ECLI:NL:RBOBR:2013:CA1025

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
884848
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden met betrekking tot leaseauto's en Car Allowance-regeling

In deze zaak vorderden twee werknemers, aangeduid als [werknemers], dat de kantonrechter zou verklaren dat het recht op een leaseauto en de bijbehorende Car Allowance-regeling onderdeel uitmaken van hun arbeidsovereenkomst met N.V. Organon. De werknemers stelden dat Organon hen had medegedeeld dat zij per 1 april 2013 niet langer in aanmerking zouden komen voor deze voorzieningen, wat volgens hen een eenzijdige wijziging van hun arbeidsvoorwaarden betekende. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het beleid omtrent leaseauto's niet gerechtvaardigd was, ook niet door de instemming van de ondernemingsraad (OR) met het nieuwe leasebeleid. De kantonrechter benadrukte dat de voorzieningen als arbeidsvoorwaarden moeten worden beschouwd en dat de belangen van de werknemers zwaarder wogen dan de belangen van Organon bij de wijziging. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemers toe en verplichtte Organon om de leaseauto en de Car Allowance-regeling voort te zetten, op straffe van een dwangsom. Tevens werd Organon veroordeeld in de proceskosten van de werknemers. Deze uitspraak benadrukt het belang van het behoud van verworven rechten van werknemers en de noodzaak voor werkgevers om zwaarwegende redenen aan te voeren voor een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

Kantonrechter te 's-Hertogenbosch*

Zaaknummer : 884848/141
Rolnummer : 2477/13
Uitspraak : 26 april 2013
in het Kort Geding van:

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats1],
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats1]
eisers,
gemachtigde: mw. mr. A.E.E. Vollebregt,
Postbus 400, 4100 AK Culemborg,
t e g e n :
de naamloze vennootschap
N.V. Organon,
gevestigd te Oss,
gedaagde,
gemachtigde: mw. mr. L.D. Brouwer,
Postbus 75510, 1070 AM Amsterdam.

1.De procedure.

Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, hebben eisers, verder te noemen “[werknemers]”, gedaagde, verder te noemen “Organon”, doen dagvaarden. De mondelinge behandeling, waarvoor Organon op voorhand een aantal producties heeft toegezonden, heeft plaatsgevonden op 16 april 2013. Organon is bij die gelegenheid verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [werknemers]. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten doen toelichten bij monde van hun gemachtigden, voornoemd. Deze hebben daartoe pleitaantekeningen gehanteerd die aan het eind van de zitting aan de kantonrechter zijn overgelegd. Daarop is vonnis bepaald op heden.

2.Het geschil.

