ECLI:NL:RBOBR:2013:CA3074

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/889138-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag tijdens kickboksgala met vuurwapen

Op 14 juni 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident tijdens een kickboksgala in Zijtaart op 11 november 2012. De verdachte werd beschuldigd van doodslag op [slachtoffer 1] en poging tot doodslag op [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk met een vuurwapen op [slachtoffer 1] had geschoten, waardoor deze overleed, en dat hij ook op [slachtoffer 2] had geschoten, die daarbij gewond raakte. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, waardoor hij werd vrijgesproken van moord en poging tot moord. De rechtbank concludeerde dat er geen noodweer was, omdat de verdachte niet proportioneel had gehandeld in de situatie waarin hij zich bevond. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar en moest schadevergoeding betalen aan de nabestaanden van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de impact van de schietpartij op de slachtoffers en hun families, evenals de aanwezigheid van kinderen tijdens het incident. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens in situaties van conflict en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/889138-12
Datum uitspraak: 14 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2013, 17 mei 2013 en 31 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 mei 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2012 te Zijtaart, gemeente Veghel, opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig
overleg), met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) op het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 289/287 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 november 2012 te Zijtaart, gemeente Veghel, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen een of
meerdere kogel(s) heeft afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 2], terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 11 november
2012 te Zijtaart, gemeente Veghel, en/of Veghel en/of Roermond en/of een of
meerdere plaatsen in Nederland,
een wapen van categorie III, te weten een Glock, type 19., kaliber 9 mm
Parabellum, en/of
munitie van categorie III, te weten 15 patronen, althans een of meerdere
patro(o)n(en), CCI 9mm Luger, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.1
De rechtbank hecht er aan vooraf op te merken dat zij de verklaringen die zich in het dossier bevinden behoedzaam zal wegen. Dit gezien de veelheid aan verklaringen en gezien het gegeven dat de getuigen verklaringen hebben afgelegd over een situatie die zeer chaotisch was.
Inleiding.
Op 11 november 2012 heeft in Zijtaart, gemeente Veghel, het kickboksgala "The battle of Zijtaart"2 plaatsgevonden.3 Verdachte is samen met [persoon 1] en [persoon 2] naar dit kickboksgala gegaan4 en heeft daar een geladen vuurwapen mee naartoe genomen.5
In de zaal waar het kickboksgala werd gehouden was onder meer een VIP-podium en een laag VIP-gedeelte gemaakt. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en meerdere vrienden van [slachtoffer 1] zaten aan tafels in het lage VIP-gedeelte. Verdachte, [persoon 1] en [persoon 2] zaten aan een tafel op het VIP-podium. Via een trap kon men van het VIP-podium naar het lage VIP-gedeelte lopen.6 Vanuit de hal kon men door de klapdeuren lopen om het VIP-podium te betreden.7
Op het kickboksgala is verdachte door [persoon 3] bedreigd.8 [persoon 1] heeft daarna buiten de zaal, in de hal,9 met [persoon 3] gepraat over deze bedreiging. [slachtoffer 1] is daar bij komen staan.10 Verdachte kon vanaf zijn plek op het VIP-podium de hal in kijken.11 Verdachte zag dat [persoon 1] met [persoon 3] aan het praten was en is naar hen toegelopen. [persoon 1] stuurde verdachte echter meteen terug naar de zaal. Verdachte is toen terug gelopen en heeft weer aan de tafel in de VIP-ruimte, op het VIP-podium, plaatsgenomen.12 [slachtoffer 1] is daarna ook vanuit de hal door de klapdeuren de VIP-ruimte binnengegaan.13 [slachtoffer 1] is naar verdachte toegelopen en heeft tegen verdachte gezegd dat hij verdachte en zijn hele familie kapot zou maken.14 Toen [persoon 1] van verdachte vernam dat hij door [slachtoffer 1] was bedreigd, hetgeen door de personen die bij hen aan tafel zaten werd bevestigd15, is [persoon 1] naar [slachtoffer 1] gegaan om verhaal te halen.16
[persoon 1] is toen vanaf het hoge VIP-gedeelte naar [slachtoffer 1] gelopen, die zich in het lage VIP-gedeelte bevond.17 [persoon 2] is achter [persoon 1] aangelopen.18 Er is toen een vechtpartij in het lage VIP-gedeelte ontstaan, waarbij onder meer [persoon 1], [persoon 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrokken waren.19
Verdachte heeft vervolgens zijn wapen op [slachtoffer 1] gericht en heeft hem neergeschoten.20 [slachtoffer 1] is in zijn romp geraakt en is ten gevolge van het schotletsel dat hem is toegebracht overleden.21 Nadat verdachte op [slachtoffer 1] had geschoten, heeft hij zijn vuurwapen op [slachtoffer 2] gericht en heeft hij ook op hem geschoten.22 [slachtoffer 2] is in zijn zij geraakt.23
