ECLI:NL:RBOBR:2013:CA2522

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/825437-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stelselmatige geweldpleging met vrijspraak voor deelneming aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsmisdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling, afpersing, hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige geweldpleging tegen een slachtoffer, waarbij hij samen met anderen verschillende gewelddadige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer gemotiveerd en deze als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De verdachte is vrijgesproken van de deelneming aan een criminele organisatie en van poging tot doodslag, omdat de bewezen verklaarde geweldshandelingen niet de aanmerkelijke kans in zich droegen dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7,5 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De strafmotivering houdt rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven en de ernst van de gepleegde feiten. Daarnaast is er een schadevergoeding van 8.000 euro toegewezen aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft ook de hoofdelijkheid van de schadevergoeding vastgesteld, aangezien de verdachte samen met een ander heeft gehandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825437-12
Datum uitspraak: 10 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem - De Berg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2012, 30 november 2012, 18 januari 2013, 8 februari 2013, 19 april 2013, 24 en 27 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 oktober 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 en 27 mei 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 28 augustus
2012 tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, te Mill
en/of Luycksgestel, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slac[slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer]
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat een nietje in zijn
hoofd/schedel heeft/hebben geschoten; en/of
- (een) (span)band(en) en/of (een) kabel(s) om zijn hals heeft/hebben
aangebracht en (vervolgens) aangetrokken/aangespannen (waardoor die [slachtoffer]
in ademnood is gekomen);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 287 jo 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans en/of (tevens) alleen,
te Eindhoven en/of Veldhoven en/of Veghel en/of Bergeijk en/of Valkenswaard
en/of Mill en/of Luycksgestel en/of (elders) (althans) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermaals, althans eenmaal, met zijn/hun vuist(en)/handen tegen het hoofd
en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt/geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, (met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of
lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de
hals en/of een been en/of een arm, en/of elders in/althans het lichaam, van
die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een stok, althans een hard voorwerp, tegen
het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een deegroller, althans een hard voorwerp,
tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een wielsleutel, althans een hard voorwerp,
tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een balk, althans een hard voorwerp, tegen
het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een plank (voorzien van spijkers), althans
een hard voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen;
en/of
- een doek op het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gelegd en vervolgens
die doek met water/een vloeistof heeft/hebben overgoten (tengevolge waarvan
die [slachtoffer] in ademnood kwam); en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat een nietje in het hoofd/de
schedel van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten; en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat de voorhuid van de penis van
die [slachtoffer] aan een plank heeft/hebben vast geniet en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] heeft/hebben opgedragen daarmee te gaan staan en/of lopen; en/of
-(een) (span)band(en) en of (een) kabel(s) om de hals van die [slachtoffer]
heeft/hebben aangebracht en vervolgens heeft/hebben aangetrokken/aangespannen
(waardoor die [slachtoffer] in ademnood is gekomen); en/of
- pepperspray/traangas, althans een bijtende/brandende stof, in de ogen,
althans het gezicht, van die [slachtoffer] heeft/hebben gespoten; en/of
- een gloeiend(e)/verhitte beitel/schroevendraaier/metalen voorwerp tegen het
lichaam
Van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 302 jo 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans en/of (tevens) alleen,
te Eindhoven, en/of Veldhoven en/of Veghel en/of Bergeijk en/of Valkenswaard
en/of Mill en/of Luycksgestel en/of (elders) (althans) in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk [slachtoffer]
heeft/hebben mishandeld, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens)
- meermaals, althans eenmaal, met zijn/hun vuist(en)/handen tegen het hoofd
en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt/geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, (met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of
lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de
hals en/of een been en/of een arm, en/of elders in/althans het lichaam, van
die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een stok, althans een hard voorwerp, tegen
het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een deegroller, althans een hard voorwerp,
tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een wielsleutel, althans een hard voorwerp,
tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een balk, althans een hard voorwerp, tegen
het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, althans eenmaal, met een plank (voorzien van spijkers), althans
