van [persoon 1] [zoon van verdachte] [14] , de verklaring van [persoon 2] [zoon van verdachte] [15] en de erkennende verklaring van verdachte [16] , acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 01/820826-13 feit 2.
Op grond van de aangifte van mevrouw [slachtoffer 4] [de ex-echtgenote van verdachte] [17] , de verklaring van [persoon 1] [zoon van verdachte] [18] , de verklaring van [persoon 2] [zoon van verdachte] [19] en de erkennende verklaring van verdachte [20] , acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat niet vast te stellen is of de door verdachte vernielde goederen aan verdachte of aan zijn ex-echtgenote toebehoorden. De rechtbank verwerpt dit verweer. De raadsman heeft zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Tegenover deze niet onderbouwde stelling van de raadsman staat de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 3 maart 2014 heeft afgelegd. Hij heeft toen verklaard dat de door hem vernielde goederen nadat de echtscheiding was uitgesproken formeel aan zijn ex-echtgenote toebehoorden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat het navolgende wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13.
1.
Verdachte is op 02 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde auto op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingereden, die zich op dat moment, naast en/of voor die auto bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
Verdachte heeft op 13 september 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk twee auto's, een Audi A4 en een Toyota Auris, en een glazen voorpui van de showroom, toebehorende aan [autobedrijf 1] en/of [slachtoffer 3], vernield of beschadigd.
Ten aanzien van parketnummer 01/820826-13.
1.
Verdachte heeft op tijdstippen in de periode van 1 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 4] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot" en "ik schiet je kop eraf" en "ik breek je benen" en "ik leg je om" en "ik snij je strot door" en "als jullie de politie bellen leg ik jullie allemaal om" en "elke dag dat ik vast zit kost jou een dag van je leven".
2.
Verdachte heeft omstreeks 25 mei 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een vaas en een windlicht en een snoeppot, toebehorende aan [slachtoffer 4], vernield of beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de onder parketnummer 01/845802-13 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en ten aanzien van de onder parketnummer 01/820826-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gevorderd:
  • een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van dertig maanden;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 539,-- onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van
€ 539,-- subsidiair 10 dagen hechtenis;
 gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 539,-- onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 539,-- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit verdachte een gevangenisstraf op te leggen van niet meer dan tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden. De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af te wijzen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte is met de door hem bestuurde auto rakelings langs twee verbalisanten gereden, nadat deze kenbaar hadden gemaakt verdachte te willen aanhouden voor een openstaande boete. Verbalisanten hebben slechts door weg te springen ternauwernood kunnen voorkomen dat zij door de door verdachte bestuurde auto zouden worden geraakt. Het is ontoelaatbaar dat politieambtenaren op een dergelijke intimiderende wijze bewust in gevaar worden gebracht en worden belemmerd in de uitoefening van hun functie. Personen belast met orde- en rechtshandhaving moeten hun taken onbelemmerd kunnen uitoefenen, teneinde een adequate uitvoering van de publieke taak niet in gevaar te brengen. Verdachte heeft door zijn rijgedrag welbewust een groot gevaar voor beide verbalisanten in het leven geroepen en hij heeft zich niets aangetrokken van hun belangen. Verdachte heeft slechts zijn eigen belang, om zo snel mogelijk weg te kunnen komen, voor ogen gehad en alleen daarnaar gehandeld.
Voor beide verbalisanten is het handelen van verdachte een angstige en schokkende gebeurtenis geweest, zoals de rechtbank is gebleken uit de verklaringen die door en namens de verbalisanten ter zitting van 3 maart 2014 zijn afgelegd. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid versterkt en heeft hij ook de verkeersveiligheid door zijn handelen in gevaar gebracht. Een en ander rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit de onder parketnummer 01/820826-13 bewezen verklaarde feiten blijkt dat verdachte zich in de periode van mei 2013 tot en met oktober 2013 diverse keren gewelddadig heeft gedragen tegenover zijn ex-echtgenote, veelal in het bijzijn van hun minderjarige kinderen. Verdachte heeft niet geschroomd om een ernstige inbreuk te maken op haar persoonlijke levenssfeer, kennelijk zonder zich daarbij te bekommeren om de gevolgen die zijn handelen voor haar en de kinderen had en zonder oog te hebben voor de materiële schade die hij met zijn handelen aanrichtte.
Met name de bedreigingen en vernielingen in de huiselijke kring zijn voor de kinderen een schokkende en indrukwekkende ervaring geweest, zoals is gebleken uit de door hen afgelegde verklaringen bij de politie. Ook deze feiten rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De strafmodaliteit
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen, nu verdachte bij herhaling een door hem bestuurde auto als wapen heeft ingezet. Daarmee heeft hij niet alleen grote materiële schade aangericht, maar hij ook de verkeersveiligheid en de veiligheid van personen ernstig in gevaar gebracht. Verdachte zal moeten beseffen dat een auto niet mag worden gebruikt om agressief gedrag naar anderen uit te leven.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van achttien maanden op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht,
8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Verklaart ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 het onder feit 1 primair en feit 2 en ten aanzien van parketnummer 01/820826-13 het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13.
1.
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Ten aanzien van parketnummer 01/820826-13.
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13, feit 1 primair en feit 2 en parketnummer 01/802826-13, feit 1 en feit 2.

Een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
vijf maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 01/845802-13 feit 1 tevens.

Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen(bromfietsen daaronder begrepen)
voor de duur van achttien maanden.
Legt op de volgende maatregelen.
 Maatregel van
schadevergoeding van € 539,--subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 539,-- (zegge: vijfhonderd negenendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
 Maatregel van
schadevergoeding van € 539,--subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 539,-- (zegge: vijfhonderd negenendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 539,-- (zegge: vijfhonderd negenendertig euro). Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 539,-- (zegge: vijfhonderd negenendertig euro). Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
M. Lammers en C.J. Sangers-de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 17 maart 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten die betrekking hebben op de feiten die onder dit parketnummer aan verdachte ten laste zijn gelegd, wordt –
2.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 28, 29 en 30
3.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 2], pag. 32, 33 en 34
4.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 1], pag. 30
5.Het relaas van verbalisant [slachtoffer 2], pag. 33 en 34
6.De verklaring van verdachte, op 4 oktober 2013 aan de rechter-commissaris afgelegd
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 maart 2014 afgelegd
8.De verklaring van [slachtoffer 3], pag. 73 en 74
9.De verklaring van [getuige 1], pag. 85
10.De verklaring van [getuige 2], pag. 86
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 maart 2014 afgelegd
12.In de voetnoten die betrekking hebben op de feiten die onder dit parketnummer aan verdachte ten laste zijn gelegd, wordt –
13.De verklaring van [slachtoffer 4], pag. 29, 30, 31 en 35
14.De verklaring van [persoon 1], pag. 56
15.De verklaring van [persoon 2], pag. 59 en 60
16.De verklaring van verdachte[verdachte] ter terechtzitting van 3 maart 2014 afgelegd
17.De verklaring van [slachtoffer 4], pag. 31
18.De verklaring van [persoon 1], pag. 55 en 56
19.De verklaring van [persoon 2], pag. 59 en 60
20.De verklaring van verdachte[verdachte] ter terechtzitting van 3 maart 2014 afgelegd