Daarna heeft verdachte direct het pand waar het kickboksgala werd gehouden verlaten.24 Verdachte heeft vervolgens zijn vuurwapen in een sloot gegooid.25 Hij heeft de politie de plek waar hij het wapen had weggegooid aangewezen.26 Enkele dagen later werd op ongeveer 600 meter van die plek vandaan een vuurwapen in de sloot aangetroffen.27 Dit vuurwapen betrof een vuurwapen van het merk Glock model 19 met het kaliber 9 x 19 mm. In het vuurwapen bevond zich een patroonhouder met daarin 8 patronen. Ook was het wapen doorgeladen. De (in totaal) 9 patronen die zich in het vuurwapen bevonden waren van het merk CCI en het kaliber 9 mm. In de patroonhouder van het vuurwapen pasten in totaal 15 patronen.28
Na het schietincident heeft ook een onderzoek op de plaats delict plaatsgevonden. In het lage VIP-gedeelte werden twee verschoten patroonhulzen en twee niet verschoten patronen aangetroffen. Op het VIP-podium werden ook twee niet verschoten patronen aangetroffen.29 De op de plaats delict aangetroffen hulzen en patronen zijn voorzien van het bodemstempel CCI 9 mm Luger en zijn van het kaliber 9 mm Parabellum30. Zij zijn van hetzelfde merk en type als de patronen uit het in de sloot aangetroffen wapen.31
Voorts blijkt uit vergelijkend onderzoek van het in de sloot aangetroffen wapen met de op de plaats delict aangetroffen hulzen en patronen, dat de bevindingen van dit vergelijkend onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten met het pistool c.q. de patronen zijn doorgeladen met het pistool (hypothese 1/3) dan wanneer de hulzen zijn verschoten met een of twee andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool c.q. de patronen nooit zijn doorgeladen geweest met het pistool (hypothese 2/4).32 De rechtbank is gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat het wapen in de nabijheid van de door verdachte aangewezen plek is aangetroffen, van oordeel dat vaststaat dat het aangetroffen wapen het wapen is waarmee verdachte op het kickboksgala heeft geschoten.
Op 12 november 2012 heeft verdachte verklaard dat hij het vuurwapen waarmee hij heeft geschoten zeven jaar geleden van een vriend heeft gekregen.33
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven te beroven.
Ook feit 3, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. De verdediging heeft dan ook verzocht verdachte van de moord op [slachtoffer 1] en van de poging tot moord op [slachtoffer 2] vrij te spreken. De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde doodslag, de onder 2 ten laste gelegde poging tot doodslag en het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Heeft verdachte [slachtoffer 1] met voorbedachte raad van het leven beroofd en heeft hij geprobeerd [slachtoffer 2] met voorbedachte raad van het leven te beroven?
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden niet kan worden afgeleid dat verdachte een vooropgezet plan had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Aan het feit dat verdachte een geladen vuurwapen naar het kickboksgala heeft meegenomen alwaar hij mogelijk hem niet gunstig gezinde personen zou treffen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet reeds die gevolgtrekking worden verbonden.
Van voorbedachte raad kan echter ook sprake zijn indien er geen vooropgezet plan was, maar er wel een moment van kalm overleg of bedaard nadenken aan het schieten vooraf is gegaan. In het onderhavige geval bevat het dossier twee aanwijzingen die er op zouden kunnen duiden dat hiervan sprake is geweest, te weten de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] en het gegeven dat twee doorgeladen volle patronen op het VIP-podium zijn aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 1], die buiten dienst op het kickboksgala aanwezig was, bevond zich in de zaal, aan de overzijde van het VIP-podium, met daartussen het lage VIP-gedeelte. Hij heeft verklaard dat hij zag dat de schutter direct voor hem opstond, om de vechtende personen heen is gelopen, zich naar de andere kant van het gevecht heeft bewogen, ter hoogte van de muziekinstallatie van de dj stil is gaan staan en vervolgens na enkele seconden heeft geschoten. Ervan uitgaande dat verdachte zich voordien op het (verhoogde) VIP-podium heeft bevonden, zou deze verklaring erop kunnen duiden dat verdachte zich rustig heeft kunnen beraden op de te ondernemen actie, nu hij eerst vanaf het VIP-podium naar de andere kant van de zaal is gelopen (waar [verbalisant 1] zich bevond) om vervolgens weer terug te lopen richting VIP-podium. Verdachte heeft echter ontkend aan de andere kant van de zaal te zijn geweest en om de groep heen te zijn gelopen. De verklaring van [verbalisant 1] wordt op dit punt ook door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund. De rechtbank acht de enkele verklaring van [verbalisant 1] onvoldoende om hieruit de voorbedachte raad af te leiden.