1.1
[werknemers] vorderen – zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat het aan eisers toekennen van een leaseauto aangemerkt dient te worden als een arbeidsvoorwaarde die onderdeel uitmaakt van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, met veroordeling van Organon primair om aan [eiser1] de toegekende auto ter beschikking te stellen en aan [eiser2] de toegekende voorziening uit hoofde van de Car Allowance-regeling toe te kennen, in beide gevallen op verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag dat Organon zulks nalaat, subsidiair tot maandelijkse vergoeding van bedragen als vermeld in het petitum en meer subsidiair tot betaling van een eenmalige compensatie als vermeld in het petitum van de dagvaarding, met veroordeling van Organon in de kosten van het geding.
1.2
[werknemers] leggen daaraan ten grondslag dat zij op grond van een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst in dienst zijn getreden van Organon. Aan Van der Linden is door Organon een leaseauto ter beschikking gesteld. Aan [eiser2] is op grond van de geldende Car Allowance regeling een vergoeding toegekend voor zijn privéauto, bestaande uit een vaste vergoeding ter compensatie van vaste lasten en een vergoeding per gereden (privé/zakelijke) kilometer. Organon heeft aangekondigd dat zij met ingang van 1 maart 2013, later 1 april 2013, [werknemers] niet langer in aanmerking wil laten komen voor deze voorzieningen.
1.3
Door aan [werknemers] deze voorzieningen te ontzeggen wijzigt Organon eenzijdig de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden. Genoemde voorzieningen moeten als een arbeidsvoorwaarde worden beschouwd. De arbeidsovereenkomst bevat weliswaar een eenzijdig wijzigingsbeding ten gunste van Organon, maar een eenzijdige wijziging is slechts mogelijk wanneer daartoe zwaarwichtige gronden bestaan. Die doen zich in dit geval niet voor: de door Organon aangevoerde grond ter rechtvaardiging van de wijziging is niet voldoende van gewicht om die wijziging, waardoor [werknemers] zowel materieel als immaterieel worden getroffen, te rechtvaardigen. In dit verband mag geen, althans geen doorslaggevend belang worden gehecht aan een advies dat de OR over de wijziging van het leaseautobeleid heeft gegeven.
De marktvergelijking die Organon heeft uitgevoerd om te bezien of [werknemers] aanspraak kunnen maken op een leaseauto of andere voorziening is volgens [werknemers] niet deugdelijk geweest. De voorgestelde financiële compensatie bij intrekking van de voorzieningen is niet van voldoende omvang.
2.1
Organon heeft hiertegen tot verweer aangevoerd dat de aard van het geding zich verzet tegen het geven van een verklaring voor recht als gevorderd.
Zij voert aan dat [werknemers] in dienst zijn van N.V. Organon, een 100% dochter van MSD B.V.. Deze beide vennootschappen maken onderdeel uit van het Amerikaanse concern Merck & Co. Inc. Binnen MSD Nederland hebben de afgelopen jaren verschillende reorganisaties plaatsgevonden. Met het oog op een volledige integratie van de Nederlandse vennootschappen beoogt MSD te komen tot één uniform beloningsbeleid dat beantwoordt aan het wereldwijde beloningsbeleid van het Amerikaanse moederbedrijf. In dat kader vindt ook een harmonisatie plaats van het beleid ten aanzien van de verstrekking van leaseauto’s. Het nieuwe beleid is neergelegd in een uniforme leaseregeling die met ingang van 1 november 2012 van kracht is geworden.
2.2
De nieuwe leaseregeling is zorgvuldig opgesteld. De OR heeft er positief over geadviseerd.
In artikel 7.1 van de regeling is geformuleerd in welke situaties het recht op een leaseauto komt te vervallen. Dat doet zich onder meer voor wanneer uit een marktvergelijking blijkt dat in Nederland minder dan 60% van de functie-uitvoerders in de markt een leaseauto ter beschikking heeft. Bij toepassing van die nieuwe regeling komt Van der Linden niet meer in aanmerking voor een leaseauto en [eiser2] niet meer voor een vergoeding op grond van de Car Allowance regeling.
2.3
De arbeidsovereenkomsten met [werknemers] bevatten een beding op grond waarvan het Organon is toegestaan eenzijdig de arbeidsvoorwaarden te wijzigen. Bovendien waren de terbeschikkingstelling van een auto en vergoeding jaarlijks aan toetsing onderhevig, zodat [werknemers] ook rekening dienden te houden met de omstandigheid dat deze faciliteiten ingetrokken konden worden. Het belang voor Organon bij wijziging is gelegen in de noodzaak tot kostenbeperking, harmonisatie van het beloningsbeleid, landelijk en internationaal, en het belang om in lijn te blijven met de actualiteit. Deze aan de wijziging van de regeling ten grondslag liggende redenen zijn zwaar genoeg van gewicht om de wijziging te rechtvaardigen, mede gelet op de compensatie die [werknemers] daarbij wordt geboden en waardoor er geen sprake is van een situatie waarin het gehele beloningspakket structureel zoveel slechter wordt dat in redelijkheid van [werknemers] niet verlangd kan worden de wijziging te accepteren. Organon heeft tot slot verweer gevoerd tegen de omvang van de door [werknemers] gevorderde compensatie.
3.Voor de toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de stukken van het geding.

3.De beoordeling.

