ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3414

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/845146-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een grote verzameling vuurwapens, munitie en explosief materiaal. De verdachte, geboren op 10 maart 1980, werd op 14 april 2011 aangehouden na een doorzoeking van zijn woning in Oss, waar bij de politie informatie was binnengekomen over de aanwezigheid van wapens en explosieven. Tijdens de doorzoeking werden aanzienlijke hoeveelheden munitie en explosieven aangetroffen, wat leidde tot meerdere tenlasteleggingen onder de Wet wapens en munitie.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en explosieven.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde door het ongecontroleerd bezit van explosieve stoffen en vuurwapens, wat niet alleen maatschappelijke onrust veroorzaakte, maar ook een reëel gevaar voor personen en goederen met zich meebracht. De in beslag genomen goederen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845146-11
Datum uitspraak: 18 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 10 maart 1980,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 04 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 08 mei 2013. Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 4 juni 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss,(in een woning gelegen aan [adres] en/of in een woning gelegen aan [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten :
- een hoeveelheid Boost (ongeveer 10 gram) (AACO7002NL) en/of
- een hoeveelheid TNT (ongeveer 60 gram in een luciferdoosje) (AACO7016NL) en/of
- een hoeveelheid TNT (ongeveer 300 gram in een potje met het opschrift Bertolli) (AACO7014NL) en/of
- 29, althans een hoeveelheid slagpijpjes/ontstekingsmiddelen (Dynamite Nobel GMBH) (AACO7005NL) en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 400 gram) ammonium nitraat (AACO7021NL) en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 10 gram) picrinezuur in poedervorm (AACO7019NL) en/of
- snellont (2 x 3 mtr) (AACO7020NL) en/of
- een geimproviseerd slagpijpje (AAAV4318NL) en/of
- een fabrieksmatig geproduceerd slagpijpje (AAAV4320NL) en/of
- een IED inclusief slagpijpje (AAAV4348NL) en/of
- een IED inclusief slagpijpje non elektrisch met lont (AAAV4349NL) en/of
- een hoeveelheid TNT (AAAV4335NL, AAAV4338NL, AAAV4317NL) en/of
- een pyrotechnische stof (AAAV4330NL) en/of
- 3, althans een hoeveelheid (zogenaamde) gloeipillen (AAAV4346NL) en/of
- (ongeveer) 440 gram springstof (AAAV4354NL)
(artikel 26 Wet Wapen en Munitie jo art 2 lid 1 Cat II onder 7 WWM);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een of meer wapens van categorie III, te weten
- een seinpistool (merk Heckler en Koch, model P2A1 Flare Pistol, kaliber 26.5 mm) (AAAV4315NL) en/of
- een semi automatisch kogelgeweer (kaliber.22 long rifle) (AAAV4344NL) en/of
- een karabijn (grendelgeweer enkelschots, bolt action, merk Berthier, model M16 (AAAV4345NL) en/of
- munitie van categorie III, te weten 10 seinpatronen (kaliber 26.5 mm)
(geschikt om in voornoemd seinpistool (Heckler en Koch) te verschieten), voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een (nabootsing van een) LAW M72 (light anti tank weapon) (AAAV4347NL), zijnde
(een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad
en/of
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een voorwerp als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet Wapens en munitie, te weten een geluiddemper (29cm lang,
diameter 2,2 cm) (AAAD1480NL), voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 WWM jo art 2 lid 1 cat 1 onder 3 en 7 WWM);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten
100 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, hollowpoint, merk CCI en/of
48 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, rondneus lood, merk Eley en/of
178 kogelpatronen, systeem centraalvuur, kaliber 8x50r, merk Lebel en/of
30 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, merk CCI en/of
5 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel rondneus, merk
Fiocchi en/of
2 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel, merk Durlach en/of
1 kogelpatroon, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel, merk CCI en/of
41 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22L magnum, volmantel, merk Winchester en/of
3 kogelpatronen, systeem centraal vuur, kaliber 7.62 x 39mm en/of
