ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3567
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontucht met minderjarig kind door adoptiefvader
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige dochter, geboren in 1999. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen die tussen 1 januari 2010 en 21 januari 2012 zouden hebben plaatsgevonden in Geldrop en Eindhoven. De verdachte, die de stiefvader van het slachtoffer is, heeft de beschuldigingen ontkend, maar heeft tijdens het proces wel erkend dat hij handelingen heeft verricht die als ongepast kunnen worden beschouwd. Het slachtoffer heeft verklaard dat deze handelingen al twee jaar plaatsvonden en dat zij zich hierdoor in een kwetsbare positie bevond.
De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verklaringen van het slachtoffer niet onbetrouwbaar waren. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn adoptiefdochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld voor de subsidiaire feiten. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 386 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer op grove wijze had beschaamd en dat zijn handelingen ernstige psychische gevolgen voor het slachtoffer kunnen hebben. De rechtbank heeft geen ambulante behandeling opgelegd, omdat zij van mening was dat de verdachte en zijn gezin al voldoende begeleiding kregen van andere instanties.