ECLI:NL:RBOBR:2014:1089

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
01/839201-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontploffing met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

Op 11 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2010 in zijn woning in Helmond een ontploffing heeft veroorzaakt. De verdachte draaide de gaskraan open en liet een aanzienlijke hoeveelheid gas vrijkomen, waarna hij dit gas met open vuur in aanraking bracht. Dit leidde tot een explosie die niet alleen zijn eigen woning, maar ook die van andere bewoners in het appartementencomplex beschadigde, met levensgevaar voor hen tot gevolg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk handelde, maar wel grovelijk onvoorzichtig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde opzet, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid. Daarnaast werden er schadevergoedingen opgelegd aan benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de explosie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839201-11
Parketnummer vordering: 01/008429-09
Datum uitspraak: 11 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2011, 23 juli 2013, 22 oktober 2013 en 25 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 oktober 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2010 te Helmond, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning in een/het appartementencomplex aan de [adres 2], door in zijn woning de gaskraan open te draaien en/of een ruime hoeveelheid gas vrij te laten komen (terwijl in die woning electrische apparaten aanwezig en/of ingeschakeld waren) en/of dat gas met een aansteker en/of brandende sigaret, althans met (open) vuur in aanraking te brengen en/of laten komen, als gevolg waarvan in zijn woning en/of het appartementencomplex een explosie is teweeggebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar voor personen, te weten de overige bewoners en bezoekers van het
appartementencomplex waarin die woning is gelegen, en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woningen van dat appartementencomplex, te duchten was;
art 157 SR
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2010 te Helmond, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en / of onoplettend en / of onachtzaam in zijn woning in het appartementencomplex aan de [adres 2] de gaskraan heeft opengedraaid en/of een ruime hoeveelheid gas laten vrijkomen (terwijl er in zijn woning electrische apparaten aanwezig en ingeschakeld waren) en/of dat vrijgekomen gas met een aansteker en/of een brandende sigaret, in elk geval met open vuur in aanraking heeft laten komen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat in zijn woning en/of het appartementencomplex
een ontploffing teweeg is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daardoor levensgevaar voor personen, te weten de overige bewoners en bezoekers van het appartementencomplex waarin die woning is gelegen en / of gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woningen in het appartementencomplex ontstond;
art. 158 sub 2 Sr
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/008429-09 is aangebracht bij vordering van de officier van justitie d.d. 13 oktober 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 30 augustus 2010.
(Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet.
Bewijs

1.Inleiding

Op 29 november 2010 omstreeks 2.30 uur ontving de brandweer een brandmelding vanuit een appartementencomplex aan de [adres 2]/[adres 3] te [plaats]. Ter plaatse constateerde de brandweer dat de voorpui van een appartement op de begane grond, te weten [adres 2], op straat lag en dat de vlammen uit deze woning sloegen. [1]
Het appartement aan de [adres 2] werd bewoond door verdachte. Hij huurde de woning van [stichting]. [2] Diverse omwonenden hebben verklaard dat zij die nacht rond 2.30 uur een knal hebben gehoord en dat zij verdachte na het horen van de knal aantroffen vóór zijn woning met ernstige brandwonden. [3] Verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij zich er niets meer van kan herinneren.

2.Onderzoek door brandweer en politie

Ter plaatse is kort na het incident nader onderzoek verricht door de brandweer en door verbalisanten van de Forensisch Technische Ondersteuning (FTO) van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost.
2.1.
In haar rapport van 5 januari 2011 heeft de brandweer geconstateerd dat er in het appartement een korte, felle brand heeft gewoed. Volgens de brandweer is de brand veroorzaakt door een gasexplosie. Door het vrij uitstromen van gas heeft zich een explosief mengsel gevormd dat tot ontsteking is gekomen en door middel van een drukgolf de voorgevel, het trappenhuis en diverse muren van het complex heeft ontzet. Het gas is volgens de brandweer vermoedelijk vrijgekomen door het openzetten van de gaskraan in de keuken. Aan de gaskraan heeft geen apparaat aangesloten gezeten. Bij aankomst van de brandweer werd de gaskraan in gesloten toestand aangetroffen. [4]
2.2.
Op 29 november 2011 heeft de politie nader forensisch technisch onderzoek verricht in en om de woning. De verbalisanten hebben geconcludeerd dat het brandbeeld past in het beeld van een snelle verbranding van gas. De explosieve verbranding heeft hoogstwaarschijnlijk plaatsgevonden in de woonkamer annex keuken. Hoogstwaarschijnlijk is er sprake geweest van het uitstromen van aardgas dat tot ontbranding is gekomen. Tijdens het onderzoek hebben de verbalisanten geen andere plaatsen gevonden waar gas had kunnen uitstromen dan de gasaansluiting in de keuken Ze hebben vastgesteld dat de gaskraan in de keuken dicht stond en functioneerde. Aan het schroefdraad van de gaskraan was geen apparaat aangesloten. [5]
3.
Rapportages van drie deskundigen.
3.1.