De andere aanwijzing die het dossier bevat voor voorbedachte raad is het gegeven dat twee doorgeladen volle patronen op het VIP-podium zijn aangetroffen. Verdachte, [persoon 1] en [persoon 2] zaten op dit VIP-podium. Het aantreffen van de volle patronen aldaar zou er op kunnen duiden dat verdachte zijn vuurwapen al op het VIP-podium heeft doorgeladen en vervolgens pas naar het lage VIP-gedeelte, alwaar de vechtpartij plaatsvond, is gelopen. Hieruit zou dan weer kunnen worden afgeleid dat verdachte de tijd en de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden.
Verdachte ontkent het wapen op het VIP-podium te hebben doorgeladen en geen van de gehoorde getuigen heeft gezien dat verdachte voorafgaand aan het schieten op het VIP-podium zijn vuurwapen doorlaadde. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat de op het VIP-podium aangetroffen patronen daar terecht zijn gekomen doordat het wapen is doorgeladen op de 'vluchtroute', derhalve na het schieten, of doordat ze op enig moment door een van de aanwezigen (al dan niet bewust) zijn verplaatst. Hoe de patronen daar terechtgekomen zijn, blijft derhalve onduidelijk.
De rechtbank is van oordeel dat enkel het aantreffen van deze twee volle patronen onvoldoende is om te concluderen tot voorbedachte raad.
Nu de verklaring van [verbalisant 1] en het aantreffen van de volle patronen op het VIP-podium inhoudelijk los van elkaar staan en deze bewijsmiddelen elkaar onderling niet kunnen versterken is de rechtbank gezien het voorstaande van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat hij van de moord op [slachtoffer 1] en de poging tot moord op [slachtoffer 2] dient te worden vrijgesproken.
Doodslag en poging tot doodslag.
Verdachte heeft bekend dat hij zijn vuurwapen op [slachtoffer 1] heeft gericht en vervolgens heeft geschoten. Ook heeft hij bekend dat hij daarna zijn vuurwapen op [slachtoffer 2] heeft gericht en op hem heeft geschoten.34 Verdachte stond volgens zijn eigen verklaring slechts enkele meters van [slachtoffer 1]35 en [slachtoffer 2]36 vandaan toen hij op hen schoot. Het gericht schieten op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt ook uit een door de politie afgeluisterd gesprek dat verdachte met zijn moeder en zijn zus heeft gevoerd. Verdachte zegt daarin dat hij zag dat [slachtoffer 2] [persoon 1] met een stoel wilde slaan en zegt daarna: "Dus krijgt hij er ook eentje."37
De verklaring van verdachte dat hij gericht heeft geschoten op [slachtoffer 1] wordt bevestigd door diverse getuigen. Een van die getuigen is de hiervoor reeds genoemde verbalisant [verbalisant 1]. Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte zijn beide handen aan het wapen bracht, deze voor zijn lichaam strekte en een schiethouding aannam. Vervolgens maakte verdachte met zijn armen kleine bewegingen alsof hij iemand uit de vechtende groep met zijn wapen volgde en schoot hij. Uit de verklaring van [verbalisant 1], in samenhang bezien met de door hem getekende plattegrond en de door de politie op schaal 1:75 gemaakte tekening van de plaats delict, volgt dat verdachte zich op het moment dat hij schoot op korte afstand van de groep vechtende personen bevond.38 Ook [getuige 1] heeft gezien dat verdachte op korte afstand van en gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten.39 Evenals getuige [getuige 2] die heeft gezien dat verdachte het wapen met gestrekte arm in de richting van [slachtoffer 1] richtte en schoot.40
De verklaring van verdachte dat hij op korte afstand gericht op [slachtoffer 2] heeft geschoten wordt eveneens bevestigd door getuigen. Een van die getuigen is [getuige 3]. Hij verklaart gezien te hebben dat verdachte het pistool in zijn hand vast had en met gestrekte arm voor zich uit hield. Vervolgens richtte hij het pistool op [slachtoffer 2] en schoot. Uit de verklaring van [getuige 3], in samenhang bezien met de door hem getekende plattegrond en de door de politie op schaal 1:75 gemaakte tekening van de plaats delict, volgt dat verdachte zich op het moment dat hij schoot in de nabijheid van [slachtoffer 2] bevond.41 Daarnaast heeft [slachtoffer 2] zelf verklaard dat verdachte op een afstand van ongeveer 4 meter van hem stond toen hij zag dat verdachte zijn wapen op hem richtte42 en vervolgens op hem schoot.43
Uit de hierboven weergegeven verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte op korte afstand bewust op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten. Deze handelwijze, waarbij op korte afstand in de richting van vitale delen van het lichaam van personen wordt geschoten, brengt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd en geprobeerd heeft [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven.
