6.7.Op grond van de voorgaande overwegingen en de in paragraaf 1, 6.2 en 6.6 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(subsidiair:)
op 29 november 2010 te Helmond grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam in zijn woning in het appartementencomplex aan de [adres 2] de gaskraan heeft opengedraaid en een ruime hoeveelheid gas laten vrijkomen en dat vrijgekomen gas met open vuur in aanraking heeft laten komen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat in zijn woning een ontploffing teweeg is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daardoor levensgevaar voor personen, te weten de overige bewoners en bezoekers van het
appartementencomplex waarin die woning is gelegen en gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woningen in het appartementencomplex ontstond.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor het primair tenlastegelegde.
(voor het subsidiair tenlastegelegde:)
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
Afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair algehele vrijspraak bepleit.
Mocht de rechtbank echter van oordeel zijn dat verdachte iets valt te verwijten dan heeft de raadsman subsidiair verzocht om verdachte ex artikel 9a Strafrecht enkel schuldig te verklaren en geen verdere straf op te leggen. Het lichaam van verdachte is door het voorval voor 37,5% verbrand. De opgelopen verwondingen herstelden zeer langzaam. De hel waarin verdachte zeer lange tijd heeft geleefd en welke voor hem tot aan de dag van vandaag nog steeds fysiek en geestelijk voelbaar is, is straf genoeg geweest. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met hooguit een aanvullende voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet-ontvankelijk is, omdat de proeftijd is ingegaan na de datum van het onderhavige ten laste gelegde delict. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het in de hoofdzaak primair of subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing, terwijl daardoor levensgevaar voor personen en gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust in de plaatselijke gemeenschap en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote materiële schade veroorzaakt. Door zijn gedragingen heeft verdachte welbewust het leven van buurtbewoners in gevaar gebracht en zich niets aangetrokken van hun belangen.
GZ-psycholoog[psycholoog]heeft op 25 juni 2011 omtrent verdachte gerapporteerd. Uit dit rapport blijkt dat verdachte zich beperkt onderzoekbaar heeft opgesteld. Volgens de GZ-psycholoog is verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die in diagnostische zin zijn te omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en is de gebrekkige ontwikkeling structureel van invloed op het functioneren van verdachte, derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte in relatie tot het ten laste gelegde niet te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar, maar uit te gaan van tenminste enige invloed van de persoonlijkheidsstoornis op het functioneren.
De rechtbank neemt de conclusie van de GZ-psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank heeft hiermee bij het nemen van een beslissing rekening gehouden.
Overigens is verdachte ook onderzocht door psychiater [psychiater] Deze psychiater heeft op 7 juni 2011 gerapporteerd dat verdachte zich te beperkt onderzoekbaar heeft opgesteld om uitspraken te doen over de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen, dat sinds het tijdstip waarop hij het strafbare feit heeft gepleegd geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Ook heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen, dat hij zelf is getroffen door de gevolgen van het door hem gepleegde strafbare feit, omdat hij bij het plegen van het feit zelf zeer ernstig letsel heeft opgelopen.
Beide omstandigheden zijn voor de rechtbank mede aanleiding geweest om een lichtere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De raadsman heeft verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, dan wel om te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest met hooguit een aanvullende voorwaardelijke straf.
Een schuldig verklaren zonder oplegging van straf dan wel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest met eventueel nog een aanvullende voorwaardelijke straf, zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 9].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing bij wijze van voorschot van de vordering van de benadeelde partij [getuige 9] tot een bedrag van EUR 5.000,- ter zake immateriële schade, en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het anders of meer gevorderde.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn pleitnota heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de raadsman algehele vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman in zijn pleitnota gesteld dat deze vordering te belastend is voor deze strafprocedure en niet eenvoudig van aard is.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding door de rechtbank begroot op € 2.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schade, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 11].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [getuige 11] van EUR 1.750,- , en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn pleitnota heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu de raadsman algehele vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman in zijn pleitnota gesteld dat de hoogte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten immateriële schadevergoeding door de rechtbank begroot op € 750,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde ter zake immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [stichting].
Het standpunt van de officier van justitie.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [stichting] in haar vordering nu de benadeelde partij niet heeft aangegeven waarop het gevorderde bedrag is gebaseerd.
Het standpunt van de verdediging.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/008429-09.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging nu uit de mededeling voorwaardelijke veroordeling blijkt dat de proeftijd eerst op 7 december 2010 is ingegaan, dus na de datum van het plegen van het delict op 29 november 2010.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 158.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn van ontploffing, terwijl daardoor gemeen gevaar
voor goederen ontstaat;
aan zijn schuld te wijten zijn van ontploffing, terwijl daardoor levensgevaar
voor een ander ontstaat.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
(t.a.v. subsidiair:)
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [getuige 9] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het bedrag is een vergoeding terzake immateriële schade. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 9]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 9] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), terzake immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [getuige 11] van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit vergoeding terzake immateriële schade. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 11]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 11], van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), terzake immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1250,00 subsidiair 22 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [stichting] van een bedrag van EUR 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een vergoeding terzake eigen risico verzekeringsmaatschappij. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [stichting]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [stichting], van een bedrag van EUR 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), terzake eigen risico verzekeringsmaatschappij.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 01/008429-09:
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2014,
zijnde mr. Heblij buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.