een hard voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen;
en/of
- een doek op het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gelegd en vervolgens
die doek met water/een vloeistof heeft/hebben overgoten (tengevolge waarvan
die [slachtoffer] in ademnood kwam); en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat een nietje in het hoofd/de
schedel van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten; en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat de voorhuid van de penis van
die [slachtoffer] aan een plank heeft/hebben vast geniet en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] heeft/hebben opgedragen daarmee te gaan staan en/of lopen; en/of
-(een) (span)band(en) en of (een) kabel(s) om de hals van die [slachtoffer]
heeft/hebben aangebracht en vervolgens heeft/hebben aangetrokken/aangespannen
(waardoor die [slachtoffer] in ademnood is gekomen); en/of
- pepperspray/traangas, althans een bijtende/brandende stof, in de ogen,
althans het gezicht, van die [slachtoffer] heeft/hebben gespoten; en/of
- een gloeiend(e)/verhitte beitel/schroevendraaier/metalen voorwerp tegen het
lichaam
Van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 300 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012 te
Eindhoven en/of Veldhoven en/of Bergeijk en/of Luijcksgestel en/of
Valkenswaard en/of Veghel en/of Mill, en/of elders (althans) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot het (meermaals) aangaan van een schuld,
te weten (telkens) het afsluiten van (een) huurovereenkomst(en) voor panden
ten behoeve van hennepteelt en/of de
daaruit voortvloeiende huurpenningen en/of de daaruit voortvloeiende
aansprakelijkheid, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit
het stelselmatig/meermaals (ernstig) mishandelen en/of met de dood bedreigen
van die [slachtoffer] en/of personen behorende tot zijn familie;
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012 te
Eindhoven en/of Veldhoven en/of Bergeijk en/of Luijcksgestel en/of
Valkenswaard en/of Veghel en/of Mill en/of elders (althans) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer
geldbedragen (van meer dan 10.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer] en/of personen
behorende tot zijn familie stelselmatig/meermaals (ernstig) heeft/hebben
mishandeld en/of (met de dood) bedreigd , terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 augustus 2012
te Riethoven en/of Veldhoven en/of Veghel en/of Luyksgestel en/of
Valkenswaard en/of Waalre althans (en/of) (elders) in het arrondissement
s-Hertogenbosch/Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in diverse panden), (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en), hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
(artikel 3 Opiumwet jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012
tot en met 29 augustus 2012 te Veghel en/of Luyksgestel, en/of (althans)
(elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote)
hoeveelhe(i)d(en) elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 28 augustus
2012 te Riethoven en/of Eindhoven en/of Veghel en/of Veldhoven en/of
Luyksgestel en/of Mill en/of Valkenswaard en/of Waalre en/of een of meer
(andere) plaatsen (althans) in het arrondissement 's-Hertogenbosch /
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een
samenwerkingsverband van een of meer perso(o)n(en) te weten [medeverdachte 1]
en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [slachtoffer] en/of een
of meer ander(e) perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen
van misdrijven, te weten:
-het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
verspreiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren
en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid, van die wet, terwijl dit betrekking had op een of meer (grote)
hoeveelhe(i)d(en) hennep; en/of
-de diefstal in vereniging van electriciteit (artikel 310/311 Wetboek van
Strafrecht); en/of
-afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of poging
afpersing in vereniging; en/of
-poging doodslag (in vereniging) en/of poging zware mishandeling (in
vereniging) en/of mishandeling (in vereniging) (artikel 287 jo 47, artikel 302
jo 45 en 47, artikel 300 jo 47 Wetboek van Strafrecht);
(artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank vervangt 'gestoken' in regel 13 (derde gedachtenstreepje) onder feit 1 laatste en/of-variant in de bewezenverklaring door 'gesneden' en is van oordeel dat hierdoor geen sprake is van een denaturering van de tenlastelegging. Voor zover overigens in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 20/000634-10 is aangebracht bij vordering van 23 mei 2013. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 1 september 2011. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde en feit 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Onder feit 2 het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde wordt aan verdachte en zijn mededader verweten dat zij [slachtoffer] met (bedreiging met) geweld hebben gedwongen tot het afsluiten van huurovereenkomsten. Gebleken is echter dat de huurpenningen door verdachte en zijn mededader aan [slachtoffer] werden betaald. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat sprake is van het (dwingen tot het) aangaan van een schuld, zodat verdachte reeds om die reden van dit onderdeel van feit 2 wordt vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring ter zake van het deelnemen aan een criminele organisatie, artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste is gelegd onder feit 5, dient er sprake te zijn van deelname aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en de deelnemer (tenminste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt, waarbij, om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer, deze persoon tenminste hetzij een aandeel heeft in, hetzij ondersteunt, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie.
Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad,hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. Ook interne vormen van sanctioneren van overtreden van die regels of een gezamenlijk optreden naar buiten kunnen wijzen op het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier het bestaan van een criminele organisatie onvoldoende is gebleken, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde onder 5.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag en/of medeplegen van poging tot zware mishandeling en/of medeplegen aan mishandeling, medeplegen aan afpersing en/of medeplegen aan poging tot afpersing, medeplegen aan telen van hennep, medeplegen aan diefstal van elektriciteit en deelname aan een criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, op gronden in haar schriftelijke pleitnota verwoord, vrijspraak bepleit met uitzondering van feit 1 meer subsidiair, de mishandeling van [slachtoffer] door middel van het aanbrengen om de nek van de kabel.
Het oordeel van de rechtbank.
Door [slachtoffer] is een aantal aangiften en aanvullende verklaringen afgelegd. In bijlage 1 bij dit vonnis heeft de rechtbank deze verklaringen verkort weergegeven voor zover zij de inhoud ervan relevant vindt voor het bewijs. Ook de andere hierna te noemen bewijsmiddelen zijn nader uitgewerkt in bijlage 1.
Deze verklaringen van [slachtoffer] zijn consistent. De inhoud van de verklaringen staat niet op zichzelf. [naam 1], een forensisch geneeskundige, heeft tijdens onderzoek van het letsel van [slachtoffer] aangegeven dat -ten aanzien van het door hem beschreven gedeelte- hij de verklaring die [slachtoffer] geeft voor het ontstaan vindt passen bij de door hem omschreven letsels en dat hij nagenoeg uitsluit dat [slachtoffer] zichzelf het beschreven letsel heeft toegebracht. Medeverdachte [medeverdachte 2] is aanwezig geweest bij een aantal geweldshandelingen tegen [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en [verdachte] en heeft die handelingen gedetailleerd beschreven. Het beeldmateriaal dat is aangetroffen in de computer van [medeverdachte 1] bevestigt niet alleen dat tegen [slachtoffer] meer dan eens geweld is gepleegd, maar ook dat dit geweld werd afgewisseld met en vergezeld ging van vernederend en kleinerend gedrag van [verdachte] en [medeverdachte 1] richting [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft dergelijk gedrag uitgebreid beschreven in zijn verklaringen, en had ook melding gemaakt van het gegeven dat de mishandelingen en vernederingen waren gefilmd. [slachtoffer] kon echter niet weten dat het filmmateriaal nog aangetroffen zou worden op een computer in de woning van [medeverdachte 1]. Van een specifieke geweldpleging (het vastnieten van de voorhuid van de penis aan een stuk plank/balk) zijn biologische (DNA-)sporen en mechanische sporen aangetroffen die de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte 2] op dit punt bevestigen.
De ondersteunende bewijsmiddelen laten niet alleen zien dát er geweld is gepleegd door [medeverdachte 1] en [verdachte], maar bevestigen ook de aard en intensiteit ervan. Om die reden acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en dus betrouwbaar. Ook voor zover de verklaring van [slachtoffer] omtrent enkele specifieke geweldshandelingen niet wordt bevestigd door de genoemde ondersteunende bewijsmiddelen, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan het waarheidsgehalte van dat deel van zijn verklaring. De omstandigheid dat [slachtoffer] aan de hand van aantekeningen zijn verhaal heeft gedaan doet daar niet aan af. Het ging immers om een groot complex aan gewelddadige handelingen dat zich heeft uitgestrekt over langere tijd. Dat in de veelheid aan verklaringen van [slachtoffer] kleine onderlinge verschillen optreden, tast om dezelfde reden niet de geloofwaardigheid van de verklaringen aan.
