8.5Op grond van hetgeen is vermeld in de stukken en besproken ter terechtzitting komt de kantonrechter dan voorlopig tot de conclusie dat, bij afweging van alle in het geding zijnde belangen, voor zover tot op heden gebleken, de belangen van Organon niet dermate zwaar van gewicht zijn gebleken dat zij rechtvaardigen dat [werknemers] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehouden zijn om een eenzijdige wijziging van hun arbeidsvoorwaarden in de vorm van het inleveren van de leaseauto, c.q. de vervangende vergoeding te aanvaarden. Voor zover partijen over deze kwestie de degens willen kruizen in een bodemgeding, acht de kantonrechter dan ook voldoende gronden aanwezig om bij wijze van ordemaatregel de onder II en III primair gevorderde voorzieningen toe te wijzen.
9.Organon heeft er nog op gewezen dat [werknemers] niet onvoorwaardelijk aanspraak konden maken op een leaseauto, omdat in de leaseregeling was opgenomen dat jaarlijks zou worden getoetst of die aanspraak nog bestond en zij bij verval van de toekenning de leaseauto weer ter beschikking van Organon moesten stellen. Niet gesteld of gebleken is echter dat de direc-tie van Organon (of één van haar rechtsvoorgangsters) ooit feitelijk invulling heeft gegeven aan de jaarlijkse toetsing en de resultaten daarvan telkens aan [werknemers] heeft medegedeeld. Gegeven het oordeel dat het ter beschikking stellen van een auto veeleer het karakter heeft gehad van een beloning dan van een kostengerelateerde vergoeding en gegeven de omstandigheid dat voorshands in rechte niet is gebleken dat [eiser1] en/of [eiser2] ooit kennis hebben gekregen van het feit dat er werd getoetst of wat het resultaat van die toetsing was, moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter worden aangenomen dat bij hen het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat aan deze bepaling van de leaseregeling geen invulling werd gegeven. In dat geval kan Organon zich nu niet meer met succes beroepen op het resultaat van een jaarlijkse toets, zoals bedoeld in de leaseregeling.
10.Ook de omstandigheid dat de OR heeft ingestemd met de nieuwe leaseregeling betekent niet dat de vorderingen van [werknemers] afgewezen zouden moeten worden. De OR heeft bij haar advies expliciet te kennen gegeven geen uitspraak te willen doen over de gevolgen van de wijziging van het leaseautobeleid voor medewerkers die een aanspraak op zo’n auto gaan verliezen. Dienaangaande merkt de OR in haar advies op:
“Het is de vraag of deze eenzijdige aanpassing van de arbeidsvoorwaarden door een rechter goedgekeurd zal worden. De OR-en doen hierover geen uitspraak. Instemming met de Car Policy MSD houdt daarom niet in dat de OR-en akkoord gaan met de compen-satieregeling voor medewerkers die bij het in werking treden van de regeling hun lease auto kwijt raken. De OR-en adviseren om de voorgestelde regeling enkel te laten gelden voor nieuwe arbeidsovereenkomsten.”
Ook de OR-en van Organon geven dus de directie in overweging om bestaande aanspraken te blijven honoreren en de nieuwe leaseregeling alleen in te laten gaan voor medewerkers die na het in werking treden van de regeling in dienst komen. Dat de OR heeft ingestemd met de gevolgen die de nieuwe regeling voor bestaande gevallen zou kunnen hebben, kan de kantonrechter dan ook niet voor juist aannemen.
11.Het voorgaande betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat [werknemers] vooralsnog in het genot dienen te blijven van het bezit van een bedrijfsauto, c.q. de vervangende vergoeding. Organon heeft in deze procedure als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd. Als zodanig zal zij worden verwezen in de kosten van het geding.
4. De beslissing.
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon om ook na 1 april 2013 aan [eiser1] een leaseauto beschikbaar te stellen, gelijk of gelijkwaardig aan de tot 1 april 2013 beschikbaar gestelde auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag of gedeelte van een dag dat de naamloze vennootschap N.V. Organon daarmee in gebreke blijft;
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon om ook na 1 april 2013 aan [eiser2] de voorzieningen uit hoofde van de Car Allowance-regeling toe te kennen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag of gedeelte van een dag dat de naamloze vennootschap N.V. Organon daarmee in gebreke blijft;
Veroordeelt de naamloze vennootschap N.V. Organon in de kosten van het geding, aan de zijde van [werknemers] tot aan deze uitspraak begroot op € 576,89, waarvan € 400,= als tegemoetkoming in het salaris van de gemachtigde (niet met B.T.W. belast);
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te 's-Hertogenbosch door mr. R.J.M. Cremers, kantonrechter, en aldaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.