ECLI:NL:RBOBR:2014:1091

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
01/845920-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een groot aantal verboden wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van een groot aantal verboden wapens en munitie. De verdachte werd op 15 november 2013 in Rosmalen aangehouden na een doorzoeking van zijn woning, waarbij diverse vuurwapens, munitie en andere wapens van verschillende categorieën werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende grond was voor een doorzoeking op basis van artikel 49 van de Wet wapens en munitie, gezien de informatie die de politie had ontvangen over de verdachte en zijn mogelijke intenties. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat er geen rechterlijke machtiging was verkregen en dat de verdachte niet op zijn rechten was gewezen. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte niet in zijn procesrechten was geschaad.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III, een rookgranaat, en andere wapens van categorie II en I. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de wapens waren aangetroffen en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen kwade bedoelingen had met zijn verzameling wapens. De rechtbank besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist, maar legde wel strenge voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845920-13
Datum uitspraak: 12 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 januari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 februari 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een of meer wapens van categorie II en/of III en/of munitie van categorie II
en/of III, te weten een of meerdere (vuur)wapens en/of onderdelen van
(vuur)wapens van categorie II en/of III en/of munitie van categorie II en/of
III,
namelijk
-Een revolver Nagant model 1895 (p 188 proces-verbaal) en/of
-Een percussiepistool zwartkruit ( p 189 proces-verbaal) en/of
-Een pistool Makarov (p 190 proces-verbaal) en/of
-Een patroonmagazijn (p 191 proces-verbaal) en/of
-Een kogelgeweer, merk Tula ( p 192 proces-verbaal) en/of
-300 kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle, merk Remington (p 193
proces-verbaal) en/of
-150 kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle, merk Dynamit Nobel ( p 193
proces-verbaal) en/of
-50 kogelpatronen, kaliber .22, merk Elley (p 193 proces-verbaal) en/of
-50 kogelpatronen, kaliber .25 merk CBC ( p 193 proces-verbaal) en/of
-22 kogelpatronen, kaliber .22, merk CCI (p 193 proces-verbaal) en/of
-22 kogelpatronen, kaliber .22, merk Winchester (p 193 proces-verbaal) en/of
-100 kogelpatronen, kaliber .22 merk Eley ( p 193 proces-verbaal) en/of
-28 kogelpatronen, kaliber .22 merk Eley (p 193 proces-verbaal) en/of
-4 kogelpatronen, kaliber .22 merk Remington ( p 194 proces-verbaal) en/of
-500 kogelpatronen, kaliber .22, merk Lapua ( p 194 proces-verbaal)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
(een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door
een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(pagina 194 proces-verbaal)
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een rookgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(pagina 196 proces-verbaal)
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een of meer wapens van categorie III, te weten 6 werpmessen voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(proces-verbaal p 225)
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
een of meer wapens van categorie I, onder 1 en/of 3 en/of 5, te weten
- 2 ploertendoders (pagina 231 proces-verbaal) en/of
- 9 pijlen (pagina 229 proces-verbaal) en/of
- 2 ploertendoders (pagina 234 proces-verbaal) en/of
- 3 boksbeugels (pagina 237 en 240 en 242 proces-verbaal) en/of
- 1 vlindermes (pagina 248 proces-verbaal) en/of
- 1 een (opvouwbaar) mes (pagina 250 proces-verbaal) en/of
- 4 wurgstokken (pagina 252 proces-verbaal)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging onder feit 1 begaan staat na het achtste gedachtestreepje “[naam 1]” vermeld in plaats van “[naam 2]”. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, kortgezegd, een groot aantal verboden wapens in zijn bezit heeft gehad.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft, op gronden vermeld in de pleitnotitie, primair bepleit dat nimmer tot toepassing van artikel 49 Wet wapens en munitie had kunnen worden gekomen en dus ook niet tot de doorzoeking van de woning. Het door dit onrechtmatig optreden verkregen bewijs dient uitgesloten te worden als bewijs.
Subsidiair is de verdediging van mening dat het op de weg van de opsporingsinstantie had gelegen om voor de doorzoeking ter inbeslagneming een rechterlijke machtiging te krijgen, welke volgens de verdediging nimmer afgegeven had kunnen worden. Ook om deze reden is er sprake van onrechtmatig verkregen bewijs, welk bewijs uitgesloten zal moeten worden in deze strafzaak.