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde doodslag en de onder 2 ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ook het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie in de ten laste gelegde periode acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 11 november 2012 te Zijtaart, gemeente Veghel, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, met een vuurwapen een kogel op het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
op 11 november 2012 te Zijtaart, gemeente Veghel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 2], terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de periode van 01 november 2005 tot en met 11 november 2012 in Nederland,
een wapen van categorie III, te weten een Glock, type 19., kaliber 9 mm Parabellum, en
munitie van categorie III, te weten 15 patronen, CCI 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit en van verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht zowel het feit als verdachte strafbaar. In dat kader is onder meer aangevoerd dat verdachte geen beroep op noodweer dan wel op noodweerexces toekomt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat sprake is van noodweer dan wel van noodweerexces en dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 dan ook van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen.
Het oordeel van de rechtbank.
Noodweer.
Een verdachte is niet strafbaar indien hij een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van zichzelf of van een ander tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Verdachte heeft aangevoerd dat sprake was van een dergelijke situatie. Hij heeft ter zake het navolgende verklaard.
[persoon 1] ging naar [slachtoffer 1] om met hem te praten over de bedreiging die [slachtoffer 1] naar verdachte had geuit. [persoon 1] werd echter meteen door [slachtoffer 1] geslagen. Vervolgens richtten zich meerdere personen tegen [persoon 1].44 [persoon 1] werd door meerdere personen geslagen en geschopt. 45 Ook werd hij met stoelen geslagen.46 Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek was en dat hij dacht dat [persoon 1] het niet zou overleven.47 Hij wilde het gevecht stoppen en heeft toen op [slachtoffer 1], die de meeste klappen uitdeelde, geschoten.48 Vervolgens zag verdachte dat het gevecht doorging en dat [slachtoffer 2] met een stoel richting het hoofd van [persoon 1] ging. Hij heeft toen zijn wapen op [slachtoffer 2] gericht en heeft op hem geschoten.49 Ook dit heeft hij gedaan omdat hij bang was dat [persoon 1] zou worden doodgeslagen.50 Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek was en dat hij [persoon 1]s leven wilde redden.51
De rechtbank stelt op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden het volgende vast.
[persoon 1]52 en [persoon 2]53 zijn op enig moment naar [slachtoffer 1], die zich op dat moment in het lage VIP-gedeelte bevond,54 toegelopen.55 Vervolgens is er een vechtpartij in het lage VIP-gedeelte ontstaan. Meerdere getuigen, waaronder [slachtoffer 2] en [getuige 4], hebben verklaard dat [persoon 1] het gevecht is begonnen.56 Er zijn echter ook meerdere getuigen, waaronder [getuige 5] en [getuige 2], die hebben verklaard dat [slachtoffer 1] het gevecht begon.57 De rechtbank kan gezien de tegenstrijdige verklaringen niet vaststellen wie een aanvang met deze vechtpartij heeft gemaakt.
De rechtbank kan gelet op de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen wel vaststellen dat er op enig moment een vechtpartij is ontstaan en dat dit een heftige vechtpartij was, waarbij ook met stoelen werd gegooid58 en geslagen.59 De vechtpartij is ontstaan in het lage VIP-gedeelte waar zich die dag meerdere bekenden van [slachtoffer 1] bevonden.60
Uit de hierboven weergegeven verklaring van verdachte en uit onder meer de hierna te noemen getuigenverklaringen leidt de rechtbank voorts af dat [persoon 1] tijdens de vechtpartij het onderspit dreigde te delven. Getuige [getuige 6] heeft hierover onder meer verklaard dat de vechtpartij tussen [slachtoffer 1] en [persoon 1] in korte tijd uitmondde in een massale vechtpartij. Er waren meerdere mensen die meevochten. Ook zag getuige [getuige 6] stoelen door de lucht vliegen. Hij omschrijft de vechtpartij als heftig.61 [getuige 6] heeft gezien dat [slachtoffer 1] op een ander aan het inbeuken was.62 [getuige 7] heeft over de vechtpartij onder meer verklaard dat ze heeft gezien dat [slachtoffer 1] op iemand zat en dat hij diegene meerdere malen met kracht tegen het achterhoofd stompte.63 Uit de stukken kan de rechtbank afleiden dat de persoon die door [slachtoffer 1] met kracht werd geslagen en waarover de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] verklaren, [persoon 1] is geweest. Ook getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] de sterkere was ten opzichte van [persoon 1] en dat [persoon 1] meer klappen kreeg dan hij zelf uitdeelde.64
Voorts stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] [persoon 1] met een stoel aan het slaan was.65 Verdachte heeft hierover verklaard evenals [slachtoffer 2] zelf.