Ter zitting van 15 november 2011 heeft de rechtbank beslist dat een deskundige van het NFI nader diende te rapporteren over de oorzaken van de explosie/brand. De rechter-commissaris heeft vervolgens [deskundige 1] benoemd als deskundige.
In zijn rapport van 4 september 2012 constateert [deskundige 1] dat de brandweer haar conclusies te stellig heeft geformuleerd. Hij concludeert dat het zeer waarschijnlijk is, dat de bron van de geëxplodeerde stof zich bevond in de woning van verdachte. Zeer waarschijnlijk is aardgas de geëxplodeerde stof geweest. Er zijn geen aanwijzingen die uitsluitsel kunnen geven over de daadwerkelijke ontstekingsbron. Er zijn geen lekkages in de woning aangetroffen. De gaskraan in de keuken is waarschijnlijk de bron van de gasuitstroming geweest. [6]
3.2.
Op verzoek van de verdediging heeft de rechter-commissaris op 2 oktober 2012 drs. [deskundige 2] benoemd teneinde te reageren op het NFI-rapport. In zijn rapport van 30 november 2012 heeft [deskundige 2]op basis van de beschikbare gegevens het volgende geconcludeerd.
Er is geen direct empirisch bewijs voor het open en na enige tijd weer dichtdraaien van de gaskraan in de woonkeuken. Uit de foto’s blijkt dat vele mogelijke ontstekingsbronnen en brandoorzaken voor de hand liggen: een gasexplosie vanuit de spouwmuur, lekkage in de gasmeterkoppelingen, brand in de meterkast en de cv-ketel als bron van gaslekkage. Uit de brandsporen blijkt dat er binnen de ventilatie- en cv-installatie intern brand was voorafgaand aan de explosie. Ook blijft onverklaard dat er ook op de tweede verdieping nog een muur is weggeblazen. Dat schadebeeld past niet bij een gasexplosie vanuit de woning van verdachte. Er zijn meerdere hypotheses mogelijk en het empirisch feitenmateriaal is onvolledig. Een onderzoeker moet dan volgens [deskundige 2] concluderen, dat de oorzaak niet is vast te stellen en dat vooral een aantal technische oorzaken niet is uit te sluiten. [7] Ter zitting van 22 oktober 2013 heeft [deskundige 2] nog gewezen op foto’s, waarop te zien zou zijn dat er op 29 november 2010 in de parkeerkelder reparaties aan de gasleidingen werden verricht. Daar is ten onrechte geen forensisch onderzoek naar gedaan, aldus [deskundige 2]
3.3.
Ter zitting van 22 oktober 2013 zijn [deskundige 2] als deskundige gehoord. Hun analyses en conclusies bleken lijnrecht tegenover elkaar te staan. Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechtbank beslist dat een derde deskundige nader diende te rapporteren over de mogelijke oorzaken van de brand/explosie en over de al uitgebrachte rapporten. De rechter-commissaris heeft ing. [deskundige 3] projectleider brandonderzoek bij onderzoeksbureau [deskundige 3] als deskundige benoemd.
De [deskundige 3] heeft in zijn rapport van 14 februari 2014 geconcludeerd dat er zich in de woning van verdachte een gasexplosie heeft voorgedaan. Uit de rapporten van de brandweer en de politie blijkt niet, dat zij ter plaatse hebben gezocht naar ontstekingsbronnen. Potentiële ontstekingsbronnen zijn ook beperkt op foto’s vastgelegd. Men kan daarom geen conclusies trekken over mogelijke ontstekingsbronnen. Iedere willekeurige vonk van een elektrisch apparaat of een aansteker kan aanleiding hebben gegeven tot ontsteking van een brandbaar gasmengsel.
[deskundige 3] heeft vijf hypotheses opgesteld over mogelijke oorzaken van de gasexplosie.
Drie van de vijf hypotheses kunnen volgens hem op grond van de beschikbare gegevens worden uitgesloten. Twee hypotheses kunnen niet worden uitgesloten, te weten:
1. Door een brand in de woonkamer/keuken is een gaslek ontstaan. Dit gaslek heeft geleid tot het ontstaan van een explosie.
2. In de woning is de gaskraan gedurende enige tijd open gezet, wat geleid heeft tot het ontstaan van een explosief mengsel en een explosie, gevolgd door een brand.
De beschikbare gegevens bieden onvoldoende aanknopingspunten om op basis van forensisch technisch onderzoek een definitieve hypothese op te stellen. De oorzaak van de brand en de explosie kan dus volgens [deskundige 3] niet worden vastgesteld. [8]
3.5.