Voorts heeft de verdediging, kort gezegd, aangevoerd dat door verdachte geen toestemming is verleend voor het binnentreden en doorzoeken van de woning. Verdachte heeft geen afstand gedaan van zijn rechten ex artikel 8 EVRM. Het omtrent de doorzoeking opgemaakte proces-verbaal is onvolledig en schept geen duidelijkheid over de wijze waarop toestemming is gevraagd en hoe deze is gebleken.
Tot slot is aangevoerd dat verdachte, nadat hij de cautie had gekregen, niet op zijn rechten is gewezen, waaronder het recht op bijstand van een raadsman (Salduz). Nu men verdachte hierop niet heeft gewezen, maar wel door is gegaan met het stellen van vragen, welke uiteindelijk hebben geleid tot de afgifte van de sleutels en de doorzoeking, zal deze verklaring en al hetgeen naar aanleiding van deze verklaring als bewijsmiddelen is gevonden, uitgesloten moeten worden als geldige bewijsmiddelen.
Concluderend stelt de verdediging dat, gelet op het voorstaande, vrijspraak dient te volgen.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de bij verdachte aangetroffen illegale wapens een verzameling betroffen, waarmee verdachte geen kwade bedoelingen had.
Motivering van de bewezenverklaring [1] .
Ten aanzien van art. 49 Wet wapens en munitie
Op donderdag 14 november 2013 omstreeks 17:15 uur hoorde politieambtenaar [verbalisant 1] [2] zijn jongere broer [getuige 1] tegen hem zeggen dat de politie een jongen, genaamd [verdachte], in de gaten moest houden nu deze in het bezit was van vuurwapens. Volgens [getuige 1] zou [verdachte] een Kalashnikov AK47 machinegeweer in huis hebben. [getuige 1] had dit van [verdachte] zelf gehoord. [verdachte] maakte op [getuige 1] een verwarde indruk en had aan hem verteld dat hij van plan was om zelfmoord te plegen door een politiebureau binnen te stappen en zoveel mogelijk slachtoffers te maken, voordat hij zelf neergeschoten zou worden. [verdachte] had [getuige 1] verteld dat hij regelmatig aan zelfmoord dacht, omdat de beste vriend van [verdachte] enige tijd geleden zelfmoord had gepleegd op de schietbaan. Ook vertelde [getuige 1] aan [verbalisant 1] dat [verdachte] regelmatig alcohol en drugs gebruikt. Politieambtenaar [verbalisant 1] kent [verdachte] uit het verleden. [verdachte] kwam toen ook regelmatig verward over en sprak vaak over wapens, oorlog en schietpartijen.
Nader onderzoek leerde dat met [verdachte] werd bedoeld [verdachte], geboren op [1990] en woonachtig aan [adres].
Tevens bleek dat [verdachte] verlofhouder was voor twee vuurwapens, te weten een enkelloops jachtgeweer, merk CZ en een pistool, merk Sig Sauer [3] .
Naar aanleiding van bovenstaande informatie werd besloten dat politieambtenaren naar het adres van [verdachte] zouden gaan om hem te confronteren met zijn uitlatingen en om de uitlevering te vorderen van een mogelijk illegaal vuurwapen [4] .
De rechtbank is van oordeel, dat onder de gegeven omstandigheden meer dan voldoende grond was voor “een redelijkerwijs kunnen vermoeden” zoals bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie, dat in de woning van verdachte wapens of munitie aanwezig was/waren.
De informatie die politieambtenaar [verbalisant 1] van zijn broer [getuige 1] had verkregen was actueel en was afkomstig van een met naam bekend persoon die door de politieambtenaar [verbalisant 1] kennelijk als betrouwbaar werd beschouwd. Het verweer van de raadsman – dat er op neer komt dat [getuige 1], die de bron van die informatie vormde, nadien bij de rechter-commissaris anders heeft verklaard – wordt door de rechtbank verworpen. De verklaring die [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd is in de kern niet anders dan hetgeen politieambtenaar [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal van bevindingen heeft gerelateerd. Dat [getuige 1] al langer over die informatie beschikte leidt niet tot een ander oordeel, nu hij de informatie over het aanwezig hebben van een illegaal wapen pas daags voor de doorzoeking ter inbeslagneming met politieambtenaar [verbalisant 1] had gedeeld. De doorzoeking ter inbeslagneming op basis van artikel 49 Wet wapens en munitie heeft op 15 november 2013 en dus terstond plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat de politie de inschatting maakte van acuut gevaar en spoedeisendheid. Op basis van de informatie die politieambtenaar [verbalisant 1] kreeg acht de rechtbank dat begrijpelijk.