Uit de genoemde getuigenverklaringen volgt echter geenszins dat het er zo heftig aan toeging dat [persoon 1] moest vrezen voor zijn leven, zoals door verdachte is gesteld. Ook het door een arts geconstateerde letsel van [persoon 1]66, die na de vechtpartij zelf kon opstaan en weglopen, past niet bij deze stelling van verdachte.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat weliswaar aannemelijk is dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [persoon 1], maar dat de wijze waarop verdachte heeft ingegrepen, te weten door met een vuurwapen op korte afstand gericht op vitale delen van het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te schieten, niet geboden was door de noodzakelijke verdediging van [persoon 1]. Zo had verdachte zelf of via de beveiliging kunnen trachten [slachtoffer 1] en vervolgens [slachtoffer 2] bij [persoon 1] weg te halen of had verdachte in de lucht kunnen schieten. Verdachte komt dan ook geen beroep op noodweer toe; er is sprake van een volstrekt disproportionele verdediging.
Dat sprake zou zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [persoon 2] en/of verdachte zelf, waartegen verdachte zichzelf en [persoon 2] mocht verdedigen is verder niet aannemelijk geworden.
Noodweerexces.
Bovengenoemd disproportioneel handelen van verdachte ter verdediging van [persoon 1] zou te rechtvaardigen zijn, indien dit handelen het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die bij verdachte door de aanval op [persoon 1] werd veroorzaakt.
De rechtbank is, anders dan verdachte, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een dergelijke hevige gemoedsbeweging. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de navolgende getuigenverklaringen.
[getuige 9] heeft verklaard dat verdachte doelbewust geschoten heeft; hij richt het wapen op [slachtoffer 1], schiet, waarna hij doelbewust naar links gaat, op zoek naar [slachtoffer 2].67 [verbalisant 1] heeft met betrekking tot het schieten op [slachtoffer 1] verklaard dat hij zag dat verdachte zijn handen aan het vuurwapen bracht, zijn armen voor zijn lichaam strekte en een schiethouding aannam. [verbalisant 1] heeft voorts verklaard dat verdachte het wapen leek mee te bewegen met een persoon uit de vechtende groep. Na het aannemen van de schiethouding duurde het een aantal seconden voordat verdachte een schot loste.68
[getuige 9] heeft verklaard dat verdachte heel gericht handelde; hij beschrijft dat hij aan de arm van verdachte kon zien dat hij zoekende was.69 Ook [getuige 9] heeft verklaard dat verdachte met gestrekte arm bewegingen van links naar rechts maakte, alsof hij aan het zoeken was.70 Ook [getuige 3] heeft dit gezien. Hij heeft verklaard dat verdachte het wapen in zijn hand hield en met gestrekte arm linksom draaide in de richting van de ring. Daarna draaide verdachte rechtsom, terug in de richting van de plaats waar het gevecht nog door ging. [getuige 3] omschrijft het handelen van verdachte als zoekend, dreigend. Verdachte heeft vervolgens zijn pistool op [slachtoffer 2] gericht en heeft geschoten.71
Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte met betrekking tot het schieten op [slachtoffer 2] in een gesprek met zijn moeder en zus gezegd heeft dat hij zag dat [slachtoffer 2] [persoon 1] met een stoel wilde slaan en zegt dan: "Dus krijgt hij er ook eentje."72
Uit bovengenoemde getuigenverklaringen en de hierboven genoemde uitlating van verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een zekere rationaliteit en doelgerichtheid aan de zijde van verdachte, die niet past bij een hevige gemoedsbeweging. Verdachte komt dan ook geen beroep op noodweerexces toe.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, levert het bewezen verklaarde de in de uitspraak vermelde strafbare feiten op en is verdachte strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft met betrekking tot de strafmaat geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is op 11 november 2012 naar het kickboksgala in Zijtaart gegaan. Verdachte heeft een geladen vuurwapen, dat hij reeds zeven jaren in zijn bezit had, naar dit kickboksgala meegenomen. Dit, terwijl hij verwachtte dat er personen van de kickboksschool [naam] - met wie hij al gedurende langere tijd een conflict had - op dat kickboksgala aanwezig zouden zijn en hij er rekening mee hield dat het uit de hand zou kunnen lopen. Op enig moment is het ook daadwerkelijk uit de hand gelopen en is er een vechtpartij ontstaan. Verdachte heeft toen zijn vuurwapen gepakt en heeft, in een volle zaal, waarin ook kinderen aanwezig waren, gericht op [slachtoffer 1] en daarna op zijn broer [slachtoffer 2] geschoten. [slachtoffer 1] is ten gevolge van het hem toegebrachte letsel overleden. Verdachte heeft hiermee niet alleen het slachtoffer [slachtoffer 1] getroffen, maar ook de nabestaanden, waaronder zijn echtgenote en drie jonge kinderen, groot verdriet en onrecht aangedaan. Het gebeuren heeft ook zeer grote impact op [slachtoffer 2] gehad, die er niet alleen bij was toen zijn broer werd neergeschoten, maar ook zelf door verdachte in zijn zij is geschoten.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben veel beroering en gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht bij de personen, waaronder kinderen, die getuige van de schietpartij zijn geweest. Daarnaast worden door dergelijke feiten algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie - van oordeel is dat de voorbedachte raad niet bewezen kan worden.
