ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3531
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Ch. Dunnewijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek om eenhoofdig gezag na echtscheiding met onjuiste inschrijving in het gezagsregister
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over de minderjarige [Z]. De moeder had in 2003 een echtscheidingsbeschikking verkregen waarin werd bepaald dat het gezag over de minderjarige aan haar alleen toekwam. Echter, deze beschikking was nooit ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor de ouders nog steeds gezamenlijk gezag uitoefenden. De moeder verzocht nu om eenhoofdig gezag op basis van artikel 1:251a BW, maar de rechtbank oordeelde dat dit artikel niet van toepassing was, aangezien de ouders nog steeds gehuwd waren.
De rechtbank constateerde dat er een onjuiste vermelding in het gezagsregister stond, en op basis van artikel 2, lid 2 van het Besluit Gezagsregisters zou de griffier hiervan mededeling doen aan de griffie van het gezagsregister. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de ouders in overweging genomen, waaronder het gebrek aan contact tussen de vader en de minderjarige, en de gewelddadige relatie tussen de ouders. Ondanks deze omstandigheden werd het verzoek van de moeder afgewezen, omdat er geen deugdelijke grondslag was voor het verzoek om eenhoofdig gezag.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. Ch. Dunnewijk, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.