4.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen vast dat [werknemers] op basis van een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst respectievelijk vanaf september 1998 en juni 1991 in dienst zijn van Organon. Op de arbeidsovereenkomst is de bedrijfsCAO MSD van toepassing. Deze bevat in artikel 4.10 de navolgende bepaling:
“art. 4.10 Eenzijdig wijzigingsbeding
4.10.1
De werkgever is bevoegd eenzijdig arbeidsvoorwaarden te wijzigen indien en voor zover aanpassing voortvloeit uit bepalingen in de individuele c.q. arbeidsovereenkomst.
4.10.2
De werkgever zal echter slechts gebruik maken van een eenzijdig wijzigingsbeding van de arbeidsvoorwaarde zoals bedoeld in het vorig lid, indien hij bij de betreffende wijziging van de arbeidsvoorwaarde een zodanig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.”
4.2
Van der Linden behoort tot een groep van ongeveer 80 werknemers aan wie door Organon een leaseauto ter beschikking is gesteld. [eiser2] had in beginsel ook aanspraak op een leaseauto, maar heeft de voorkeur gegeven aan een voorziening op grond van de Car Allowance regeling (een compensatie in geld bij het afzien van een leaseauto, ter dekking van de kosten van een privé-auto).
4.3
De door Organon en haar rechtsvoorgangsters gehanteerde regelingen met betrekking tot de toekenning van een leaseauto (producties 9A, 9B en 9C bij pleidooi zijdens Organon) bevatten alle drie een (nagenoeg) gelijkluidende bepaling met betrekking tot de toekenning van het gebruiksrecht van een leaseauto. Zoals geformuleerd in de laatste regeling, luidt deze als volgt:
C. Toewijzing gebruiksrecht
In het belang van de onderneming kan na goedkeuring van bevoegd management en via coördinatie van een aangewezen wagenparkbeheerder, aan een werknemer een bedrijfsauto ter beschikking worden gesteld.
Een belang van de onderneming kan aanwezig zijn bij de categorie van de zogenaamde veelrijders. Veelrijders zijn werknemers die voorzienbaar jaarlijks 20.000 of meer zakelijke kilometers (geen woon-werkverkeer) moeten rijden.
Jaarlijks zal worden beoordeeld of de werknemer in aanmerking blijft komen voor een bedrijfsauto. Indien de toekenning komt te vervallen, dient de bedrijfsauto terstond te worden ingeleverd.
(…)
Veelrijders die in aanmerking komen voor een bedrijfsauto, maar hiervan geen gebruik wensen te maken kunnen, tot een bepaalde maximumvergoeding, aanspraak blijven maken op de dienstreisregeling. De maximaal te verstrekken vergoeding komt overeen met de kosten die de werkgever zou hebben gemaakt indien de werknemer de zakelijke kilometers wel in een bedrijfsauto zou rijden.”
De individuele arbeidsovereenkomsten van [werknemers] bevatten geen enkele verwijzing naar een ter beschikking te stellen bedrijfsauto.
5.De kantonrechter overweegt nu als volgt.
Een procedure als de onderhavige strekt tot het geven van een voorlopige voorziening in spoedeisende gevallen. Omtrent die spoedeisendheid is namens [werknemers] aangevoerd dat Organon eenzijdig heeft aangekondigd dat [eiser1] met ingang van 1 april 2013 zijn leaseauto moet inleveren en dat zij eenzijdig zal overgaan tot beëindiging van de maandelijkse vergoeding aan [eiser2]. De kantonrechter neemt aan dat zij met de onderhavige procedure beogen een ordemaatregel te verkrijgen op grond waarvan Organon zal zijn geboden om hen, in afwachting van het resultaat van een te voeren bodemprocedure, in het bezit te laten van de leaseauto, c.q. de maandelijkse vergoeding te blijven uitkeren. Het belang van [werknemers] bij behoud van de hun betreffende voorzieningen is voldoende spoedeisend van karakter. Dat laatste is overigens door Organon ook niet betwist.
6.Het voorgaande brengt met zich mee dat deze procedure zich niet leent voor een vaststelling van rechtsverhoudingen tussen partijen. Terecht merkt Organon dan ook op dat een verklaring voor recht, als gevorderd, in een procedure als de onderhavige niet toewijsbaar is, omdat een dergelijke verklaring geen voorlopig karakter heeft. Eén en ander neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de overige gevorderde voorzieningen zal moeten worden beoordeeld of en, zo ja, in hoeverre, in een bodemprocedure een verklaring voor recht, zoals hier geformuleerd, toewijsbaar zal zijn. Mocht immers nu reeds moeten worden geoordeeld dat de kans op toewijzing van een dergelijk verklaring voor recht in een bodemprocedure gering of nihil is, dan bestaan er weinig redenen om nu bij wijze van ordemaatregel te bepalen dat [eiser1] zijn auto en [eiser2] zijn toelage (voorlopig) moeten behouden.
7.Onweersproken is dat de aan [werknemers] vergunde voorzieningen niet samenhangen met de noodzaak om (bovenmatig) veel zakelijke kilometers te rijden. De oude leaseregelingen kenden ook geen duidelijke criteria voor toekenning van “een auto van de zaak”. Toewijzing van een auto geschiedde in het belang van de onderneming, waarbij het maken van 20.000 kilometer of meer een dergelijk belang