[deskundige 3]heeft in zijn rapportages van 16 juli 2013 en 20 februari 2014 gereageerd op de rapporten van [deskundige 3]. [deskundige 3] heeft nader onderbouwd waarom volgens hem de door [deskundige 3]aangedragen alternatieve verklaringen voor de explosie en de brand niet in voldoende mate worden ondersteund door de onderzoeksbevindingen en de foto’s. Ook blijkt volgens [deskundige 3] uit eerder onderzoek van het NFI, dat bij een lekkende gaskraan, waarbij de pakking weg is gesmolten of waarbij de kraan loszit in de koppeling, te weinig gas vrijkomt om een explosief mengsel te doen ontstaan. [9]

4.Het standpunt van de officier van justitie

Het technisch onderzoek en de rapportages van de deskundigen geven geen uitsluitsel over de mogelijke oorzaak van de explosie. Op basis daarvan kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte de veroorzaker is van de explosie. Wel acht de officier van justitie de door deskundige [deskundige 3]genoemde alternatieve oorzaken niet aannemelijk.
Op grond van overige bewijsmiddelen kan echter toch worden bewezen dat verdachte de explosie heeft veroorzaakt. Hij heeft aan zijn ex-vriendin, [getuige 1], enkele uren vóór de explosie sms-berichten gestuurd, waarin hij het heeft over het openzetten van de gaskraan. Volgens [getuige 1] heeft hij tegenover haar erkend de explosie te hebben veroorzaakt. Ook tegenover andere getuigen heeft hij zichzelf voorgedaan als veroorzaker van de explosie. Omwonenden hebben die bewuste avond/nacht een gaslucht geroken. Na de explosie heeft verdachte tegen omwonenden gezegd dat hij alleen maar een sigaret wilde opsteken. Bovendien trekt de officier van justitie het door verdachte aangevoerde geheugenverlies in twijfel.
De officier acht de primair ten laste gelegde opzet op het teweeg brengen van een ontploffing niet bewezen. We weten te weinig over de afwegingen die verdachte heeft gemaakt om vast te kunnen stellen, dat hij bewust de aanmerkelijke kans op een explosie heeft aanvaard. De schuld van verdachte hangt wel zeer dicht aan tegen het voorwaardelijk opzet. De officier concludeert tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Verdachte kan zich niets herinneren van het incident. Het sms-bericht aan [getuige 1] waarin staat dat hij de gaskraan heeft opengezet, is verstuurd toen hij volgens een getuige in een café zat. Hij heeft nooit de intentie gehad zichzelf van het leven te beroven. Als hij al tegenover [getuige 1] zou hebben bekend de explosie te hebben veroorzaakt, dan zijn die woorden hem in de mond gelegd. De verdediging betwist de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1].
Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte pas kort voor de explosie thuis is gekomen. Omwonenden roken dus een gaslucht toen verdachte nog niet thuis was. Bovendien hebben getuigen verklaard al vaker gaslucht in het gebouw te hebben geroken. Dat lijkt eerder te wijzen op een structureel gaslek.
Uit technisch onderzoek blijkt dat de gaskraan in de keuken dichtgedraaid stond. De onderzoeken van de brandweer en de technische recherche zijn forensisch onverantwoord en vertonen grove gebreken. Er is geen enkele aandacht besteed aan alternatieve oorzaken voor een explosief gasmengsel in en buiten het appartement. Volgens de deskundigen [deskundige 3] kan de oorzaak van de explosie niet worden vastgesteld. De deskundigen kunnen dus geen uitsluitsel geven en het overige bewijs is niet hard genoeg om tot bewezenverklaring te kunnen komen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de opzet op het teweeg brengen van een ontploffing niet kan worden bewezen.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
De rechtbank concludeert uit de in paragraaf 2 en 3 samengevatte bevindingen van brandweer, politie en deskundigen het volgende.
Er heeft in de woning van verdachte een gasexplosie plaatsgevonden. Deze explosie is veroorzaakt door gasuitstroom in de woning van verdachte. Op basis van het technisch onderzoek kan niet worden vastgesteld, wat de ontstekingsbron van deze explosie is geweest. Er is geen technisch bewijs dat verdachte de gaskraan in de keuken enige tijd heeft opengezet en later weer heeft dichtgedraaid. Wel wordt door alle drie deskundigen gasuitstroom uit de gaskraan in de keuken genoemd als mogelijke oorzaak van de explosie.
[deskundige 3]heeft een aantal technische oorzaken genoemd, die volgens hem niet kunnen worden uitgesloten, omdat brandweer en politie daar geen of onvolledig onderzoek naar hebben gedaan (c-v ketel, meterkast, keukenapparatuur, elektrische installatie, spouwmuur, ventilatiesysteem). [deskundige 3] heeft naar het oordeel van de rechtbank in met name paragraaf 2.4.4. en 3.2.1. van zijn rapport toereikend gemotiveerd, dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor de door[deskundige 3] genoemde alternatieve oorzaken van de explosie. Dat sluit ook aan bij de bevindingen van[deskundige 3]
Ten aanzien van de door [deskundige 3] gememoreerde reparatie in de parkeergarage merkt de rechtbank nog op, dat niet valt uit te sluiten dat het hier ging om herstelwerkzaamheden na de explosie. Namens [stichting] heeft getuige [getuige 13] verklaard dat de parkeergarage door de explosie was beschadigd. De door [deskundige 3]genoemde foto’s van de parkeergarage zijn genomen op 29 november 2010 om 13.10 uur, dus bijna 11 uur na de explosie. Zou het zijn gegaan om reparatiewerkzaamheden aan gasleidingen die al vóór de explosie waren verricht, dan zou [stichting] daarvan op de hoogte moeten zijn geweest. Getuige [getuige 13] heeft echter verklaard, dat “in de afgelopen maanden geen meldingen van defecten aan de woningen, dan wel leidingen of iets dergelijks zijn gemeld aan [stichting]”. [10]
De rechtbank onderschrijft voorts de conclusies van [deskundige 3]met betrekking tot de vijf door hem opgestelde hypotheses. Hij heeft nader onderbouwd, waarom twee van de vijf hypotheses niet kunnen worden uitgesloten. Op basis van alleen het technisch onderzoek kan de oorzaak van de explosie en de brand dus niet worden vastgesteld.