De vordering van de benadeelde partij (naam).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schadevergoeding, bestaande uit de kosten van de uitvaart, de koffietafel, het gedenkmonument en de kosten van de notaris, in totaal een bedrag van € 13.169,80, toewijsbaar. Voorts acht zij, indien de verdediging de schade wegens gederfd levensonderhoud niet betwist, dit bedrag geheel toewijsbaar. Indien de verdediging deze schade wel betwist, dan acht de officier van justitie een bedrag van
€ 42.620,40 als voorschot wegens gederfd levensonderhoud toewijsbaar.
Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft tot ontslag van alle rechtsvervolging geconcludeerd. De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij gezien de door de verdediging gevoerde verweren niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2013, LJN: CA1219.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een materiële schadevergoeding van € 13.169,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 6.069,80 voor de kosten van de uitvaart, een bedrag van € 4.000,- voor de kosten van de koffietafel, een bedrag van
€ 2.950,- voor de kosten van het gedenkmonument en een bedrag van € 150,- voor de kosten van de notaris.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud slechts op beperkte jaarstukken en aannames is gebaseerd. Indien de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen dit deel van de vordering nader te onderbouwen, dan levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.400,- ter zake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken (2 punten à € 700,-).
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een bedrag van € 18.206,28 wegens inkomstenderving toewijsbaar. Voorts acht zij een bedrag van € 11.150,- als immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft tot ontslag van alle rechtsvervolging geconcludeerd. De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij gezien de door de verdediging gevoerde verweren niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2013, LJN: CA1219.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding van € 7.500,- en een materiële schadevergoeding van € 4.551,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schadevergoeding bestaat uit gederfde inkomsten.
De rechtbank heeft de materiële schadevergoeding wegens gederfde inkomsten als volgt begroot. Uit de bij de vordering gevoegde brief van de chirurg volgt dat [slachtoffer 2] in goede toestand uit het ziekenhuis is ontslagen. Uit de bij de vordering gevoegde brief van de huisarts volgt dat [slachtoffer 2] rugklachten had en hiervoor door de huisarts naar een fysiotherapeut is verwezen. Uit de brief volgt voorts dat mogelijk sprake is van psychische problemen, maar dat hieromtrent (nog) geen diagnose is gesteld.
Uit de bij de vordering gevoegde brief van de fysiotherapeut volgt dat [slachtoffer 2] in januari 2013 en in februari 2013, voor het laatst op 4 februari 2013, voor zijn rugklachten bij de fysiotherapeut is geweest. Daarna is [slachtoffer 2] naar Marokko gegaan en heeft hij geen contact meer met de fysiotherapeut opgenomen. De fysiotherapeut heeft geen prognose omtrent het herstel kunnen geven.
De rechtbank kan gelet hierop vaststellen dat [slachtoffer 2] ten gevolge van het schietincident, dat op 12 november 2012 heeft plaatsgevonden, in ieder geval drie maanden voor zijn klachten is behandeld. [slachtoffer 2] heeft gelet op de stukken in ieder geval drie maanden na het schietincident niet kunnen werken. Uit de vordering volgt dat [slachtoffer 2] € 1.517,19 per maand aan inkomsten heeft gederfd. De rechtbank stelt de schade wegens gederfde inkomsten dan ook vast op driemaal € 1.517,19, dus in totaal op een bedrag van
€ 4.551,57.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding wegens gederfde inkomsten voor zover dit het bedrag van € 4.551,57 te boven gaat onvoldoende is onderbouwd. Indien de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen dit deel van de vordering nader te onderbouwen, dan levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden in dat deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank heeft de immateriële schade op een bedrag van € 7.500,- begroot. De rechtbank acht de toewijzing van dit bedrag als immateriële schadevergoeding redelijk en billijk. De rechtbank wijst dit bedrag toe in verband met het feit dat [slachtoffer 2] zelf is beschoten. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat het bedrag van € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding te boven gaat en/of voor zover de gevorderde schadevergoeding op shockschade in verband met het overlijden van zijn broer [slachtoffer 1] ziet. Op basis van de bij de vordering gevoegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer 2] psychisch letsel heeft opgelopen, hetgeen voor toewijzing van een vordering wegens shockschade een van de vereisten is. Indien de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen dit deel van de vordering nader te onderbouwen, dan levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan deze delen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.200,- ter zake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken (2 punten à € 600,-). De rechtbank wijst het hoger gevorderde bedrag aan rechtsbijstandskosten af.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [persoon 4].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een voorschot van € 5.000,- wegens shockschade toewijsbaar. Voorts is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft tot ontslag van alle rechtsvervolging geconcludeerd. De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij gezien de door de verdediging gevoerde verweren niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2013, LJN: CA1219.