konopleveren. Van een limitatieve opsomming van gevallen waarin aanspraak bestaat op een auto volgens de leaseregeling was geen sprake en individuele medewerkers konden daarom – bij gebrek aan geformuleerde criteria - aan de regeling ook geen aanspraak op een bedrijfsauto ontlenen. Het was in elk individueel geval ter beoordeling van het management om te bezien of het bedrijfsbelang met zich bracht dat aan een individuele werknemer een leaseauto werd toegekend. De toekenning was niet gekoppeld aan een aantal zakelijke kilometers (althans hoefde dat niet te zijn) en dus konden onder de oude regelingen ook andere redenen, zoals een belonings- of statusaspect of een belang om bepaalde werknemers aan de onderneming te binden, leidend zijn bij de vraag of een werknemer een leaseauto zou krijgen of niet. In dat geval is de kantonrechter van oordeel dat in een bodemprocedure met een grote mate van waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat de toekenning van een leaseauto aan een werknemer onder de oude leaseregelingen had te gelden als een arbeidsvoorwaarde in de individuele relatie tussen werkgever en die werknemer, waarbij beloningsoverwegingen zo niet in beslissende mate, dan toch wel in zwaarwegende mate bepalend waren voor de vraag of aanspraak kon bestaan op een leaseauto of niet.
8.1
[werknemers] erkennen dat Organon zich het recht heeft voorbehouden om eenzijdig wijzigingen aan te brengen in de bestaande arbeidsvoorwaarden. Gegeven de aannemelijkheid van een oordeel dat het gebruik van een leaseauto tot de arbeidsvoorwaarden is gaan behoren, doet zich vervolgens de vraag voor of Organon die arbeidsvoorwaarde eenzijdig mag beëindigen. De kantonrechter acht het voorshands aannemelijk dat die vraag in een bodemprocedure negatief zal worden beantwoord.
8.2
Op grond van het voorgaande moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat de aanspraak op een leaseauto, dan wel een vervangende vergoeding, een arbeidsvoorwaarde met een beloningskarakter is waar [werknemers] aanspraak op hebben. Immers: de terbeschikkingstelling is niet (strikt) gerelateerd aan een bepaald aantal te rijden kilometers, de auto’s mogen ook privé worden gebruikt en, sterker nog, het gebruik van de auto is inclusief de te verbruiken brandstof, waarvoor aan [eiser1] een tankpas is verstrekt, dus ook voor de privé te rijden kilometers. Dit maakt dat het ter beschikkingstellen van een auto het karakter van kostenvergoeding overstijgt en dus een element wordt van de beloning voor bedongen arbeid. De aanspraak die [werknemers] aldus hebben gekregen hoeven zij niet zo maar prijs te geven, ook niet wanneer daarvoor een (eenmalige) compensatie wordt geboden in de vorm van een vergoeding in geld. Zoals ook het wijzigingsbeding al bepaalt (artikel 4.10, hiervoor aangehaald), dient het belang van Organon bij de wijziging dermate zwaar van gewicht te zijn dat dit redelijkerwijs rechtvaardigt dat de belangen van [werknemers] daar voor wijken.
8.3
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de materiële consequenties van het inleveren van de auto c.q. vergoeding voor [werknemers] tot een aanzienlijk verlies van inkomen zal leiden. Ten behoeve van het petitum in de dagvaarding hebben [werknemers] hun verlies berekend op respectievelijk € 430,26 netto en € 605,73 per maand. Bij betaling van een compensatie van € 25.000,= bruto en gegeven een belastingdruk van 52% zal [eiser1] gecompenseerd worden voor een termijn van ongeveer 30 maanden. Voor [eiser2] kan de kantonrechter dit niet becijferen, omdat niet helder is of de maandelijkse vergoeding bruto of netto is, maar als het al om een bruto vergoeding zou gaan (netto ongeveer € 300,=), dan zou [eiser2] gecompenseerd worden over een periode van ongeveer 40 maanden. In beide gevallen bestaat de aanspraak op dit moment in beginsel voor onbepaalde tijd, als onderdeel van hun arbeidsovereenkomst.
8.4
Het daartegenover gestelde belang van Organon komt de kantonrechter vooralsnog niet dermate zwaar van gewicht voor, dat de belangen van [werknemers] daar redelijkerwijs voor moeten wijken. Kostenbeheersing is een belang, maar de maatregel treft slechts een beperkt aantal werknemers en dat het nu zo slecht gaat met Organon of met het concern waartoe zij behoort dat zij niet langer in staat is de leaselasten van om en nabij 20 à 25 personenauto’s te dragen, is niet gesteld, laat staan aangetoond. Bovendien zal die last met de jaren afnemen, bij het vertrek van medewerkers die onder de nieuwe regeling niet meer in aanmerking zouden komen voor een leaseauto.
Het belang van harmonisatie van arbeidsvoorwaarden hoeft niet in de weg te staan aan het laten voortbestaan van verworven aanspraken, omdat bij de invoering van het nieuwe beleid een speci-fieke overgangsregeling kan worden gemaakt voor bestaande gevallen. In dat geval zal de handha-ving van de status quo voor bestaande gevallen geen precedent scheppen voor nieuw aan te stellen medewerkers.
