ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3441
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijk geweld en poging tot zware mishandeling door onvoldoende bewijs van herkenning op camerabeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging betrof geweldpleging op 1 januari 2013 in Eindhoven, waarbij de verdachte samen met anderen openlijk in vereniging geweld zou hebben gepleegd tegen onbekende slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij een persoon genaamd [slachtoffer 1] een kopstoot had gegeven, wat resulteerde in letsel.
Tijdens de zitting op 4 juni 2013 zijn camerabeelden bekeken die de geweldplegingen in het centrum van Eindhoven documenteerden. De officier van justitie stelde dat deze beelden voldoende bewijs boden om de verdachte te identificeren als een van de daders. Echter, de rechtbank oordeelde dat de camerabeelden te onduidelijk waren om de verdachte positief te kunnen herkennen. De getuige [getuige 1] had na het zien van de beelden in het programma Bureau Brabant ook geen herkenning van de verdachte kunnen bevestigen.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het openlijk geweld vast te stellen. Ook voor de poging tot zware mishandeling was er onvoldoende bewijs, aangezien er geen getuigen waren die de verdachte hadden gezien tijdens het incident. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van beide tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het hem onder feit 2 ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij in de kosten van de verdachte werd verwezen, die op nihil werden begroot.