De ernst en omvang en daarmee de totale impact van het toegepaste geweld wisselde. Van de hierna te noemen geweldshandelingen is de rechtbank voor wat feit 1 betreft van oordeel dat deze impact niet zodanig is dat daardoor de aanmerkelijke kans bestond dat deze handelingen de dood van het slachtoffer zouden veroorzaken. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Wel acht de rechtbank de geweldshandeling genoemd onder het tweede gedachtestreepje (aantrekken spanband rond nek) zodanig zwaar dat zij de kans aanmerkelijk acht dat deze geweldshandeling zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken bij [slachtoffer] (zoals inwendige schade aan zijn hoofd, hersenen, spieren/bloedvaten en/of inwendige organen) en dat verdachte zich daarvan, alleen al gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het bewezen verklaarde handelen, bewust moet zijn geweest. Dit geldt ook voor de hierna te noemen geweldshandelingen.
De rechtbank beperkt de kwalificatie van de geweldshandelingen als poging tot zware mishandeling tot:
- het met geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer] trappen/schoppen,
- het met een mes in een been van die [slachtoffer] steken,
- het met een deegroller tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] slaan,
- het met een wielsleutel tegen het hoofd slaan,
en
- het om de hals/nek aanbrengen van een spanband en die vervolgens met zijn tweeën hebben aantrekken/aanspannen, als gevolg waarvan [slachtoffer] in ademnood is gekomen.
De andere bewezen verklaarde geweldshandelingen zal de rechtbank kwalificeren als mishandelingen, bij gebrek aan bewijs voor de aanmerkelijke kans dat die geweldhandelingen zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] zouden veroorzaken .
De rechtbank acht feit 2 voor wat betreft het tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde bewezen. Zij baseert zich bij dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen. Allereerst zijn er de verklaringen van [slachtoffer] en het in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen briefje, dat de rechtbank duidt als een bericht van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1]. Verder acht de rechtbank het van belang dat het geweld van [verdachte] en [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] een structureel karakter droeg. [slachtoffer] werd daarnaast gericht bedreigd en mishandeld in verband met geld dat hij, volgens [medeverdachte 1] en [verdachte], aan hen behoorde af te geven zoals de "boete"van 10.000 euro. Dat [slachtoffer] (nagenoeg) geheel financieel en anderszins afhankelijk was gemaakt van [medeverdachte 1] en [verdachte] leidt de rechtbank verder af uit de in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen administratie en bankbescheiden (w.o. twee bankpassen) van [slachtoffer].
Op grond van de bewijsmiddelen in bijlage 1 die betrekking hebben op de feiten 3 en 4 acht de rechtbank deze ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen voor zover het betreft de hennepkwekerijen in Luyksgestel en Veghel, zoals hierna onder "de bewezenverklaring" nader is aangegeven. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de feiten 3 en 4 betrekking hebbend op de overige ten laste gelegde hennepkwekerijen, nu daarvoor slechts de verklaring van [slachtoffer] als bewijs kan dienen en er voorts onvoldoende ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig is voor het bestaan van deze hennepkwekerijen en de diefstal van energie daarbij en/of de strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nu hij actief heeft deelgenomen aan het onderhouden van de hennepkwekerijen in Luyksgestel en in Veghel, op de hoogte moet zijn geweest van de diefstal van de elektriciteit aldaar. Ondanks dat volgens het Hof Leeuwarden - zoals de raadsvrouwe heeft aangevoerd- niet als feit van algemene bekendheid kan worden aangemerkt dat bij het kweken van hennep de elektriciteit altijd illegaal wordt afgenomen, blijkt volgens de rechtbank uit de praktijk van de huidige zaken terzake illegale, (min of meer) bedrijfsmatige, hennepteelt dat in nagenoeg alle gevallen er sprake is de diefstal van elektriciteit op een wijze die (nagenoeg) overeenkomt met de werkwijze in deze zaak.