Hieronder zal de rechtbank nader ingaan op beide hypotheses.
6.2.
De door [deskundige 3] niet uitgesloten hypothese dat de gaskraan enige tijd is opengezet, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de volgende bewijsmiddelen.
Diverse omwonenden hebben verklaard dat zij vóór de explosie een gaslucht hebben geroken.
Getuige [getuige 2], die in het appartement boven dat van verdachte woonde, heeft verklaard dat hij op 28 november 2010 omstreeks 23.00 uur in de hal van zijn woning een sterke gaslucht rook. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 28 november 2010 omstreeks 23.30 uur de toegangshal van het appartementencomplex inliep en “een heel sterke gaslucht” rook. [12]
Mevrouw [getuige 4] woonde op de derde verdieping van het appartementencomplex. Aan de politie heeft zij verteld dat zij op 29 november omstreeks 1.15-1.30 uur met haar hond ging wandelen. Toen zij op de begane grond tegenover de woning van verdachte uit de lift stapte, rook ze een penetrante geur, een soort uiengeur die je normaal nooit ruikt. [13]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij de bewuste nacht tussen 2.00 en 2.30 uur wat hoorde sissen. Daarna hoorde ze een enorme knal. [14]
Getuige [getuige 1] is de ex-vriendin van verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte op 28 november 2010 om 15.20 uur uit haar woning is vertrokken. Diezelfde dag heeft verdachte haar gebeld om 20.37 uur. In dat telefoongesprek heeft [getuige 1] de relatie beëindigd. Hierop reageerde verdachte volgens [getuige 1] door te dreigen dat hij er een eind aan zou maken. Om 21.40 uur ontving [getuige 1] van verdachte een sms-bericht met de tekst: “Ik heb de gaskraan opengezet. (…) Ik ben alles kwijt. Brieven liggen klaar.” Om 22.20 uur sms-te verdachte haar: “Ik krijg het koud en ga liggen, want ik denk dat het tijd wordt. Ik hoop wel dat je op mijn uitvaart komt.” [15] Ze heeft deze sms-berichten aan de politie getoond. [16]
Op 1 maart 2011 heeft de politie getuige [getuige 1] weer gesproken. Zij wilde toen geen getuigenverklaring afleggen. Wel heeft de politie geverbaliseerd, wat [getuige 1] toen tegen de politie heeft gezegd. Zij heeft nog contact met verdachte gehad, nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen. [getuige 1] sprak verdachte er meermalen op aan dat hij de ontploffing zelf had gepleegd. In eerste instantie wist verdachte zich niets meer van het gebeuren te herinneren. [getuige 1] hield vol dat hij het wel gedaan zou hebben, waarna verdachte toegaf dat hij de ontploffing zelf veroorzaakt had. Hij gaf toe dat hij wat er in de sms-jes stond, had waargemaakt. Volgens [getuige 1] zou hij dit nooit aan iemand anders toegeven. [17]
Op 11 april 2011 heeft [getuige 1] alsnog een getuigenverklaring afgelegd. Volgens [getuige 1] had verdachte op 15 januari 2011 tegen haar gezegd: “Er is maar één die weet wat er gebeurd is en dat ben ik”. Op 18 januari 2011 heeft verdachte [getuige 1] weer gesproken. “Hij zei: ik weet dat ik die sms-jes van die bewuste avond naar jou heb gestuurd. Ik zei toen: dan weet je dus ook dat je die gaskraan open hebt gezet. Hij zei: ja, dat klopt. Op mijn vraag waarom, zei hij: ik heb toch niets meer, mijn ouders en [zoon] [zoon]”. [18]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij verdachte heeft gesproken over de explosie en tegen hem had gezegd: je moet wel goed gek zijn als je zoiets doet. Verdachte antwoordde toen: “ja, soms doe je gekke dingen”. [19]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat in het café waar zij werkt, verdachte vertelde: “Moet je eens kijken, heb ik de flat opgeblazen en dan krijg ik ook nog geld terug van [bedrijf 1].” De woorden ‘flat opgeblazen’ zei hij volgens [getuige 7] letterlijk. [20]
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat een taxichauffeur aan haar heeft verteld dat verdachte tegen de chauffeur heeft gezegd: “Heb je niet gehoord wat ik gedaan heb? Ik heb het daar opgeblazen”. [21]
Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij direct na de explosie verdachte van de woning weg heeft geleid. Hij vroeg verdachte wat er was gebeurd. “Hij zei toen: ik wilde een sigaretje aansteken.” [22]