Ten aanzien van de (rechterlijke) machtiging tot binnentreden in een woning.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank eveneens het verweer van de raadsman dat dat er een machtiging van de rechter-commissaris nodig was geweest voordat er tot doorzoeking van de woning kon worden overgegaan. Aangezien redelijkerwijs kon worden vermoed dat in de woning van verdachte wapens of munitie was/waren en slechts een verdenking bestond van overtreding van de Wet Wapens en Munitie, was de doorzoeking ter inbeslagneming op basis van artikel 49 Wet wapens en munitie proportioneel en was een rechterlijke machtiging niet noodzakelijk.
Ten aanzien van het verlenen van toestemming tot binnentreden en doorzoeken van de woning.
De rechtbank oordeelt over de gang van zaken aangaande de door vader [getuige 2] en [verdachte] gegeven toestemming tot het binnentreden en doorzoeken van de woning door politieambtenaren als volgt.
Ten aanzien van het binnentreden van de woning zijn, ook bij het binnentreden van de woning mét toestemming van de bewoner, de voorschriften van art. 1, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden van toepassing. De verbalisanten waren derhalve verplicht zich voorafgaand aan het betreden van de woning te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden, zodat verzekerd was dat de verdachte wist aan wie en voor welk doel hij toestemming tot binnentreden gaf [5] .
Uit het proces-verbaal opgemaakt naar aanleiding van het binnentreden van de woning ter doorzoeking en inbeslagneming, maakt de rechtbank op dat niet gebleken is van enige onregelmatigheid ten aanzien van het binnentreden. Verbalisanten hebben zich immers voorafgaande aan het binnentreden van de woning gelegitimeerd aan [getuige 2] en hem het doel van het binnentreden medegedeeld. Hierna heeft [getuige 2] de politieambtenaren toestemming verleend om binnen treden [6] . Meer specifiek is dit gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen op de pagina’s 99 en 100 van het procesdossier. Hierin wordt vermeld dat naar aanleiding van de informatie van verbalisant [verbalisant 1] is besloten om de verlofhouder [verdachte] te confronteren met zijn uitlatingen en de uitlevering te vorderen van een mogelijk illegaal in zijn bezit zijnde wapen. Op het adres waar verdachte woonde werd opengedaan door zijn vader die vertelde dat [verdachte] op dat moment aan het werk was. Na uitleg door de verbalisanten was vader bereidwillig om zijn medewerking te verlenen maar was niet in het bezit van de sleutels van de slaapkamer en wapenkluis van zijn zoon. Na overleg is door vader gebeld naar [verdachte], die hierop om omstreeks 17:30 uur naar huis is gekomen. In de woonkamer werd hij geconfronteerd met de verbalisanten, die hem, na het geven van de cautie, hebben medegedeeld dat zij in het kader van de Wet wapens en munitie de aan hem ter beschikking staande wapens waarvoor verlof was afgegeven in zouden nemen. Verdachte is geconfronteerd met de aan verbalisanten ter beschikking staande informatie dat hij mogelijk in bezit zou zijn van een illegaal wapen. Hierop is de uitlevering van de wapens gevorderd. Verdachte is medegedeeld dat in het kader van de Wet wapens en munitie een zoeking zou worden verricht in zijn kamer. Verdachte verklaarde daarop dat hij een aantal illegale wapens in zijn kamer had liggen en gaf mondelinge toestemming om zijn kamer te doorzoeken. Hij overhandigde een tweetal sleutels en verklaarde dat deze sleutels van zijn slaapkamerdeur en kluis waren. [7] In de slaapkamer van [verdachte] werd een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie aangetroffen [8] .
Verdachte [verdachte] werd vervolgens om 17:36 uur aangehouden en overgebracht naar het politiebureau te ’s-Hertogenbosch [9] . Voorafgaand aan de voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie is verdachte geïnformeerd over zijn recht op consultatiebijstand. [10]
Gelet op hetgeen hiervoor is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat de Algemene wet op het binnentreden niet is geschonden. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het gevoerde Salduz-verweer.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt.
Het niet kunnen raadplegen van een advocaat door verdachte voorafgaand aan het geven van toestemming tot het betreden van de slaapkamer van verdachte, levert geen schending op van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM en derhalve geen vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv. Er bestaat immers geen recht om een raadsman te raadplegen enkel aangaande die toestemming. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte weliswaar de cautie was gegeven, maar dat hij niet van zijn vrijheid was beroofd en niet was aangehouden. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat verdachte, die zich niet in een situatie bevond waarin zijn (bewegings)vrijheid in significante mate was beperkt door de opsporingsambtenaren, niet in zijn recht op een eerlijk proces is geschaad, doordat hij bij binnenkomst van de woning niet actief in de gelegenheid is gesteld een advocaat te raadplegen.