Verdachte heeft in deze zaak geen enkele aandacht besteed aan de wijze waarop de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd betrokken en/of geen een financiële regeling getroffen voor de (in het kader van de illegale hennepteelt) benodigde grote hoeveelheid elektriciteit. In een woonhuis met een reguliere elektriciteitsaansluiting, en bij het ontbreken van een alternatieve bron (zoals een op brandstof werkend elektriciteitsaggregaat) kan deze hoeveelheid elektriciteit onder dergelijke omstandigheden uitsluitend beschikbaar komen door deze elektriciteit weg te nemen, bijna altijd door middel van een illegale aftakking van de elektriciteitstoevoer en/of de manipulatie van de elektriciteitsmeter. Onder deze omstandigheden weet een verdachte dan dat de elektriciteit door diefstal wordt verkregen.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte een van de daders is van de pogingen tot zware mishandeling, de overige mishandelingen, overtredingen van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor en in bijlage 1 genoemde en omschreven feiten en omstandigheden leveren, op zichzelf bezien, maar zeker in samenhang met de andere bewijsmiddelen, zodanig sterke aanwijzingen op in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van hem. Verdachte heeft deze verklaring niet willen geven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
in de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012 tezamen en in vereniging met een ander of alleen, te Eindhoven en/of Veldhoven en/of Veghel en/of Bergeijk en/of Valkenswaard en/of Mill en/of Luyksgestel en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermaals, met geschoeide voet tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt; en/of
- meermaals, met een mes, in een been van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken; en/of
- meermaals, met een deegroller, tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- met een wielsleutel, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen; en/of
- een spanband om de hals van die [slachtoffer] heeft aangebracht en vervolgens hebben aangetrokken/aangespannen waardoor die [slachtoffer] in ademnood is gekomen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
in de periode van 01 april 2010 tot en met 28 augustus 2012 tezamen en in vereniging met een ander of alleen, te Eindhoven, en/of Veldhoven en/of Veghel en/of Bergeijk en/of Valkenswaard en/of Mill en/of Luyksgestel en/of elders in Nederland telkens opzettelijk [slachtoffer] heeft/hebben mishandeld, hebbende verdachte en/of zijn mededader
- meermaals, met zijn/hun vuisten/handen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt/geslagen; en/of
- met een mes in de hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gesneden; en/of
- met een balk tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- meermaals, met een plank tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen; en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat een nietje in het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten; en/of
- met behulp van een (elektrisch) nietapparaat de voorhuid van de penis van die [slachtoffer] aan een plank heeft/hebben vast geniet en vervolgens die [slachtoffer] heeft/hebben opgedragen daarmee te gaan staan en/of lopen; en/of
- pepperspray/traangas in de ogen van die [slachtoffer] heeft/hebben gespoten
2
in de periode van 01 januari 2011 tot en met 28 augustus 2012 in Nederland,
meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van twee geldbedragen van 10.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer], die [slachtoffer] meermaals (ernstig) heeft/hebben mishandeld en met de dood bedreigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 januari 2010 en 18 maart 2011 tot en met 29 augustus 2012 te Veghel en Luyksgestel meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
4.
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 29 augustus 2012 te Veghel en Luyksgestel, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan [benadeelde partij 1]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 9 jaar met aftrek ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Primair heeft de verdediging vrijspraak bepleit, met uitzondering van feit 1 meer subsidiair, de mishandeling van [slachtoffer] door middel van het aanbrengen om de nek van de kabel. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen, heeft de verdediging nader bepleit dat, gelet op de rol van verdachte, de daadwerkelijk op te leggen straf de voorlopige hechtenis niet te boven behoort te gaan. Verzocht is de voorlopige hechtenis op te heffen. Ten overvloede merkt de verdediging op dat er, gelet op de inhoud van het rapporten van psychiater Braam en het advies van het PBC, geen aanleiding bestaat om de maatregel van TBS op te leggen aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard, ernst en daadwerkelijke wijze van uitvoering van de bewezen verklaarde misdrijven en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer soortgelijke feiten worden opgelegd. Het gaat in deze zaak om ernstige vormen van geweld, geweld dat bovendien een structureel karakter droeg. Bovendien ging dit geweld gepaard aan andere, soms (zeer) ernstige, vormen van kwellen en vernederen van het slachtoffer. Het slachtoffer werd door deze geweldshandelingen en dreigementen in een volstrekt afhankelijke en kwetsbare positie ten opzichte van verdachte en zijn mededader gebracht en gehouden. Uit de verklaringen van het slachtoffer, die van [medeverdachte 2] en de aangetroffen beelden blijkt dat verdachten aan tenminste een deel van de gepleegde geweldshandelingen plezier/genoegen hebben beleefd. Ook bij het vastnieten van de voorhuid van de penis van [slachtoffer] door verdachte en zijn mededader en wat daarop volgde gaat het om gedrag waarmee verdachten een volstrekte minachting hebben getoond voor de persoonlijke en fysieke integriteit van het slachtoffer. Alleen al voor de hiervoor genoemde feiten is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachten hebben echter ook nog, in samenhang met deze geweldplegingen, getracht het slachtoffer te dwingen aan ieder van hen een geldbedrag van 10.000 euro te betalen. Verdachte heeft zich verder langdurig schuldig gemaakt aan bedrijfsmatige hennepteelt en de daarmee inmiddels onlosmakelijk samenhangende diefstal van elektriciteit. Ook deze misdrijven wegen stevig mee bij het bepalen van de totale duur van de op te leggen gevangenisstraf. Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling -ten nadele van verdachte- rekening met omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld en dat het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten mede uitging van verdachte.