8.5
Op grond van hetgeen is vermeld in de stukken en besproken ter terechtzitting komt de kantonrechter dan voorlopig tot de conclusie dat, bij afweging van alle in het geding zijnde belangen, voor zover tot op heden gebleken, de belangen van Organon niet dermate zwaar van gewicht zijn gebleken dat zij rechtvaardigen dat [werknemers] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehouden zijn om een eenzijdige wijziging van hun arbeidsvoorwaarden in de vorm van het inleveren van de leaseauto, c.q. de vervangende vergoeding te aanvaarden. Voor zover partijen over deze kwestie de degens willen kruizen in een bodemgeding, acht de kantonrechter dan ook voldoende gronden aanwezig om bij wijze van ordemaatregel de onder II en III primair gevorderde voorzieningen toe te wijzen.
9.Organon heeft er nog op gewezen dat [werknemers] niet onvoorwaardelijk aanspraak konden maken op een leaseauto, omdat in de leaseregeling was opgenomen dat jaarlijks zou worden getoetst of die aanspraak nog bestond en zij bij verval van de toekenning de leaseauto weer ter beschikking van Organon moesten stellen. Niet gesteld of gebleken is echter dat de direc-tie van Organon (of één van haar rechtsvoorgangsters) ooit feitelijk invulling heeft gegeven aan de jaarlijkse toetsing en de resultaten daarvan telkens aan [werknemers] heeft medegedeeld. Gegeven het oordeel dat het ter beschikking stellen van een auto veeleer het karakter heeft gehad van een beloning dan van een kostengerelateerde vergoeding en gegeven de omstandigheid dat voorshands in rechte niet is gebleken dat [eiser1] en/of [eiser2] ooit kennis hebben gekregen van het feit dat er werd getoetst of wat het resultaat van die toetsing was, moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter worden aangenomen dat bij hen het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat aan deze bepaling van de leaseregeling geen invulling werd gegeven. In dat geval kan Organon zich nu niet meer met succes beroepen op het resultaat van een jaarlijkse toets, zoals bedoeld in de leaseregeling.
10.Ook de omstandigheid dat de OR heeft ingestemd met de nieuwe leaseregeling betekent niet dat de vorderingen van [werknemers] afgewezen zouden moeten worden. De OR heeft bij haar advies expliciet te kennen gegeven geen uitspraak te willen doen over de gevolgen van de wijziging van het leaseautobeleid voor medewerkers die een aanspraak op zo’n auto gaan verliezen. Dienaangaande merkt de OR in haar advies op:
“Het is de vraag of deze eenzijdige aanpassing van de arbeidsvoorwaarden door een rechter goedgekeurd zal worden. De OR-en doen hierover geen uitspraak. Instemming met de Car Policy MSD houdt daarom niet in dat de OR-en akkoord gaan met de compen-satieregeling voor medewerkers die bij het in werking treden van de regeling hun lease auto kwijt raken. De OR-en adviseren om de voorgestelde regeling enkel te laten gelden voor nieuwe arbeidsovereenkomsten.”
Ook de OR-en van Organon geven dus de directie in overweging om bestaande aanspraken te blijven honoreren en de nieuwe leaseregeling alleen in te laten gaan voor medewerkers die na het in werking treden van de regeling in dienst komen. Dat de OR heeft ingestemd met de gevolgen die de nieuwe regeling voor bestaande gevallen zou kunnen hebben, kan de kantonrechter dan ook niet voor juist aannemen.
11.Het voorgaande betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat [werknemers] vooralsnog in het genot dienen te blijven van het bezit van een bedrijfsauto, c.q. de vervangende vergoeding. Organon heeft in deze procedure als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd. Als zodanig zal zij worden verwezen in de kosten van het geding.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon om ook na 1 april 2013 aan [eiser1] een leaseauto beschikbaar te stellen, gelijk of gelijkwaardig aan de tot 1 april 2013 beschikbaar gestelde auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag of gedeelte van een dag dat de naamloze vennootschap N.V. Organon daarmee in gebreke blijft;
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon om ook na 1 april 2013 aan [eiser2] de voorzieningen uit hoofde van de Car Allowance-regeling toe te kennen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag of gedeelte van een dag dat de naamloze vennootschap N.V. Organon daarmee in gebreke blijft;
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon in de kosten van het geding, aan de zijde van [werknemers] tot aan deze uitspraak begroot op € 576,89, waarvan € 400,= als tegemoetkoming in het salaris van de gemachtigde (niet met B.T.W. belast);
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te 's-Hertogenbosch door mr. R.J.M. Cremers, kantonrechter, en aldaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: RC/Coll.: