ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3582

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/825562-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en kinderporno in relatie tussen meerderjarige en minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een achttienjarige verdachte die een relatie had met een dertienjarig meisje. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 oktober 2011 het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen, maar sprak hem vrij van de aanklacht van verkrachting. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang, aangezien het slachtoffer zelf contact had gezocht met de verdachte en eerder seksuele handelingen had verricht. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen en het in bezit hebben van een kinderpornografisch filmpje, dat door het slachtoffer zelf was gemaakt en naar de verdachte was gestuurd. De rechtbank legde een werkstraf van 100 uur op en een schadevergoeding van €350 aan het slachtoffer, met wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, wat leidde tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825562-11
Datum uitspraak: 21 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2013. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2011 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren [1998]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] (geboren [1998]), hebbende verdachte zijn, verdachtes penis (met kracht) geduwd/gebracht in de vagina en/of anus en/of de mond van die [slachtoffer 1] en/of hebbende verdachte de vinger(s) van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht in haar vagina en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- meermalen, althans eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Doe." en/of
- onverhoeds (en/of met kracht) zijn, verdachtes penis, heeft geduwd/gebracht in de anus en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zichzelf moest vingeren en/of (vervolgens) haar vinger(s) moest aflikken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als ze dat niet zou doen hij haar van de ping zou verwijderen en/of geen contact meer met haar zou hebben en/of
- die [slachtoffer 1] achterover op het bed heeft geduwd en/of
- misbruik en/of gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht op die [slachtoffer 1] en/of (aldus) heeft aangedrongen op seksuele handelingen en/of zich dominant en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer 1]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
artikel 242 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2011 te Eindhoven, met [slachtoffer 1] (geboren [1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
artikel 245 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 21 oktober 2011 te Valkenswaard en/of te Woensel en/of te Eindhoven, meermalen, althans eenmaal met [slachtoffer 1] (geboren [1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
artikel 245 Wetboek van Strafrecht;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 oktober 2011, althans op of omstreeks 19 oktober 2011 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding (te weten meerdere foto's en/of (een) filmpje(s)) en/of een gegevensdrager (telkens) heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het (gedeeltelijk) naakt poseren van [slachtoffer 1] (geboren [1998]) en/of
- het betasten van haar vagina en/of het brengen van de vinger(s) in haar vagina door die [slachtoffer 1] (geboren [1998]);
artikel 240b Wetboek van Strafrecht;
artikel 240b Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 1 subsidiair.
De rechtbank heeft vastgesteld dat hetgeen verdachte onder feit 1 subsidiair is ten laste gelegd ziet op hetzelfde feitencomplex als hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 1 subsidiair niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
Feit 1 primair.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie voert aan dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat sprake was van verkrachting derhalve dient verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de raadsvrouwe.
De verdediging stelt dat het verhaal van [slachtoffer 1] dat zij op 22 oktober 2011 is verkracht niet, althans onvoldoende wordt ondersteund en verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Aangeefster [slachtoffer 1] was op 22 oktober 2011 dertien jaar oud (p. 47). [slachtoffer 1] heeft op 1 november 2011 een verklaring afgelegd (p. 31 - 44). Volgens haar verklaring heeft zij op 22 oktober 2011 in de woning van getuige [getuige 1] eerst vrijwillige geslachtsgemeenschap gehad met verdachte, die toen meerderjarig was, daarna heeft hij tegen haar wil zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 1] gedaan en vervolgens zijn penis in haar anus. Hij heeft dat gedaan onder de bedreigende woorden "Doe, Doe", en hij heeft haar geduwd. Ook dreigde hij dat hij [slachtoffer 1] anders van de ping zou verwijderen. [getuige 1] en de getuige [getuige 2] waren in de woning afwezig. Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat als verdachte openlijk een relatie met haar had gewild zij niet boos zou zijn geweest over de gebeurtenissen op 22 oktober 2011. Zij was daarover ook niet echt boos op verdachte, het was meer dat [slachtoffer 1] had gehoord dat verdachte een andere meid had en [slachtoffer 1] vier dagen lang niets van verdachte had gehoord toen verdachte geld van haar had geleend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 oktober 2011 geslachtsgemeenschap heeft gehad met [slachtoffer 1], vervolgens heeft hij haar gevingerd en daarna heeft zij hem gepijpt. Verdachte ontkent dat hij anale seks heeft gehad met [slachtoffer 1]. Van dwang was op 22 oktober 2011 volgens verdachte geen sprake.
[getuige 1] en [getuige 2] hebben op 5 november 2011, respectievelijk 8 november 2011 een verklaring afgelegd (p. 55 - 59 en p. 65 - 68). Zij hebben verklaard dat zij op 22 oktober 2011 in de woning van [getuige 1] aanwezig waren en dat verdachte en [slachtoffer 1] samen naar boven gingen. Volgens [getuige 1] was dat om seks te hebben. Toen verdachte en [slachtoffer 1] weer beneden kwamen was [slachtoffer 1] volgens [getuige 1] stil en verdrietig, en volgens [getuige 2] lachte zij naar [getuige 1] en was ze giechelig. Verdachte lachte.
Dit alles overwegende leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat sprake is geweest van geweld of andere feitelijkheden waardoor [slachtoffer 1] op 22 oktober 2011 door verdachte werd gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Dit leidt tot vrijspraak van onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Bewijs
Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 2.