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, kaliber .45 auto, merk PMC en/of
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, 357 magnum, merk CBC en/of
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, kaliber 9x19mm A 3, merk Dag en/of
104 kogelpunten, deelmantel, kaliber 8,3 mm en/of
4,5 kg hulzen, systeem centraal vuur, kaliber 8x56mm, merk FNM (verschoten) en/of
35 slaghoedjes merk CCI, bestemd om verschoten munitie te herladen en/of
220 slaghoedjes in een zwart kunststof doosje bestemd om verschoten munitie te herladen en/of
5 knalpatronen, systeem centraal vuur, kaliber 8mm, merk GFL (verschoten) en/of
11 schiethamer patronen, systeem randvuur, kaliber 6mm, merk Hilti en/of
2 kogelkoppen, kaliber .22LR hollowpoint
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 WWM jo art 2 lid 2 Cat III WWM) (pag 336 pv) ;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool
(gelijkend op een Walther, model CP99, kaliber 9 mm Para), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor
ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 lid 1 Wet Wapens en Munitie);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Oss tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen (in een woning gelegen aan [adres 1]) een hoeveelheid munitie van categorie III (SIN AACO7025NL),
te weten :
436 patronen schiethamer munitie 6mm en/of
1 kogelpatroon kaliber .50 lichtspoor, merk TW, centraalvuur en/of
43 kogelpatronen kaliber .22Lr, merk Winchester randvuur en/of
2 hagelpatronen kaliber 12 en/of
1 hagelpatroon kaliber 20, merk Fiocchi, centraalvuur en/of
59 kogelpatronen kaliber 8x50, merk Lebel, centraalvuur en/of
2 kogelpatronen kaliber 9x19mm, merk DAG, centraalvuur en/of
5 kogelpatronen kaliber 9x19mm, merk DAG, centraalvuur en/of
14 kogelpatronen kaliber .380auto, merk Mrp, centraalvuur en/of
1 knalpatroon 9x41mm, merk IVI centraalvuur en/of
54 munitiedelen, zijnde hulzen kaliber .22Lr en/of
2 munitiedelen, doosje en zakje met slaghoedjes voor centraalvuur en/of
1 kogelpunt 8mm softnose geschikt voor 8.50 mm Lebel
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 WWM jo art 2 lid 2 Cat III WWM).
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs1
Inleiding.
Op 14 april 2011 komt er bij de politie CIE-informatie (rechtbank: informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid) binnen waarin wordt vermeld dat verdachte en zijn broer in hun woningen meerdere vuurwapens, waaronder automatische en zware vuurwapens, munitie en een hoeveelheid explosieven hebben liggen. De vuurwapens, munitie en explosieven zouden van verdachte en zijn broer zijn, aldus de informatie.2 Naar aanleiding hiervan vindt er een doorzoeking plaats in de woningen van beide broers, te weten in het pand gelegen aan de [adres] te Oss en in het pand gelegen aan de [adres 1] te Oss. In beide woningen worden vervolgens grote hoeveelheden munitie, explosieven en wapens gevonden.3
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van alle 6 aan verdachte ten laste gelegde feiten met uitzondering van hetgeen aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd onder het laatste gedachtestreepje, te weten het voorhanden hebben van 440 gram springstof, daar deze stof niet nader is onderzocht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft integrale vrijspraak bepleit, zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen. Voorts meent de raadsvrouwe dat er geen sprake is van medeplegen ten aanzien van feit 1 en feit 6.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs.
Beantwoord moet worden de vraag, of er op 14 april 2011 voldoende grond was voor het binnentreden en doorzoeken van de woningen gelegen aan de [adres] en de [adres 1] te Oss door de politie.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet wapens en munitie de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking mogen doen.
Blijkens het proces-verbaal d.d. 14 april 2011 is bij de politie de navolgende CIE-informatie binnengekomen:
"In de woning van zowel[medeverdachte]everdachte] als zijn broer [verdachte] liggen meerdere vuurwapens, waaronder automatische en zware vuurwapens, munitie alsmede een hoeveelheid explosieven. De vuurwapens zijn van [medeverdachte] en [verdachte]."
Met [medeverdachte] wordt bedoeld:
[medeverdachte]
Geboren te [geboorteplaats] op [1982]
Wonende te [adres 1].
Met [verdachte] wordt bedoeld:
[verdachte]
Geboren te [geboorteplaats] op [1980]
Wonende te [adres].