Verdachte is direct na de explosie door enkele omwonenden en een ambulancebroeder onder de douche gezet in het appartement van een buurtbewoner. Getuige [getuige 10] heeft verklaard dat verdachte, toen hij onder de douche op een douchestoel zat, tegen haar zei: “Ik wilde alleen maar een sigaretje opsteken”. [23]
Tijdens het forensisch onderzoek op 29 november 2010 is onderzoek gedaan naar mogelijke gaslekkages. Aan de koppelingen van de gastoevoer, de gasmeter en de gasaansluiting van de ketel van de centrale verwarming werden geen bijzonderheden waargenomen. Ook de gasaansluiting in de keuken is aan een onderzoek onderworpen. In de keuken was een gaskraan aangesloten aan een gasleiding. Aan de gaskraan was geen gasfornuis aangesloten. Het gaskraantje stond dicht. Proefondervindelijk is vastgesteld dat de gaskraan functioneerde. [24]
Op verzoek van de politie heeft [persoon 1], medewerker van gasleverancier [bedrijf 2], nader onderzoek verricht aan de gasleidingen. Hij heeft de leidingen in de woning ‘afgeperst’. Daaruit bleek dat de leidingen geen lekkages vertoonden. De gasmeter was op het oog ook in orde. “Ik heb nog speciaal naar de gaskraan in de keuken gekeken en daar was naar mijn mening ook niets mee aan de hand”, aldus [persoon 1]. [25]
6.3.
[deskundige 3] heeft het niet uitsluiten van de andere hypothese (gaslek door brand)
als volgt gemotiveerd.
“Door een brand op het aanrecht kan de integriteit van de gaskraan aangetast worden. Uit de kraan of de aansluiting op de leiding lekkend gas kan worden ontstoken. Bij een (groot) lek bestaat de kans dat de gasvlam dooft, maar hiermee zullen de vlammen op het aanrecht niet direct doven. Op basis van het ontbreken van roet op de voorpui van de woning kan worden gesteld dat als er een brand was voorafgaand aan het gaslek, deze brand zeer gering in omvang moet zijn geweest. (…) Omdat de gaskraan volgens het politierapport is verwijderd voordat de gasleiding op lekkage is gecontroleerd, kan niet uitgesloten worden dat hier een lek aanwezig is geweest. (…) De brand in de omgeving van de gaskraan zou zich op basis van de informatie uit de getuigenverklaringen meer dan drie uur voor het incident voorgedaan moeten hebben.” [26]
De rechtbank overweegt over deze hypothese het volgende.
Uit het brandonderzoek van de politie kan worden opgemaakt, dat [persoon 1] de gasleidingen inderdaad pas heeft onderzocht op lekkages, nadat de gaskraan in de keuken was gedemonteerd. [27] [persoon 1] heeft dus niet de gaskraan door afpersing kunnen testen op lekkage. Uit het proces-verbaal brandonderzoek blijkt echter ook, dat de politie de gaskraan in de keuken nader heeft bekeken voordat deze is gedemonteerd. Proefondervindelijk is toen vastgesteld dat de gaskraan functioneerde. [persoon 1] heeft, nadat de gaskraan was gedemonteerd, vastgesteld dat er met de gaskraan niets aan de hand was.
Voorts wijst de rechtbank op de berekening die [deskundige 3] heeft gemaakt in zijn rapportage van 20 februari 2014. Volgens [deskundige 3]heeft eerder onderzoek van het NFI uitgewezen dat bij een loszittende koppeling of kraan de gaslekkage relatief klein is. [deskundige 3]heeft op basis van een schatting van het gasdebiet van een lekkende gaskraan, de inhoud van de ruimte waarin het gas is uitgestroomd en de ventilatie van de woning berekend, dat de onderste explosiegrens nooit wordt bereikt. [28]
[deskundige 3] heeft ter zitting aangegeven dat hij de hypothese dat er door een brand een gaslek in de gaskraan is ontstaan, vergezocht vindt. Hij heeft geen reden te twijfelen aan de berekening van [deskundige 3], al had hij wel graag een verdere onderbouwing ervan willen zien. Als de berekening klopt, dan kan op basis daarvan de hypothese worden uitgesloten, aldus [deskundige 3]. [29]
Ten slotte constateert de rechtbank dat de hypothese geen steun vindt in enige getuigenverklaring of verklaring van verdachte.[deskundige 3] heeft er in dit verband nog op gewezen, dat bij een kleine brand in de woning getuigen naast een gaslucht ook een brandgeur hadden moeten ruiken. Dat is niet het geval geweest. [30]
Op grond van de voorgaande overwegingen concludeert de rechtbank, dat de hypothese dat er door brand een gaslek aan de gaskraan in de keuken is ontstaan, weliswaar strikt technisch genomen niet valt uit te sluiten, maar niet aannemelijk is en niet wordt gesteund door bewijsmiddelen.
6.4.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte die bewuste nacht niet werkelijk van plan was een einde aan zijn leven te maken. Mevrouw [getuige 1] heeft verklaard dat zij niet het idee had dat hij suïcidaal was. Ze dacht dat het zijn manier was om haar beslissing om te stoppen met de relatie terug te draaien. De ex-echtgenote van verdachte heeft verklaard dat verdachte tijdens hun huwelijk wel vaker dreigde er een eind aan te maken, maar dat zij nooit heeft gedacht dat hij het ook echt zou doen. Bovendien blijkt uit een getuigenverklaring dat verdachte in een café was, toen hij om 21.40 uur het sms-bericht verzond waarin stond dat hij de gaskraan had opengezet.
Naar het oordeel van de rechtbank sluiten deze getuigenverklaringen niet uit dat verdachte vóór de explosie en de brand enige tijd de gaskraan heeft opengezet. Tegenover [getuige 1] heeft hij dat ook erkend. De ex-echtgenote heeft bovendien tegenover de politie verklaard dat het openzetten van de gaskraan “echt een actie” van verdachte is. [31] Dat hij uiteindelijk toch niet de daad bij het woord wilde voegen, blijkt uit het feit dat na de explosie de gaskraan was dichtgedraaid.
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de belastende verklaring van [getuige 1] betwist. Zij zou ervoor hebben gekozen niet officieel als getuige te worden gehoord. Zij heeft ook nooit getekend voor haar uitlatingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij heeft weliswaar tegenover de politie op 1 maart 2011 verklaard geen getuigenverklaring te willen afleggen, maar heeft dit uiteindelijk toch gedaan in haar getuigenverhoor van 11 april 2011. Daarin heeft zij bevestigd, wat zij op 1 maart al tegenover de politie heeft verklaard. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Dat zij de getuigenverklaring van 11 april 2011 alleen in concept heeft getekend, doet daar niet aan af.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat uit getuigenverklaringen kan worden geconcludeerd dat de auto van verdachte die bewuste nacht niet is waargenomen tussen 1.30 uur en 2.15 uur. Verdachte was dus op dat moment niet thuis. Dat past niet in het beeld dat verdachte in zijn woning zelfmoord wilde plegen. Hij kan daarom ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de ontsnapping van gas, die getuige [getuige 5] die nacht tussen twee uur en half drie hoorde.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De door de verdediging genoemde getuigen hebben verklaard, dat de auto van verdachte niet was waargenomen op de parkeerplaats waar hij zijn auto “normaal” (getuige [getuige 4]), “altijd” (getuige [getuige 7]) of “wel vaker” (getuige[getuige 11]) neerzette. Daarmee is dus niet gezegd, dat de auto van verdachte vlak voor de explosie niet in de buurt van zijn woning heeft gestaan en dat verdachte toen niet thuis was.
Ten slotte heeft de verdediging gewezen op de verklaring van enkele omwonenden (de getuigen [getuige 12] en [getuige 10]), dat er al eerder gas in het appartementencomplex was geroken. Ook verdachte zelf heeft dit verklaard. Dat duidt volgens de verdediging eerder op een structureel gaslek.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Als er sprake was geweest van een structureel gaslek, dan valt niet in te zien waarom dit niet al eerder heeft geleid tot calamiteiten of tot klachten bij [stichting]. De rechtbank wijst in dit verband op de reeds genoemde verklaring van getuige [getuige 13], dat [stichting] in de maanden vóór de explosie geen meldingen heeft binnengekregen van defecten aan gasleidingen. Ook in het forensisch technisch onderzoek is geen structureel gaslek vastgesteld.
6.5.
Op grond van de voorgaande overwegingen en van de in paragraaf 6.2 opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht door in zijn woning de gaskraan open te draaien en een ruime hoeveelheid gas te laten vrijkomen en dat gas met open vuur in aanraking heeft laten komen. Daarbij gaat de rechtbank er – gelet op de verklaring van verdachte tegenover de getuigen [getuige 9] en [getuige 10] - vanuit dat de explosie heeft plaatsgevonden toen verdachte in zijn woning een sigaret aanstak.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de primair ten laste gelegde opzet niet bewezen. Niet is gebleken dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelen een brand en/of ontploffing zou veroorzaken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
6.6.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat er door de brand en ontploffing levensgevaar voor personen en gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank baseert dit op de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [getuige 13] heeft namens de [stichting] verklaard dat 16 woningen, de trappenhal en de parkeergarage in het appartementencomplex zijn beschadigd. Alle 16 woningen waren ten tijde van de aangifte (30 november 2010) niet bewoonbaar. [32]
Aangever[getuige 14] heeft verklaard dat er na de explosie een stuk gevel in zijn achtertuin lag. De gehele pui van de woning van verdachte lag op straat. Zijn woning en inboedel hebben ernstige rook- en roetschade opgelopen. [33]
Getuige [getuige 15] heeft verklaard dat er na de explosie veel puin en stukken kozijn op straat lagen. [34]
Getuige [getuige 9] zag dat zijn dochter onder het glas lag, omdat de ruit boven haar slaapkamerdeur over haar heen was gekomen. (…) De hele voorpui van de woning van verdachte was weggeblazen. [35]
Getuige [getuige 2] zag een deel van de gevel liggen. Een deel van de muur van zijn buren lag eruit. [36]
Getuige [getuige 4] heeft op 4 april 2011 verklaard dat de lift zo zwaar is beschadigd dat deze nog steeds buiten gebruik was. Ze verklaarde dat het, als ze die nacht wat later in de lift was gestapt, voor haar anders had kunnen aflopen. [37]
Tijdens het forensisch onderzoek is geconstateerd, dat de buitengevel van de trappenhal over een lengte van meerdere verdiepingen was opengescheurd. De buitenmuren van de woning van verdachte lagen in de centrale hal. De voorgevel van de woonkamer was in zijn geheel naar buiten gedrukt en lag op het trottoir. De eerste brandweerploeg heeft gezien dat de voorpui van het appartement op straat lag en dat de vlammen uit de woning op de begane grond sloegen. [38]
6.7.
Op grond van de voorgaande overwegingen en de in paragraaf 1, 6.2 en 6.6 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(subsidiair:)
op 29 november 2010 te Helmond grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam in zijn woning in het appartementencomplex aan de [adres 2] de gaskraan heeft opengedraaid en een ruime hoeveelheid gas laten vrijkomen en dat vrijgekomen gas met open vuur in aanraking heeft laten komen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat in zijn woning een ontploffing teweeg is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daardoor levensgevaar voor personen, te weten de overige bewoners en bezoekers van het
appartementencomplex waarin die woning is gelegen en gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woningen in het appartementencomplex ontstond.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor het primair tenlastegelegde.
(voor het subsidiair tenlastegelegde:)
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
Afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair algehele vrijspraak bepleit.
Mocht de rechtbank echter van oordeel zijn dat verdachte iets valt te verwijten dan heeft de raadsman subsidiair verzocht om verdachte ex artikel 9a Strafrecht enkel schuldig te verklaren en geen verdere straf op te leggen. Het lichaam van verdachte is door het voorval voor 37,5% verbrand. De opgelopen verwondingen herstelden zeer langzaam. De hel waarin verdachte zeer lange tijd heeft geleefd en welke voor hem tot aan de dag van vandaag nog steeds fysiek en geestelijk voelbaar is, is straf genoeg geweest. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met hooguit een aanvullende voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet-ontvankelijk is, omdat de proeftijd is ingegaan na de datum van het onderhavige ten laste gelegde delict. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het in de hoofdzaak primair of subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing, terwijl daardoor levensgevaar voor personen en gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust in de plaatselijke gemeenschap en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote materiële schade veroorzaakt. Door zijn gedragingen heeft verdachte welbewust het leven van buurtbewoners in gevaar gebracht en zich niets aangetrokken van hun belangen.
GZ-psycholoog[psycholoog]heeft op 25 juni 2011 omtrent verdachte gerapporteerd. Uit dit rapport blijkt dat verdachte zich beperkt onderzoekbaar heeft opgesteld. Volgens de GZ-psycholoog is verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die in diagnostische zin zijn te omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en is de gebrekkige ontwikkeling structureel van invloed op het functioneren van verdachte, derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte in relatie tot het ten laste gelegde niet te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar, maar uit te gaan van tenminste enige invloed van de persoonlijkheidsstoornis op het functioneren.
De rechtbank neemt de conclusie van de GZ-psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank heeft hiermee bij het nemen van een beslissing rekening gehouden.
Overigens is verdachte ook onderzocht door psychiater [psychiater] Deze psychiater heeft op 7 juni 2011 gerapporteerd dat verdachte zich te beperkt onderzoekbaar heeft opgesteld om uitspraken te doen over de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen, dat sinds het tijdstip waarop hij het strafbare feit heeft gepleegd geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Ook heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen, dat hij zelf is getroffen door de gevolgen van het door hem gepleegde strafbare feit, omdat hij bij het plegen van het feit zelf zeer ernstig letsel heeft opgelopen.
Beide omstandigheden zijn voor de rechtbank mede aanleiding geweest om een lichtere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De raadsman heeft verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, dan wel om te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest met hooguit een aanvullende voorwaardelijke straf.
Een schuldig verklaren zonder oplegging van straf dan wel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest met eventueel nog een aanvullende voorwaardelijke straf, zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 9].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing bij wijze van voorschot van de vordering van de benadeelde partij [getuige 9] tot een bedrag van EUR 5.000,- ter zake immateriële schade, en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het anders of meer gevorderde.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn pleitnota heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de raadsman algehele vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman in zijn pleitnota gesteld dat deze vordering te belastend is voor deze strafprocedure en niet eenvoudig van aard is.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding door de rechtbank begroot op € 2.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schade, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 11].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [getuige 11] van EUR 1.750,- , en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn pleitnota heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de raadsman algehele vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman in zijn pleitnota gesteld dat de hoogte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding door de rechtbank begroot op € 750,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [stichting].