Het oordeel van de rechtbank.1
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] 2 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting 3 acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging voert aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Op de telefoon van verdachte staan 2 filmpjes van [slachtoffer 1]. Op het eerste filmpje is zichtbaar dat [slachtoffer 1] gekleed in haar ondergoed een sigaret staat te roken. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] op het betreffende filmpje niet naakt is te zien en dat het filmpje geen seksuele gedraging bevat, er is ook niet ingezoomd op de geslachtsdelen van [slachtoffer 1]. De rechtbank is van oordeel dat het eerste filmpje derhalve niet is te kwalificeren als kinderporno en niet valt onder de reikwijdte van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte van het onder 3 ten laste gelegde ten aanzien van het eerste gedachtestreepje vrij spreken.
Op het tweede filmpje is het onderlichaam van een (jonge) vrouw zichtbaar met vingers op of in de vagina. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een filmpje heeft gemaakt waarop zij zichzelf vingerde. Zij heeft dat filmpje aan verdachte verstuurd omdat hij anders boos werd. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zichzelf aan het vingeren was toen zij met verdachte belde en dat [slachtoffer 1] uit eigen beweging daarvan een filmpje maakte en dat aan verdachte opstuurde, dat was in oktober 2011.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft in de periode gelegen tussen 19 oktober 2011 en 31 oktober 2011 een filmpje in zijn bezit heeft gehad dat is te kwalificeren als kinderporno en valt onder de reikwijdte van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Uit de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie d.d. 11 november 2011 waarbij verdachte heeft verklaard dat hij het filmpje waarop zichtbaar was dat [slachtoffer 1] zich aan het vingeren was, zou doorsturen naar de moeder van die [slachtoffer 1], blijkt dat verdachte zich bewust was van het feit dat voornoemd filmpje zich nog in het mediabestand van zijn gsm bevond. De rechtbank acht derhalve het onder 3 ten laste gelegde ten aanzien van het tweede gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 21 oktober 2011 te Valkenswaard en te Eindhoven, meermalen, met [slachtoffer 1] (geboren [1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
3.
in de periode van 19 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2011 te Valkenswaard, één afbeelding (te weten een filmpje) in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding (een) seksuele gedraging zichtbaar is waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging bestond uit het betasten van haar vagina door die [slachtoffer 1] (geboren [1998]).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen en eist als volgt. Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] alsmede haar ouders. Voorts verzoekt de officier van justitie om verdachte bij de uitspraak in voorlopige hechtenis te nemen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich met betrekking tot feit 1 subsidiair alsmede feit 2 aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt de rechtbank om bij een bewezenverklaring verdachte geen gevangenisstraf op te leggen. Een contactverbod zoals voorgesteld door de officier van justitie levert geen probleem op. Tevens verzoekt de verdediging om opheffing van de voorlopige hechtenis. Er is geen (recidive)grond om verdachte in voorlopige hechtenis te nemen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Op het moment dat de ontucht plaatsvond, was verdachte vijf jaar ouder dan het slachtoffer en meerderjarig. Verdachte had beter moeten weten en had zich moeten onthouden van seksueel contact met het slachtoffer. De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar, maar houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat het slachtoffer naar het oordeel van de rechtbank heeft ingestemd met de verrichte seksuele handelingen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Het slachtoffer heeft zelf contact gezocht en gehouden met verdachte en vijfmaal met hem afgesproken, wetende dat als ze contact met verdachte had er (een) seksuele handeling(en) zouden plaatsvinden tussen hen beiden. Al tijdens hun eerste afspraak in september 2011 hebben verdachte en het slachtoffer geslachtsgemeenschap gehad en daarna nog een paar maal. Hier stemde het slachtoffer mee in. Van dwang van de zijde van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Los van het voorgaande acht de rechtbank van belang voor de hoogte van de op te leggen straf dat het slachtoffer, hoewel zij slechts 13 jaar oud was, zich volgens de in het dossier bevindende verklaringen waaronder die van het slachtoffer zelf, al vaker seksuele contacten had gehad.
Met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en de context waaronder en waarin het feit is gepleegd. Verdachte onderhield een seksuele relatie met [slachtoffer 1] in het kader waarvan [slachtoffer 1] een pornografisch filmpje van zichzelf heeft gestuurd. Omdat [slachtoffer 1] nog maar 13 jaar oud was, valt dit filmpje strikt genomen onder de definitie van kinderpornografie en is het bezit daarvan strafbaar. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden zoals hiervoor aangegeven strafmatigend moeten werken.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
Verdachte dient - alhoewel het niet gevorderd is - het geleende geldbedrag ad € 30,-- aan [slachtoffer 1] terug te betalen. Voorts verzoekt de officier van justitie om toewijzing van de vordering benadeelde partij ad € 3.500,-- alsmede toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt om (gedeeltelijke) niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Beoordeling.
De rechtbank acht - gezien de context waaronder de feiten door verdachte zijn gepleegd - toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te weten immateriële schadevergoeding ad € 350,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Uit het dossier en hetgeen is verhandeld ter zitting blijkt dat [slachtoffer 1] een geldbedrag ad € 30,-- aan verdachte heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het geldbedrag ad € 30,-- niet aan [slachtoffer 1] hoeft terugbetalen omdat in onderhavig geval sprake was van een schenking.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 240b, 245.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Een afbeelding bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], van een bedrag van € 350,-- (zegge driehonderd vijftig), het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 18 november 2011 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. S.J.O. de Vries en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 21 februari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2233 2011163294.
2 Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 november 2011 p. 31 t/m 44
3 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 7 februari 2013