Beoordeling.
De rechtbank moet, om tot toekenning van een schadevergoeding wegens shockschade over te kunnen gaan, onder meer kunnen vaststellen dat sprake is van psychisch letsel. [persoon 4] heeft zich pas voor het eerst rond 23 mei 2013 bij een psycholoog gemeld. De psycholoog kan over het te verwachten beloop en de prognose nog geen uitspraken doen.
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval wel aanwijzingen zijn die er op duiden dat sprake is van een psychisch toestandsbeeld, maar dat deze aanwijzingen te summier zijn. Indien de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen dit nader te onderbouwen, dan levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [persoon 5].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een voorschot van € 5.000,- wegens shockschade toewijsbaar. Voorts acht zij de gevorderde materiële schadevergoeding van in totaal
€ 1.500,20, bestaande uit de begrafeniskosten en de kosten voor het opvragen van medische informatie toewijsbaar.
Verder is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft tot ontslag van alle rechtsvervolging geconcludeerd. De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij gezien de door de verdediging gevoerde verweren niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2013, LJN: CA1219.
Beoordeling.
De rechtbank moet, om tot toekenning van een schadevergoeding wegens shockschade over te kunnen gaan, onder meer kunnen vaststellen dat sprake is van psychisch letsel. [persoon 5] heeft zich pas voor het eerst op 23 april 2013 bij een psycholoog gemeld. De psycholoog kan over het te verwachten beloop en de prognose nog geen uitspraken doen.
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval wel aanwijzingen zijn die er op duiden dat sprake is van een psychisch toestandsbeeld, maar dat deze aanwijzingen te summier zijn. Indien de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen dit nader te onderbouwen, dan levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden in het deel van vordering voor zover dit de posten smartengeld, shockschade en de kosten voor het opvragen van de medische informatie betreft, niet ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst de vordering voor zover dit de gevorderde begrafeniskosten betreft af. Deze kosten zien op het laten overkomen van familieleden vanuit Marokko naar Nederland om de begrafenis van [slachtoffer 1] bij te kunnen wonen. Deze kosten dienen juridisch gezien door de betreffende familieleden zelf te worden gedragen. Dat [persoon 5] deze kosten voor zijn rekening heeft genomen doet hier niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en zal de vordering ten aanzien van deze post afwijzen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht het in beslag genomen wapen te onttrekken aan het verkeer. Verder is verzocht de teruggave van het in beslag genomen paspoort aan de rechthebbende, te weten aan de gemeente Oosterhout, te gelasten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen wapen vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is waarmee de feiten zijn begaan en dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave van het in het dictum nader te noemen in beslag genomen paspoort aan de Nederlandse staat gelasten, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287.
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
doodslag
T.a.v. feit 2:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 13.169,80 subsidiair 100 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer (naam) van een bedrag van EUR 13.169,80 (zegge: dertienduizendhonderdnegenenzestig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding (posten: uitvaart, koffietafel, gedenkmonument en kosten notaris).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij (naam), van een bedrag van EUR 13.169,80 (zegge: dertienduizendhonderdnegenenzestig euro en tachtig eurocent), te weten een materiële schadevergoeding (posten: uitvaart, koffietafel, gedenkmonument en kosten notaris.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op EUR 1.400,- (2 punten à EUR 700,-, overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken).
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 12.051,57 subsidiair 95 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 12.051,57 (zegge: twaalfduizendeenenvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 95 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 7.500,- immateriële schadevergoeding en EUR 4.551,57 materiële schadevergoeding (post: verlies arbeidsvermogen).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 12.051,57 (zegge: twaalfduizendeenenvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), te weten EUR 7.500,- immateriële schadevergoeding en EUR 4.551,57 materiële schadevergoeding (post: verlies arbeidsvermogen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op EUR 1.200,- (2 punten à EUR 600,-, overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken).
Wijst het hoger gevorderde bedrag aan rechtsbijstandskosten af.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [persoon 4], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. feit 1:
T.a.v. de vordering van de benadeelde partij [persoon 5]
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het gedeelte betrekking hebbend op de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van het smartengeld, de shockschade en de kosten voor het opvragen van de medische informatie niet ontvankelijk is.
