ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3573

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/845226-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht plegen met zijn pupil, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een leraar die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige pupil. De tenlastelegging omvatte het plegen van ontuchtige handelingen met de pupil, die aan zijn zorg was toevertrouwd, gedurende de periode van 1 maart 2012 tot en met 30 juni 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder tongzoenen en het betasten van de borsten en billen van het slachtoffer. De verdachte heeft via sociale media contact gelegd met het slachtoffer en afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten, waarbij ook ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, 'grooming', omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte met het oogmerk van ontuchtige handelingen contact heeft gelegd met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de ontmoetingen aanvankelijk bedoeld waren om met elkaar te praten en dat de verdachte niet opzettelijk ontuchtige handelingen heeft geïnitieerd. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het eerste feit en heeft een gevangenisstraf van 123 dagen opgelegd, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, en is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €1500,- aan het slachtoffer moet betalen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de psycholoog. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan inzicht in de gevolgen van zijn handelen en heeft het vertrouwen dat in hem als docent was gesteld, misbruikt. De rechtbank heeft ook de noodzaak van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling als voorwaarden voor de voorwaardelijke straf benadrukt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845226-12
Datum uitspraak: 24 april 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 maart 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 april 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2012
tot en met 30 juni 2012 te Den Dungen en/of Cuijk en/of Heeswijk-Dinther en/of
Grave, in elk geval (mede) in het arrondissement 's-Hertogenbosch (telkens)
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil, in elk geval een
minderjarige die aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
is toevertrouwd, te weten [slachtoffer 1], geboren op [1998], bestaande
die ontucht hierin dat hij die [slachtoffer 1] (telkens) heeft getongzoend en/of
gezoend en/of de borsten en/of billen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft betast;
art. 249 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari
2012 tot en met 30 juni 2012 te Den Dungen en/of Cuijk en/of Heeswijk-Dinther
en/of Grave, in elk geval (mede) in het arrondissement 's-Hertogenbosch, door
middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst (te weten Facebook en/of MSN en/of SMS) met een persoon van
wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien
jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [1998]), in elk geval een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft
bereikt, (telkens) een of meer ontmoeting(en) heeft voorgesteld met het
oogmerk ontuchtige handelingen met voornoemde [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij
(daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van
die ontmoeting, immers heeft hij verdachte aan voornoemde [slachtoffer 1] concrete
voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of de plaats van die ontmoeting (te
weten (onder meer) [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of zijn, verdachtes woning);
artikel 248e Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De contacten tussen verdachte en [slachtoffer 1] zijn begonnen tijdens de wintersportvakantie van de leerlingen. Het slachtoffer was geblesseerd en verdachte heeft zich, met goede bedoelingen, over het slachtoffer ontfermd. Daarna zijn de contacten verder gegaan. Verdachte is gewaarschuwd door de vader van het slachtoffer. Desondanks gaat verdachte door en spreekt hij af via chatcontacten en wisselt hij met haar telefoonnummers uit. Er is sprake van een situatie van manipuleren en losweken. Typerend voor 'grooming' is dat je een minderjarige zover brengt door het geven van aandacht en complimentjes, dat die verder gaat dan die minderjarige zelf zou hebben gewild. Verdachte en het slachtoffer maakten contact via sms en Facebook. De afspraken zijn er geweest en ontuchtige handelingen zijn gepleegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak ten aanzien van feit 2 bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Vaststaat dat verdachte via Facebook en sms contact heeft gelegd met het slachtoffer, waarbij er ook afspraken zijn gemaakt om elkaar te ontmoeten. In een aantal gevallen hebben er tijdens die ontmoetingen ook ontuchtige handelingen plaatsgevonden.
Bij "grooming" volgens artikel 248e wetboek van strafrecht, zoals is ten laste gelegd, dient bij het leggen van het contact met het slachtoffer het oogmerk van de dader te zijn gericht op het plegen van ontuchtige handelingen. De vraag dient te worden beantwoord of de ontmoetingen door verdachte zijn voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met het slachtoffer te plegen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Uit de verklaringen van verdachte en het slachtoffer leidt de rechtbank af dat de afspraken in eerste instantie werden gemaakt om met elkaar te praten en het tonen van onderlinge affectie.
Uit de bewijsmiddelen kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden afgeleid dat verdachtes bedoelingen verder gingen en dat hij derhalve telkens willens en wetens een ontmoeting met het slachtoffer heeft geïnitieerd met als doel ontuchtige handelingen te plegen en dat er aldus bij verdachte sprake was van een oogmerk tot het plegen van die handelingen met het slachtoffer. Dat er uiteindelijk wel ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden doet hier niets aan af.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte is van mening dat ten aanzien van feit 1 een bewezenverklaring kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte2 3, de aangifte van [persoon 1]4 en de verklaring van [slachtoffer 1].5
Gezien het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte feit 1 heeft bekend.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 01 maart 2012 tot en met 30 juni 2012 te Den Dungen en Cuijk en Heeswijk-Dinther en Grave, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil, te weten [slachtoffer 1], geboren op [1998], bestaande
die ontucht hierin dat hij die [slachtoffer 1] telkens heeft getongzoend en/of
gezoend en/of de borsten en/of billen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft betast.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 123 dagen met aftrek voorarrest waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling;
- een beroepsverbod van 3 jaren met opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op dat verbod;
- onmiddellijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde en het toezicht;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest voorgesteld met daarnaast een forse werkstraf en een voorwaardelijk strafdeel, met als bijzondere voorwaarde voortzetting van het ingezette behandeltraject bij de Mondriaan Zorggroep en een verplicht reclasseringscontact.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als leraar ontuchtige handelingen gepleegd met een 13-jarige leerlinge van hem, waarbij ook sprake is geweest van tongzoenen. Verdachte heeft tegen zijn psycholoog, waar hij onder behandeling was, gezegd dat het slachtoffer 16 jaar was en ook de psycholoog heeft hem, blijkens zijn verklaring tegenover de politie, gezegd te stoppen.