Door de officier van justitie werd vervolgens een mondelinge machtiging tot binnentreden voor de woningen afgegeven.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank geldt dat CIE-informatie - indien dit aan de basis ligt van ingrijpende opsporingsbevoegdheden, zoals een doorzoeking - geverifieerd dient te worden, kan CIE-informatie in bijzondere gevallen - als verificatie niet mogelijk is of (gelet op de inhoud van de CIE-informatie) te tijdrovend is - voldoende zijn om gebruik te maken van de in artikel 49 WWM genoemde bevoegdheid.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de inhoud van de CIE-informatie, met name de mededeling dat in voornoemde woningen automatische en zware vuurwapens, munitie en explosieven zouden liggen, voortvarend handelen door de politie geboden was en van verdere verificatiepogingen (anders dan de verificatie van naam, adres en woonplaatsgegevens die ook heeft plaatsgevonden blijkens het CIE-proces-verbaal) afgezien kon worden, alsmede dat redelijkerwijs kon worden vermoed dat in de woningen van de verdachte en zijn broer wapens, munitie en explosieven aanwezig waren.
Weliswaar bleef de bron van de informatie onbekend, wat een zeker risico oplevert ten aanzien van de betrouwbaarheid van die bron, daar staat echter tegenover dat de informatie die door de CIE werd beoordeeld als betrouwbaar. De inhoud van de informatie was ook voldoende concreet: het CIE- proces-verbaal vermeldt zowel de achternamen als de voornamen en de adressen van de verdachte personen evenals de concrete strafbare feiten waaraan deze zich schuldig zouden maken.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat op basis van de verkregen CIE-informatie een machtiging tot binnentreden strekkende tot in beslagneming als voornoemd op grond van de Wet wapens en munitie kon worden afgegeven.
Zowel verdachte als zijn broer [medeverdachte] hebben vervolgens na hun aanhouding mondeling toestemming gegeven tot de doorzoeking van hun woningen, welke toestemming zij expliciet tijdens hun verhoor bij de politie hebben bevestigd, nadat zij met hun raadsvrouwe in contact waren geweest. Dat verdachte en zijn broer, laatstelijk bij gelegenheid van hun verhoren na overleg met hun raadsvrouwe, niet in staat waren om de reikwijdte van hun toestemming tot de doorzoeking te overzien, is de rechtbank niet gebleken en evenmin is zulks aannemelijk geworden.4
Tijdens de doorzoekingen werd door de opsporingsambtenaren een grote hoeveelheid wapens, munitie en explosief materiaal aangetroffen.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt stelt dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, overweegt de rechtbank, dat verdachte na daartoe verkregen toestemming van de officier van justitie met behulp van een arrestatieteam is aangehouden. Gezien de overwegingen hiervoor ten aanzien van de verkregen CIE-informatie rechtvaardigt voornoemd CIE proces-verbaal naar objectieve maatstaven een redelijk vermoeden dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan een of meer misdrijven en gelet op de aard van de verdenking acht de rechtbank de inzet van een arrestatieteam niet onbegrijpelijk.
De verdediging heeft ten verweer betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De verdediging meent dat er bij de start van het opsporingsonderzoek tegen verdachte sprake was van ernstige en onherstelbare vormfouten als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Daartoe is aangevoerd dat al het bewijs als gevolg van de onrechtmatige aanhoudingen en doorzoekingen van de woningen, als onrechtmatig verkregen dient te worden aangemerkt en dus uitgesloten moet worden van het bewijs. Bij gebreke van voldoende ander bewijs moet de verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouwe.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Het verweer dat de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig is geschied, is door de verdediging niet anders onderbouwd dan met de stelling dat deze als "fruits of the poisonous tree" ook als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
Gelet op het feit dat de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, het binnentreden, de aanhoudingen van de verdachte en zijn broer en de doorzoeking van hun woningen rechtmatig oordeelt, alsmede gelet op de omstandigheid dat zowel verdachte als zijn broer [medeverdachte] expliciet toestemming hebben gegeven (en die toestemming ook na overleg met hun raadsvrouwe hebben bevestigd) om voornoemde woningen te doorzoeken, ontvalt aan het verweer zijn grondslag zodat het faalt.
Medeplegen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een tijd bij zijn broer [medeverdachte] in huis heeft gewoond. Verdachte had toentertijd ook zijn verzameling vuurwapens, munitie en explosief materiaal in de woning van zijn broer liggen. Volgens verdachte was [medeverdachte] hiervan op de hoogte.
Nadat verdachte is verhuisd, is een deel van de verzameling van verdachte overgebracht naar zijn nieuwe woning. Een flinke hoeveelheid munitie en explosief materiaal is echter in de woning van [medeverdachte] achtergebleven.5
[medeverdachte] heeft verklaard dat het een uit de hand gelopen hobby van zijn broer was, maar dat hij het zelf ook wel mooi vond. [medeverdachte] heeft onder meer verklaard dat er kogels in de kast van zijn huiskamer liggen. Verder zouden er wat kaliber 22 kogels in zijn woning liggen en wat losse hulsjes. Die kogels hebben [medeverdachte] en verdachte ooit gehad, omdat zij een rifle hebben, een semi-automatisch geweer, dat bij verdachte in de schuur ligt.6
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het voorhanden hebben van de munitie en het explosief materiaal dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] aan de [adres 1] te Oss. De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte] zich terdege bewust was van de aanwezigheid van de munitie en het explosief materiaal in zijn woning. Tevens had [medeverdachte] evenals verdachte een zekere beschikkingsmacht over die munitie en het explosief materiaal. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de munitie en het explosief materiaal dat is aangetroffen in de woning gelegen aan de [adres 1] te Oss, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht ten aanzien van de munitie en het explosief materiaal dat is aangetroffen in de woning van verdachte gelegen aan de [adres] te Oss het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen. Aangezien het dossier met betrekking tot de in verdachte woning aangetroffen voorwerpen geen bewijsmiddelen bevat dat verdachte deze tezamen en in vereniging met (een) ander(en) voorhanden heeft gehad, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van die voorwerpen partieel vrijspreken van het medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ongeveer 10 gram Boost (SIN AACO7002NL) en ongeveer 60 gram TNT in een luciferdoosje (SIN AACO7016NL) voorhanden heeft gehad. Het NFI heeft de stoffen met voornoemde spoor identificatie nummers onderzocht en geconcludeerd dat deze zijn aan te merken als de springstof PETN.7 Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte ongeveer 10 gram picrinezuur in poedervorm (SIN AACO7019NL) voorhanden heeft gehad. Het NFI heeft de stof met spoor identificatie nummer SIN AACO7019NL onderzocht en geconcludeerd dat de samenstelling hiervan kaliumpermanganaat, sucrose en koolstof betreft.8 Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte 440 gram springstof voorhanden heeft gehad (SIN AAAV4354NL) nu dit spoor identificatie nummer niet in de NFI- rapportage wordt vermeld en klaarblijkelijk niet nader is onderzocht. Verdachte wordt daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
Verdachte heeft erkend dat alle munitie en explosief materiaal dat is aangetroffen in de woning van zijn broer [medeverdachte] van hem is. Verdachte heeft verder verklaard dat hij weliswaar wel eens een balletjespistool in de woning van zijn broer heeft zien liggen, maar dat dit niet van hem is. Naar oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het balletjespistool als medepleger met zijn broer voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt derhalve van dit aan hem ten laste gelegde feit vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op de processen-verbaal kennisgeving van inbeslagneming9, de processen-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie,10 het NFI- rapport11 en de bekennende verklaring van verdachte12 wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 14 april 2011 te Oss, (in een woning gelegen aan [adres] en in een woning gelegen aan [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of alleen voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten :
- een hoeveelheid TNT (ongeveer 300 gram in een potje met het opschrift Bertolli) (AACO7014NL) en
- 29 slagpijpjes/ontstekingsmiddelen (Dynamite Nobel GMBH) (AACO7005NL) en
- een hoeveelheid (ongeveer 400 gram) ammonium nitraat (AACO7021NL) en
- snellont (2 x 3 mtr) (AACO7020NL) en
- een geïmproviseerd slagpijpje (AAAV4318NL) en
- een fabrieksmatig geproduceerd slagpijpje (AAAV4320NL) en
- een IED inclusief slagpijpje (AAAV4348NL) en
- een IED inclusief slagpijpje non elektrisch met lont (AAAV4349NL) en
- een hoeveelheid TNT (AAAV4335NL, AAAV4338NL, AAAV4317NL) en
- een pyrotechnische stof (AAAV4330NL) en
- 3 (zogenaamde) gloeipillen (AAAV4346NL);
2.
op 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) wapens van categorie III, te weten
- een seinpistool (merk Heckler en Koch, model P2A1 Flare Pistol, kaliber 26.5 mm) (AAAV4315NL) en
- een semi automatisch kogelgeweer (kaliber.22 long rifle) (AAAV4344NL) en
- een karabijn (grendelgeweer enkelschots, bolt action, merk Berthier, model M16 (AAAV4345NL) en
munitie van categorie III, te weten 10 seinpatronen (kaliber 26.5 mm) (geschikt om in voornoemd seinpistool (Heckler en Koch) te verschieten), voorhanden heeft gehad;
3.
op 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (nabootsing van een) LAW M72 (light anti tank weapon) (AAAV4347NL), zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
en
op 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een voorwerp als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet Wapens en munitie, te weten een geluiddemper (29cm lang, diameter 2,2 cm) (AAAD1480NL), voorhanden heeft gehad;
4.
op 14 april 2011 te Oss (in een woning gelegen aan [adres]) een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten
100 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, hollowpoint, merk CCI en
48 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, rondneus lood, merk Eley en
178 kogelpatronen, systeem centraalvuur, kaliber 8x50r, merk Lebel en
30 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, merk CCI en
5 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel rondneus, merk Fiocchi en
2 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel, merk Durlach en
1 kogelpatroon, systeem randvuur, kaliber .22Lr, volmantel, merk CCI en
41 kogelpatronen, systeem randvuur, kaliber .22L magnum, volmantel, merk Winchester en
3 kogelpatronen, systeem centraal vuur, kaliber 7.62 x 39mm en
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, kaliber .45 auto, merk PMC en
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, 357 magnum, merk CBC en
1 kogelpatroon, systeem centraal vuur, kaliber 9x19mm A 3, merk Dag en
104 kogelpunten, deelmantel, kaliber 8,3 mm en
4,5 kg hulzen, systeem centraal vuur, kaliber 8x56mm, merk FNM (verschoten) en
35 slaghoedjes merk CCI, bestemd om verschoten munitie te herladen en/of
220 slaghoedjes in een zwart kunststof doosje bestemd om verschoten munitie te herladen en
5 knalpatronen, systeem centraal vuur, kaliber 8mm, merk GFL (verschoten) en
11 schiethamer patronen, systeem randvuur, kaliber 6mm, merk Hilti en
2 kogelkoppen, kaliber .22LR hollowpoint voorhanden heeft gehad;
6.
op 14 april 2011 te Oss tezamen en in vereniging met een ander (in een woning gelegen aan [adres 1]) een hoeveelheid munitie van categorie III (SIN AACO7025NL), te weten :
436 patronen schiethamer munitie 6mm en
1 kogelpatroon kaliber .50 lichtspoor, merk TW, centraalvuur en
43 kogelpatronen kaliber .22Lr, merk Winchester randvuur en
2 hagelpatronen kaliber 12 en
1 hagelpatroon kaliber 20, merk Fiocchi, centraalvuur en
59 kogelpatronen kaliber 8x50, merk Lebel, centraalvuur en
2 kogelpatronen kaliber 9x19mm, merk DAG, centraalvuur en
5 kogelpatronen kaliber 9x19mm, merk DAG, centraalvuur en
14 kogelpatronen kaliber .380auto, merk Mrp, centraalvuur en
1 knalpatroon 9x41mm, merk IVI centraalvuur en
54 munitiedelen, zijnde hulzen kaliber .22Lr en
2 munitiedelen, doosje en zakje met slaghoedjes voor centraalvuur en
1 kogelpunt 8mm softnose geschikt voor 8.50 mm Lebel
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslaggenomen rode doosjes met daarin 10 stuks vuurwerk, de oranje drukgaspatroon en het wietzakje heeft de officier van justitie gevorderd om deze te onttrekken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht- indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen- om aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de strafmodaliteit van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte een grote verzameling (vuur)wapens met munitie en explosief materiaal voorhanden heeft gehad. Een dergelijke handelwijze kan niet alleen maatschappelijke onrust veroorzaken, maar roept in de omgeving ook een reëel gevaar voor personen en goederen in het leven. Dat gevaar bestaat niet alleen uit de mogelijkheid van ontploffing bij brand, calamiteit of door welke andere oorzaak ook, maar eveneens uit de mogelijkheid dat wapens, munitie en ook de explosieve stoffen ongecontroleerd worden gebruikt, verhandeld of anderszins verder hun weg vinden in het maatschappelijk verkeer al dan niet door toedoen van verdachte (en/of zijn broer).
Dat de explosieve stoffen zeer gevaarlijke stoffen betroffen vindt bevestiging in de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Zo kan alleen al het tot ontploffing brengen van een paar honderd gram van de aangetroffen TNT, zijnde springstoffen, hitte, brisantie en een schokgolf veroorzaken met een daarmee gepaard gaande luide knal, waardoor naast materiële schade, gevaar voor zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel bij personen in de wijde omgeving ontstaat (tot op een afstand van circa dertig meter). Het dichtst bij de ontploffing is de kans en de ernst van letsel het grootst. Ook bij het ontbranden van pyrotechnische stoffen ontstaan vuurverschijnselen en daarmee gepaard brandgevaar, verbrandingsgassen en rook. Indien dit materiaal zou worden opgesloten in bijvoorbeeld een metalen pijp, treedt hierbij een ontploffing op, met bijkomend effect van scherfwerking, hetgeen de kans op letsel bij personen in de omgeving doet ontstaan. Dit is slechts een impressie van een deel van de bevindingen van het NFI van enkele van de bij verdachte en zijn broer aangetroffen explosieve materialen. Er zijn evenwel een grote hoeveelheid explosieve materialen aangetroffen, geschikt om de nodige explosieve constructies mee te vervaardigen, met de nodige mogelijke (gevaarzettende) gevolgen van dien.
De ernst van de feiten is dan ook dusdanig, dat de door de officier van justitie gevorderde straf alleszins gerechtvaardigd is. Vanwege de deelvrijspraken, het tijdsverloop tussen het moment van aanhouding van verdachte en het moment van de terechtzitting, de media-aandacht en andere gevolgen die de aanhouding voor verdachte gehad heeft, alsmede vanwege het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en hij van meet af aan zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet in de hiervoor genoemde factoren weliswaar een reden om de duur van de gevangenisstraf te beperken, maar acht gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten het opleggen van louter een werkstraf niet passend en geboden. De rechtbank acht het onontkoombaar, dat aan verdachte nog een gevangenisstraf van na te melden duur wordt opgelegd, ook rekening houdend met de landelijke oriëntatiepunten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet;
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 47 en 57 van het
Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
T.a.v. feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 6:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. feit 5:
Vrijspraak
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 6:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: 3 rode doosjes met daarin 10 stuks vuurwerk, 1 oranje drukgaspatroon en 1 wietzakje.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 18 juni 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant- Noord, genummerd PL21YO2011038224/ PL21YO2011038231.
2 Proces-verbaal CIE d.d. 14 april 2011, proces-verbaal pag. 82.
3 Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal pag. 83-85 en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 17 april 2011, proces-verbaal pag. 161-165.
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2011, proces-verbaal pag. 84, verklaring van verdachte d.d. 14 april 2011, proces-verbaal pag. 38, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 17 april 2011, proces-verbaal pag. 162 en verklaring van [medeverdachte] d.d. 14 april 2011, proces-verbaal pag. 73.
5 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 04 juni 2013.
6 Verklaring van [medeverdachte] d.d. 14 april 2011, proces-verbaal pag. 72.
7 NFI rapportage d.d. 16 september 2011 betreffende explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijke explosieven en explosieve constructies in Oss op 14 april 2011, proces-verbaal pag. 322 en 328.
8 NFI rapportage d.d. 16 september 2011 betreffende explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijke explosieven en explosieve constructies in Oss op 14 april 2011, proces-verbaal pag. 328.
9 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 april 2011, proces-verbaal pag. 119-124 en proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 april 2011, proces-verbaal pag. 197-203.
10 Proces-verbaal d.d. 06 oktober 2011, proces-verbaal pag. 279-285, proces-verbaal d.d. 01 november 2011, proces-verbaal pag. 331-339 en aanvullend proces-verbaal nummer 99504 behorende bij proces: 2011038224a - WWM d.d. 31 augustus 2012, (ongenummerd, in aanvulling op het proces-verbaal als vermeld onder voetnoot 1).
11 NFI rapportage d.d. 16 september 2011 betreffende explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijke explosieven en explosieve constructies in Oss op 14 april 2011, proces-verbaal pag. 308 t/m 329.
12 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 04 juni 2013.