Het standpunt van de officier van justitie.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [stichting] in haar vordering nu de benadeelde partij niet heeft aangegeven waarop het gevorderde bedrag is gebaseerd.
Het standpunt van de verdediging.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/008429-09.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging nu uit de mededeling voorwaardelijke veroordeling blijkt dat de proeftijd eerst op 7 december 2010 is ingegaan, dus na de datum van het plegen van het delict op 29 november 2010.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 158.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn van ontploffing, terwijl daardoor gemeen gevaar
voor goederen ontstaat;
aan zijn schuld te wijten zijn van ontploffing, terwijl daardoor levensgevaar
voor een ander ontstaat.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
(t.a.v. subsidiair:)
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [getuige 9] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het bedrag is een vergoeding terzake immateriële schade. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 9]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 9] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), terzake immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [getuige 11] van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit vergoeding terzake immateriële schade. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 11]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 11], van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), terzake immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1250,00 subsidiair 22 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [stichting] van een bedrag van EUR 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een vergoeding terzake eigen risico verzekeringsmaatschappij. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [stichting]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [stichting], van een bedrag van EUR 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), terzake eigen risico verzekeringsmaatschappij.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 01/008429-09:
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2014,
zijnde mr. Heblij buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen brandonderzoek, eind proces-verbaal no. PL2233 2010179395, gesloten 25 april 2011, p. 185-186. Als in hierna volgende voetnoten wordt verwezen naar een paginanummer, worden daarmee pagina’s uit het eind proces-verbaal bedoeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1 maart 2011, p. 144 en proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 november 2010, p. 32-33.
3.Proces-verbaal getuigen [getuige 15] (p. 107), [getuige 9] (p. 113-116), [getuige 10] (p. 117-118) en[getuige 11] (p. 139-141).
4.Rapport[brandweer], Brandweer Brabant Zuid Oost, 5 januari 2011, p. 15.
5.Proces-verbaal van bevindingen brandonderzoek, d.d. 14 januari 2011, p. 185-189, met fotomap met 66 foto’s.
6.NFI-rapport, 4 september 2012, p. 18.
7.Verslag [deskundige 3], 30 november 2012, p. 18 en 22.
8.Rapport [deskundige 3], d.d. 14 februari 2014, p. 17-21.
9.Rapport NFI, 20 februari 2014, p. 5-7.
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 13], d.d. 30 november 2010, p. 38.
11.Proces-verbaal getuige [getuige 2], d.d. 6 december 2010, p. 120-121.
12.Proces-verbaal [getuige 10], d.d. 6 december 2010, p. 117.
13.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2011, p. 130.
14.Proces-verbaal van getuige [getuige 5], d.d. 29 november 2010, p. 111.
15.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], d.d. 29 november 2010, p. 46-50.
16.Proces-verbaal van bevindingen, 24 februari 2011, p. 51.
17.Proces-verbaal van bevindingen, 2 maart 2011, p. 59.
18.Proces-verbaal [getuige 1], d.d. 11 april 2011, p. 98-100.
19.Proces-verbaal van verhoor [getuige 6], d.d. 6 april 2011, p. 92-93.
20.Proces-verbaal van verhoor [getuige 7], d.d. 8 april 2011, p. 94-97.
21.Proces-verbaal van getuige [getuige 7], d.d. 5 april 2011, p. 133.
22.Proces-verbaal van verhoor [getuige 9], d.d. 6 december 2010, p. 116.
23.Proces-verbaal van getuige [getuige 10], d.d 6 december 2011, p. 118.
24.Proces-verbaal van bevindingen brandonderzoek, 14 januari 2011, p. 187-189.
25.Verhoor [persoon 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 25 januari 2012.
26.Rapport [deskundige 3], d.d. 14 februari 2014, p. 18.
27.Proces-verbaal van brandonderzoek, d.d. 14 januari 2011, p. 188.
28.NFI-rapport, d.d. 20 februari 2014, p. 5-7.
29.Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 februari 2014.
30.Ibidem, p. 8.
31.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 maart 2011, p. 61.
32.Proces-verbaal van aangifte [getuige 13], d.d. 30 november 2010, p. 33.
33.Proces-verbaal van aangifte [getuige 14], d.d. 7 december 2010, p. 41.
34.Proces-verbaal verhoor [getuige 15], d.d. 29 november 2010, p. 107.
35.Proces-verbaal van verhoor [getuige 9], d.d. 6 december 2010, p. 116.
36.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], d.d. 6 december 2010, p. 121.
37.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2011, p.131.
38.Proces-verbaal van bevindingen brandweeronderzoek, d.d. 14 januari 2011, p. 185-187.