Ondanks de diverse waarschuwingen van respectievelijk de vader van het slachtoffer, de leiding van de school en zijn psycholoog is verdachte doorgegaan met de contacten met het slachtoffer. Er was sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer.
Gelet op zijn mededeling omtrent de leeftijd van het slachtoffer heeft hij dat ook beseft.
Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jeugdige slachtoffer welbewust op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Uit het schadeonderbouwingsformulier, dat is gehecht aan het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, blijkt dat het slachtoffer lijdt onder hetgeen er is gebeurd.
Door zijn handelwijze heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als docent en volwassene mocht worden gesteld. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benadering door volwassenen en moeten kunnen rekenen op die bescherming daartegen. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen gerief.
Dergelijke feiten brengen verder vaak groot persoonlijk leed toe aan de ouders/verzorgers van de slachtoffers en leiden bovendien tot grote verontwaardiging en onrust op de school en in de rest van de maatschappij.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de inhoud van een rapportage van drs. J.J.M. van der Heijden, GZ-psycholoog, betreffende een psychologisch onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte, welke - kort en zakelijk weergegeven - inhoudt:
Betrokkene is lijdend aan een ziekelijke dysthyme stoornis. Bovendien is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek met narcistische en dwangmatige trekken en een langer bestaand misbruik van alcohol. Ten tijde van het ten laste gelegde was een en ander onverminderd aanwezig. De persoonlijkheidsproblematiek en stemmingsproblemen beïnvloedden enigszins het oordeel en de gedragskeuzen van onderzochte. Bij betrokkene kan gesproken worden van een licht verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
Rapporteur acht de kans op seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen onder de 16 jaar laag.
Wel geldt dat verdachte specialistische psychotherapeutische behandeling nodig heeft.
Rapporteur adviseert op grond van het bovenstaande een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding van de reclassering en behandeling door een psycholoog c.q. psychotherapeut.
De rechtbank heeft tevens gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor enig feit is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank acht toezicht van de reclassering en een ambulante behandeling, zoals in het reclasseringsrapport is verwoord, nodig.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van maximale duur passend en geboden.
De rechtbank zal dezelfde gevangenisstraf en werkstraf opleggen als door de officier van justitie is gevorderd, nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, ondanks het feit dat de rechtbank vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde straf van ontzetting van verdachte van zijn beroep van leraar voor de duur van 3 jaar overweegt de rechtbank als volgt. Deze sanctie is zeer ingrijpend voor een verdachte. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat het recidivegevaar als laag wordt ingeschat. Tevens blijkt uit voornoemd rapport dat in de voorgeschiedenis geen aanwijzingen zijn gevonden voor het bestaan van pedofiele belangstelling of van pedofiele gedragingen in het heden noch in het verleden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een afwijkende seksuele voorkeur, c.q. parafilie.
Ook de reclassering schat het recidiverisico als laag in. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven niet meer als leraar op een middelbare school werkzaam te willen zijn.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet opportuun om de bijkomende straf van ontzetting van het beroep van leraar op te leggen.
Nu het recidiverisico ook door de rechtbank als laag wordt ingeschat kan geen dadelijke uitvoerbaarheid worden bevolen als door de officier gevorderd ten aanzien van de aan een voorwaardelijke straf te verbinden voorwaarden en het door de reclassering uit te oefenen toezicht daarop.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht het bedrag fors te matigen gelet op alle omstandigheden. De raadsman acht mede gezien de zaak met LJN-nummer BN2004 een bedrag van € 250,-- passend.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c,
27, 57, 36f, 249.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2:
Vrijspraak
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
ontucht plegen met zijn pupil, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1:
Gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, volgens afspraak vanuit het reeds lopende schorsingstoezicht, zal melden bij de Reclassering Nederland, Heerderweg 25 te Maastricht. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen voor zijn psychische/emotionele problematiek bij de Mondriaan Zorggroep of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De Reclassering Nederland, unit Limburg, Heerderweg 25,
6224 LA te Maastricht wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.500,--
(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 1500,-- betreffende immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), betreffende immateriële
schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 19 juli 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 24 april 2013.
Mr. A.M. de Koning is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Noord, BHV nummer 2012062269.
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting
3 Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris op 19 juli 2012
4 Verklaring [persoon 1], pag. 53-56, 59-62
5 Verklaring [slachtoffer 1], pag. 116, 119, 121-128