De bewezenverklaring.

Op grond van het proces-verbaal van bevindingen [11] , het proces-verbaal technisch onderzoek [12] en de bekennende verklaring van verdachte [13] , komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, wapens van categorie III,
te weten vuurwapens en onderdelen van vuurwapens van categorie III en munitie van categorie III, namelijk
-Een revolver Nagant model 1895 en
-Een percussiepistool zwartkruit en
-Een pistool Makarov en
-Een patroonmagazijn en
-Een kogelgeweer, merk Tula en
-300 kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle, merk Remington en
-150 kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle, merk Dynamit Nobel en
-50 kogelpatronen, kaliber .22, merk Eley en
-50 kogelpatronen, kaliber .25 merk CBC en
-22 kogelpatronen, kaliber .22, merk CCI en
-22 kogelpatronen, kaliber .22, merk Winchester en
-100 kogelpatronen, kaliber .22 merk Eley en
-28 kogelpatronen, kaliber .22 merk Eley en
-4 kogelpatronen, kaliber .22 merk Remington en
-500 kogelpatronen, kaliber .22, merk Lapua
voorhanden heeft gehad
op 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad
op 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, een rookgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad
op 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, wapens van categorie III, te weten 6 werpmessen voorhanden heeft gehad
op 15 november 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, wapens van categorie I, onder 1 en/of 3 en/of 5, te weten
- 2 ploertendoders en
- 9 pijlen en
- 2 ploertendoders en
- 3 boksbeugels en
- 1 vlindermes en
- 1 een (opvouwbaar) mes en
- 4 wurgstokken
voorhanden heeft gehad
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert de bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten en oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij de Reinier van Arkel-groep, het niet bezig zijn met wapens en een verbod zich bij een schietvereniging aan te sluiten. Dit alles zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tot slot vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
Wat betreft het beslag vordert de officier van justitie dat een groot aantal goederen (alle wapens en onderdelen van wapens en munitie) aan het verkeer wordt onttrokken. De overige goederen kunnen aan verdachte worden geretourneerd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het illegaal voorhanden hebben van een zeer groot aantal (onderdelen van) (vuur)wapens en bijbehorende munitie.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat het de rechtbank voorkomt dat, mede gelet op het soort wapens dat verdachte in zijn bezit had en de wijze waarop deze zijn aangetroffen, het een verzameling van wapens betrof, die als een uit de hand gelopen hobby te beschouwen is. Ook uit het Pro Justitia rapport, dat dr. E.D.M. Masthoff, psychiater, omtrent verdachte heeft opgemaakt, is gebleken dat verdachte de wapens en bijbehorende onderdelen en munitie slechts uit interesse is gaan verzamelen en voorts is daaruit gebleken dat verdachte geen kwade bedoelingen had met deze verzameling aan wapens en munitie.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank betrokken het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de hierna te melden duur.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal voorts, anders dan door de officier van justitie is geëist, een proeftijd van twee jaar opleggen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 57, 91;
Wet wapens en munitie art. 2, 13, 26, 55.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Gevangenisstrafvoor de duur van
200 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
161 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de Reclassering zolang de Reclassering dit nodig acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van een ambulante behandeling bij de Reinier van Arkel-groep of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling zullen worden gegeven, zolang de behandelaars dit noodzakelijk achten;
- dat veroordeelde zich (uiterlijk) twee dagen na heden meldt bij de Reclassering, regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslaggenomen goederen genoemde goederen gekenmerkt met de letters OAHV.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslaggenomen goederen vermelde goederen, gekenmerkt met de letters TERIBG, aan veroordeelde.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 24 december 2013 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 12 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, Districtelijke Opsporing ’s-Hertogenbosch met dossiernummer 60-513105, afgesloten d.d. 24 januari 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 364 en opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 91
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 99
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 99
5.Hoge Raad 2011, BT6402
6.Proces-verbaal van binnentreden woning p. 27
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 99-100
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 121
9.Proces-verbaal van aanhouding p. 7-8
10.Proces-verbaal van aanhouding p. 7 en proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding p. 13.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99-100
12.Processen-verbaal van de materie-deskundigen, p. 175-261
13.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 februari 2014.