Wijst de vordering voor zover het de begrafeniskosten betreft af.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: 1 STK Wapen, kleur: zwart, Glock 19, goednr: 504228, inclusief 1 houder en 9 patronen merk cci kal 9 x 19 mm.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: 1 STK Paspoort Nederland van (naam), aan de Nederlandse staat.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 14 juni 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant-Noord, genummerd 60-104481, aantal doorgenummerde pagina's 1 t/m 947.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 621.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
4 Verklaring van verdachte, p. 743; verklaring van [persoon 1], p. 484-485 en verklaring van [persoon 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
5 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
6 Verklaring van [slachtoffer 2], p. 518 en p. 520-521 en verklaring van [persoon 4], p. 557.
7 Verklaring van verdachte, p. 755 en plattegrond, p. 761.
8 Verklaring van verdachte, p. 744-745.
9 Verklaring van verdachte, p. 755 en plattegrond, p. 761 en verklaring van [persoon 1], p. 499.
10 Verklaring van verdachte, p. 745-746 en verklaring van [persoon 1], p. 485-486.
11 Verklaring van verdachte, p. 755 en plattegrond, p. 761.
12 Verklaring van verdachte, p. 746 en verklaring van [persoon 1], p. 499.
13 Verklaring van [persoon 1], p. 486.
14 Verklaring van verdachte, p. 746.
15 Verklaring van [persoon 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
16 Verklaring van verdachte, p. 746 en verklaring van [persoon 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
17 Verklaring van [persoon 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013, verklaring van [persoon 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
18 Verklaring van [persoon 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013 en verklaring van [slachtoffer 2], p. 520-521.
19 Verklaring van verdachte, p. 746-748.
20 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
21 Rapport van het NFI d.d. 30 januari 2013, p. 237-241 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
22 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
23 Medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2], p. 772.
24 Verklaring van verdachte, p. 749.
25 Verklaring van verdachte, p. 709.
26 Proces-verbaal van bevindingen, p. 183-184.
27 Proces-verbaal van bevindingen, p. 189-190 van het proces-verbaal technisch onderzoek en proces-verbaal van bevindingen, p. 186.
28 Proces-verbaal van bevindingen, p. 196-198 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
29 Proces-verbaal van bevindingen, p. 34 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
30 Proces-verbaal van bevindingen, p. 264 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
31 Coördinatieproces-verbaal technisch onderzoek behorend bij het proces-verbaal technisch onderzoek.
32 Rapport van het NFI, p. 266 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
33 Verklaring van verdachte, p. 704.
34 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
35 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
36 Verklaring van verdachte, p. 756.
37 Proces-verbaal met betrekking tot het uitluisteren van een OVC-gesprek, p. 885.
38 Proces-verbaal van bevindingen, p. 638 en 643 en de tekening behorende bij het proces-verbaal LVBT, p. 30 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
39 Verklaring van [getuige 1], p. 539.
40 Verklaring van [getuige 2], p. 391.
41 Verklaring van [getuige 3], p. 582 en 585 en de tekening behorende bij het proces-verbaal LVBT, p. 30 van het proces-verbaal technisch onderzoek.
42 Verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 april 2013.
43 Verklaring van [slachtoffer 2], p. 522.
44 Verklaring van verdachte, p. 746.
45 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
46 Verklaring van verdachte, p. 746.
47 Verklaring van verdachte, p. 746-747 en verklaring van verdachte, p. 756.
48 Verklaring van verdachte, p. 747.
49 Verklaring van verdachte, p. 756.
50 Verklaring van verdachte, p. 746-747 en verklaring van verdachte, 756.
51 Verklaring van verdachte, p. 747 en p. 749.
52 Verklaring van [persoon 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
53 Verklaring van [persoon 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013.
54 Verklaring van [persoon 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013, verklaring van [persoon 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 24 april 2013 en verklaring van [slachtoffer 2], p. 520-521.
55 Verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 april 2013.
56 Verklaring van [slachtoffer 2], p. 520 en 521 en verklaring van [getuige 4], p. 804.
57 Verklaring van [getuige 5], p. 382 en verklaring van [getuige 2], p. 391.
58 Verklaring van [getuige 8] afgelegd bij de rechter-commissaris op 12 april 2013 en verklaring van [getuige 10] p. 360.
59 Verklaring van [getuige 11], p. 160, verklaring van [getuige 11] afgelegd bij de rechter-commissaris op 15 april 2013, verklaring van [getuige 3], p. 581, proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], p. 638, verklaring van [getuige 4], p. 805 en verklaring van [getuige 12] afgelegd bij de rechter-commissaris op 12 april 2013 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
60 Verklaring van [slachtoffer 2], 518 en verklaring van [getuige 13], p. 551.
61 Verklaring van [getuige 6] afgelegd bij de rechter-commissaris op 15 april 2013.
62 Verklaring van [getuige 6], p. 285.
63 Verklaring van [getuige 7], p. 268.
64 Verklaring van [getuige 8], p. 303.
65 Verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 april 2013 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2013.
66 Medische verklaring met betrekking tot [persoon 1], opgemaakt op 20 januari 2013.
67 Verklaring van [getuige 9], p. 589.
68 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], p. 638.
69 Verklaring van [getuige 9] bij de rechter-commissaris afgelegd op 19 april 2013.
70 Verklaring van [getuige 9] afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 april 2013.
71 Verklaring van [getuige 3], p. 582.
72 Proces-verbaal met betrekking tot het uitluisteren van een OVC-gesprek, p. 885.