De rechtbank zal een minder lange gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en ook overigens van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank ziet geen reden voor opheffing van de voorlopige hechtenis, gelet op de inhoud van de bewezenverklaring en de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf.
Tot slot overweegt de rechtbank dat, op verzoek van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken is verzocht ten aanzien van de geestvermogens van verdachte door de psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum een onderzoek te doen instellen en daaromtrent te rapporteren. Bij brief van 23 mei 2013 zijn door het Pieter Baan Centrum de belangrijkste conclusies aan de rechtbank bericht. Het blijkt dat, omdat verdachte geweigerd heeft om aan het onderzoek mee te werken, er nauwelijks een gedragskundig onderzoek van verdachte heeft kunnen plaatsvinden. Op grond hiervan kan door de deskundigen geen onderbouwde uitspraak worden gedaan over de aanwezigheid van een stoornis bij verdachte of advies worden gegevens omtrent eventuele verminderde toerekeningsvatbaarheid. Een aantal ernstige psychiatrische aandoeningen kan op basis van het beperkte onderzoek wel min of meer worden uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven en het thans bewezen verklaarde in de richting van een patroon van sterke antisociale aspecten in het gedrag van verdachte. Het patroon en de inhoud van de gedragingen, die deels niet anders zijn te kwalificeren dan als buitensporig, baren de rechtbank zorgen. Op dit moment ziet de rechtbank nog geen aanleiding om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, hoewel er minst genomen naar haar oordeel wel enige aanwijzingen zijn voor een persoonlijkheidsstoornis bij verdachte . Bij hernieuwde recidive, met name bij (ernstige) geweldsmisdrijven zal een dergelijke maatregel wellicht alsnog moeten worden overwogen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering reëel en gelast de rechtbank deze dan ook volledig toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair bepleit de verdediging afwijzing van de vordering. Indien de rechtbank de vordering wenst toe te wijzen in geval van een (gedeeltelijke) bewezenverklaring, dan dient de rechtbank de vordering te matigen, omdat er bij de benadeelde partij al sprake was van fysieke en psychische problemen, al voordat de gedragingen zijn gestart die cliënt nu worden verweten.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding door de rechtbank begroot op EUR 8.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voor de beoordeling van de rest van de vordering beschikt de rechtbank op dit moment over te weinig informatie. De verdere behandeling en beoordeling daarvan, die zou moeten bestaan uit een nadere informatieverschaffing met toelichting door partijen en een verdere bespreking van die standpunten en stellingen ter zitting, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal om deze reden de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd.
Verdachte en zijn mededader hebben samen een onrechtmatige daad gepleegd. Daarom zijn zij ten opzichte van de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht tegenover de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000634-10.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 302, 310, 311, 312, 317
Opiumwet art. 3, 11.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 eerste cumulatief/alternatief en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem hiervoor vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplegen van poging zware mishandeling, meermalen gepleegd
en
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
T.a.v. feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste
lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar en zes maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 8.000,-- subsidiair 75 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 8.000,--
(zegge: achtduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 75 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een door de rechtbank begroot
bedrag van EUR 8.000,-- aan immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag van de algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR
8.000,-- (zegge: achtduizend euro), te weten een door de rechtbank begroot
vedrag van EUR 8.000,-- aan immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde bevrijd voor
zover hij of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde
verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij
arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 1 september 2011, gewezen
onder parketnummer 20-000634-10, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van een maand met aftrek overeenkomstig artikel
27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 10 juni 2013.